Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk d.d. 1 december 2021 en het nader rapport d.d. 27 januari 2022,
aangeboden aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister
van Defensie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 8 november 2021, no.2021002186,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 1 december 2021, nr. W07.21.0329/II/K, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 8 november 2021, no.2021002186, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij
de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig
gemaakt het verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering
van de Franse Republiek inzake samenwerking op defensiegebied en de status van hun
strijdkrachten op de grondgebieden in de Caraïben en Zuid-Amerika van de Franse Republiek
en het Koninkrijk der Nederlanden; ’s-Gravenhage, 25 juni 2021 (Trb. 2021, 105), met toelichtende nota.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft geen opmerkingen
over het verdrag.
De Afdeling adviseert het verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten
van Aruba, die van Curaçao en die van Sint Maarten over te leggen.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert
de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,
Th.C. de Graaf
Het verdrag geeft de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Ik verzoek U, mede namens de Minister van Defensie, mij te machtigen gevolg te geven
aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende
goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
en aan de Staten van Aruba, aan de Staten van Curaçao en aan de Staten van Sint Maarten.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra