36 040 Wijziging van de Faillissementswet in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering en insolventie) (PbEU 2019, L 172) (Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 juli 2022

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I, onderdeel OO, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde subonderdeel wordt in de voorgestelde laatste zin van artikel 371, tiende lid, na «werkzaamheden van» ingevoegd «de».

2. In het vierde subonderdeel wordt in het voorgestelde artikel 371, vijftiende lid, na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende:

Als de schuldenaar een rechtspersoon is, mogen de aandeelhouders het bestuur niet op onredelijke wijze belemmeren instemming te verlenen.

TOELICHTING

Met deze nota van wijziging worden twee wijzigingen doorgevoerd in artikel I, onderdeel OO. De eerste wijziging betreft een redactionele verbetering. Bij de tweede wijziging wordt een zin ingevoegd in het voorgestelde vijftiende lid van artikel 371 van de Faillissementswet. In de memorie van toelichting op dit voorgestelde vijftiende lid is het volgende opgenomen: «In het nieuwe vijftiende lid wordt expliciet bepaald dat aandeelhouders het bestuur niet op onredelijke wijze mogen belemmeren instemming te verlenen».1 Per abuis bevat het voorgestelde vijftiende lid echter niet een expliciete bepaling van deze strekking. Door deze wijziging wordt hier alsnog in voorzien.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 36 040, nr. 3, p. 84; zie voorts p. 25 en p. 60.

Naar boven