36 050 Wijziging van de Wet elektriciteit en drinkwater BES (bevorderen uitvoerbaarheid), wijziging van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES en de Wet financiën openbare lichamen BES (uitbreiding van de zorgplicht voor afvalwater en verbreden heffingsgrondslag) en de Warenwet BES (afstemming drinkwaterwetgeving)

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 2 november 2022

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving. De leden van de fractie van GroenLinks hebben in dit voorlopig verslag enkele vragen gesteld die ik hieronder zal beantwoorden.

De leden van de fractie van GroenLinks wijzen erop dat in de Eerste Kamer met enige regelmaat aandacht wordt besteed aan de bestaanszekerheid van de inwoners van de Antillen. Bij bezoeken van leden van de Eerste Kamer aan dit gebied wordt aan deze leden met enige regelmaat het signaal afgegeven dat zoet water zeer prijzig is en daardoor niet altijd voor iedereen toegankelijk.

In het licht van de eerder gevoerde discussie in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties over armoede en kosten voor levensonderhoud, wensen de leden van de fractie van GroenLinks de regering te vragen of, hoe en in welke mate bij de tariefvaststelling voor drinkwater het beheersbaar maken van de kosten voor levensonderhoud een leidend principe is.

De nutsbedrijven (op Bonaire en Sint Eustatius) en het openbaar lichaam Saba stellen zelf hun tarieven vast. Wel is het zo dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) jaarlijks maximumtarieven vastlegt waarmee de kosten van de drinkwaterproductie- en distributie in het betreffende jaar verdisconteerd kunnen worden. Daarbij hanteert het de doelen van consumenten- en investeerdersbescherming en productieve efficiëntie. Een financieel gezond nutsbedrijf is voorwaardelijk voor de productie en levering van voldoende drinkwater van goede kwaliteit.

Deze vastgestelde maximumtarieven zijn in de praktijk niet de tarieven die de gebruiker betaalt. Distributeurs van het drinkwater (STUCO op Sint Eustatius, WEB op Bonaire en het openbaar lichaam op Saba) kunnen namelijk zelf besluiten om lagere tarieven door te berekenen aan de gebruikers. Daarvoor kunnen zij subsidie aanvragen bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Bij deze subsidieverstrekking is het betaalbaarder maken van de (kostendekkende) tarieven inderdaad het leidende principe. Daarnaast subsidieert het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ook nog incidenteel investeringen in de watervoorziening op de eilanden in Caribisch Nederland: dat is belangrijk voor de robuustheid en toegankelijkheid van de drinkwatersystemen en de kosten daarvan zouden zonder subsidies geheel worden doorberekend in hogere tarieven. De subsidiebedragen zijn per juli verhoogd, zoals vastgelegd in de Tijdelijke subsidieregeling drinkwater BES en rioolwaterzuiveringsinstallatie Bonaire 2018 tot en met 2024 (die overigens verlengd zal worden in 2023).

Daarnaast vernemen de leden van de fractie van GroenLinks graag van de regering of het openbaar lichaam Saba voldoende middelen heeft om dit te garanderen en eventueel te subsidiëren. Indien dit niet het geval is, vragen deze leden of de regering bereid is om hiervoor middelen ter beschikking te stellen zodat voor alle bewoners van Saba toegankelijk en betaalbaar zoet water kan worden gegarandeerd.

Het openbaar lichaam Saba heeft onvoldoende middelen om de kosten voor drinkwater beheersbaar te maken. De regering zorgt daarom voor aanvullende middelen. Saba heeft een productie en -distributienet voor via reverse osmosis (RO) gezuiverd water. De aanleg van dit net is in het verleden gesubsidieerd en de transportkosten van het RO water worden jaarlijks (gedeeltelijk) gesubsidieerd, teneinde de prijs daarvan voor inwoners te verlagen. Bovendien zijn in de voorgenoemde subsidieregeling structurele middelen opgenomen waarmee het openbaar lichaam Saba de prijs van gebotteld drinkwater kan verlagen. Daarnaast geldt op alle eilanden in Caribisch Nederland het ijkpunt sociaal minimum en evalueert de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het moment of de hoogte van de vrije uitkering nog in verhouding staat tot de taken van de openbare lichamen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven