36 031 (R2161) Regels omtrent de instelling van het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling)

Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de regeringen van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten het met het oog op het welzijn van de bevolkingen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten wenselijk achten samen te werken bij het doorvoeren van hervormingen van bestuurlijke aard, het realiseren van duurzame en houdbare overheidsfinanciën en het versterken van de weerbaarheid van de economie in deze landen; dat het in verband met het opvangen van de economische krimp als gevolg van de COVID-19 crisis wenselijk is, dat Nederland tijdelijk liquiditeitssteun beschikbaar stelt aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten; dat de regeringen van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten hiertoe zijn overeengekomen dat in een wet op grond van artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden een bestuursorgaan met zelfstandige taken en bevoegdheden wordt ingesteld dat hierbij ondersteuning zal bieden;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

a. aanvraag:

een verzoek van een belanghebbende, een beschikking te nemen;

b. belanghebbende:

degene wiens belang rechtstreeks bij een beschikking is betrokken;

c. beschikking:

een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag daarvan;

d. COHO:

het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling, bedoeld in artikel 2;

e. College Aruba financieel toezicht:

het College Aruba financieel toezicht, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening Aruba financieel toezicht;

f. College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten:

het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten;

g. land:

het land Aruba, Curaçao of Sint Maarten;

h. landen:

de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

i. landspakket:

een landspakket als bedoeld in artikel 5, eerste lid;

j. Onze Minister:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

k. overheidsorgaan:

een bij of krachtens de Staatsregeling van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten of onderlinge regeling in de zin van artikel 38 van het Statuut ingesteld bestuursorgaan of andere instantie die met openbaar gezag is bekleed;

l. overheidsbedrijf:

een onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen, dan wel een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

m. plan van aanpak:

een plan van aanpak als bedoeld in artikel 26;

n. projecten, programma’s en maatregelen:

de projecten, programma’s en maatregelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a en b;

p. Statuut:

Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

o. uitvoeringsagenda:

een uitvoeringsagenda als bedoeld in artikel 6.

HOOFDSTUK 2 HET CARIBISCH ORGAAN VOOR HERVORMING EN ONTWIKKELING

§ 2.1 Instelling en taken

Artikel 2 (Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling)

  • 1. Er is een Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling.

  • 2. Het COHO is gevestigd in Den Haag.

  • 3. Tenzij in deze rijkswet uitdrukkelijk anders is bepaald, zijn de artikelen 8, 9, 11, 13 tot en met 16, 18 tot en met 30 en 41 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op het COHO van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 (doel)

Het COHO heeft tot doel om in deze landen te bevorderen dat hervormingen van bestuurlijke aard worden doorgevoerd, duurzaam houdbare overheidsfinanciën worden gerealiseerd en de weerbaarheid van de economie wordt versterkt, met inbegrip van de rechtsstatelijke inbedding die daarvoor nodig is.

Artikel 4 (taken)

  • 1. Het COHO heeft, in het kader van zijn doel, tot taak:

    • a. het ondersteunen van de ontwikkeling en uitvoering van projecten, programma’s en maatregelen door overheidsorganen en overheidsbedrijven van de landen met betrekking tot de in een landspakket omschreven onderwerpen, zoals nader uitgewerkt in een uitvoeringsagenda en voor zover relevant een plan van aanpak;

    • b. het houden van toezicht op de voortgang van projecten, programma’s en maatregelen door overheidsorganen en overheidsbedrijven van de landen met betrekking tot de in een landspakket omschreven onderwerpen, zoals nader uitgewerkt in een uitvoeringsagenda en voor zover relevant een plan van aanpak.

  • 2. Bij de uitoefening van de taken, bedoeld in het eerste lid, kan het COHO geen bevoegdheden uitoefenen die op grond van het landsrecht van een land aan een overheidsorgaan van dat land toekomen.

Artikel 5 (landspakketten)

  • 1. Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten voeren de afspraken uit die zijn opgenomen in het landspakket dat elk van de landen met Nederland is overeengekomen.

  • 2. Een landspakket is een samenhangend pakket van strategische beleidsdoelen, hervormingen en investeringen gericht op het bereiken van het doel, bedoeld in artikel 3, en heeft in ieder geval betrekking op de volgende onderwerpen:

    • a. financieel beheer;

    • b. kosten en effectiviteit publieke sector;

    • c. belastingen;

    • d. financiële sector;

    • e. economische hervormingen;

    • f. zorg;

    • g. onderwijs; en

    • h. versterken rechtsstaat.

  • 3. Een landspakket wordt als onderlinge regeling tussen Nederland en elk van de landen gesloten op grond van artikel 38, eerste lid, van het Statuut, nadat de Staten van elk van de landen gedurende veertien kalenderdagen in de gelegenheid zijn gesteld om kennis te nemen van het ontwerp ervan en hun wensen of bezwaren ter kennis van Onze Minister onderscheidenlijk van Onze Ministers van Algemene Zaken van de landen te brengen.

  • 4. In een landspakket kan worden bepaald dat de ontwikkeling en uitvoering van projecten, programma’s en maatregelen geschiedt zonder ondersteuning door het COHO.

Artikel 6 (uitvoeringsagenda)

  • 1. Het COHO en de Minister van Algemene Zaken van het land stellen ter verwezenlijking van het landspakket periodiek een uitvoeringsagenda vast. De afspraken over resultaten in een uitvoeringsagenda vormen de basis waarop het COHO de voortgang, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, beoordeelt.

  • 2. Een uitvoeringsagenda bevat in ieder geval de projecten, programma’s en maatregelen die vereist zijn voor het bereiken van de strategische beleidsdoelen, genoemd in een landspakket, onder vermelding van prioritering en resultaten in de vorm van prestatie-indicatoren.

  • 3. Een uitvoeringsagenda houdt rekening met de specifieke omstandigheden van een land.

  • 4. Onze Minister kan, na overleg met de Minister van Algemene Zaken die het aangaat, het COHO een aanwijzing geven met betrekking tot de inbreng van het COHO in een vast te stellen uitvoeringsagenda.

Artikel 7 (overleg met Staten)

Indien de Staten van een land de wens daartoe te kennen geven, verstrekken een of meer leden van het COHO eens per kwartaal in een bijeenkomst met de Staten inlichtingen over de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

Artikel 8 (samenwerking)

  • 1. Het COHO kan, indien wenselijk voor het verwezenlijken van het in artikel 3 geformuleerde doel en in overeenstemming met Onze Minister van het land die het aangaat, met het oog op de uitvoering van zijn taken samenwerken met het Internationaal Monetair Fonds, instellingen en organen van instellingen van de Europese Unie en andere volkenrechtelijke organisaties en met instellingen en organen van instellingen van Nederland en andere landen binnen het Koninkrijk met een ontwikkelings-, financierings-, toezichts- of algemene bestuurstaak. In voorkomend geval stelt het COHO met de desbetreffende instelling of organisatie een samenwerkingsprotocol op.

  • 2. Het COHO stelt gezamenlijk met het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten onderscheidenlijk het College Aruba financieel toezicht in het belang van het efficiënt en effectief uitoefenen van hun taken een samenwerkingsprotocol vast.

§ 2.2 Inrichting, samenstelling en rechtspositie

Artikel 9 (samenstelling en benoeming)

  • 1. Het COHO bestaat uit drie leden, onder wie een voorzitter.

  • 2. Benoeming van de leden vindt plaats op grond van de deskundigheid die nodig is voor de uitoefening van de taken van het COHO en op grond van maatschappelijke kennis en ervaring, met dien verstande dat ten minste twee van de leden, onder wie de voorzitter, aantoonbare affiniteit hebben met de landen.

  • 3. De leden worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit, in overeenstemming met de conclusie van de raad van ministers van het Koninkrijk, benoemd voor een periode van drie jaar en kunnen eenmaal worden herbenoemd voor eenzelfde periode. Onze Minister stelt binnen drie weken na het vrijkomen van een vacature binnen het COHO, in overeenstemming met Onze Ministers van Algemene Zaken van de landen een profielschets vast op basis van de benoemingscriteria, bedoeld in het tweede lid. Als over een profielschets niet binnen deze termijn overeenstemming wordt bereikt, legt Onze Minister de beslissing hierover ter besluitvorming voor aan de raad van ministers van het Koninkrijk.

  • 4. De procedure die voorafgaat aan de voordracht, bedoeld in het derde lid, is als volgt:

    • a. Ten behoeve van de voordracht van twee leden, onder wie de voorzitter, zendt Onze Minister een lijst van benoembare kandidaten aan de benoemingsadviescommissie, bedoeld in artikel 10. Onze Minister volgt in zijn voordracht het advies van de benoemingsadviescommissie.

    • b. Ten behoeve van de voordracht van één lid zendt de benoemingsadviescommissie, bedoeld in artikel 10, een lijst van benoembare kandidaten aan Onze Minister. De voordracht van dit lid wordt uit deze lijst opgemaakt.

  • 5. De werving en voorselectie van leden van het COHO geschieden via een open procedure. Deze werving en voorselectie worden uitgevoerd op basis van de profielschets, bedoeld in het derde lid, door een wervingsbureau dat wordt aangetrokken door Onze Minister, na overleg met Onze Ministers van Algemene Zaken van de landen.

  • 6. Wanneer tussentijds moet worden voorzien in een vacature bij het COHO, wordt dezelfde procedure gevolgd als het geval was bij het lid, wiens ambt is opengevallen.

Artikel 10 (benoemingsadviescommissie)

  • 1. Het COHO informeert Onze Minister zo spoedig mogelijk over een aanstaande vacature.

  • 2. Wanneer moet worden voorzien in een vacature bij het COHO, wordt een benoemingsadviescommissie samengesteld. De benoemingsadviescommissie heeft tot taak Onze Minister te adviseren welke kandidaat wordt voorgedragen voor benoeming.

  • 3. De benoemingsadviescommissie bestaat uit drie leden. De leden worden als volgt aangewezen:

    • a. één lid in overeenstemming met het gevoelen van de raad van ministers van Aruba door Onze Minister van Algemene Zaken van dat land;

    • b. één lid in overeenstemming met het gevoelen van de raad van ministers van Curaçao door Onze Minister van Algemene Zaken van dat land;

    • c. één lid in overeenstemming met het gevoelen van de raad van ministers van Sint Maarten door Onze Minister van Algemene Zaken van dat land.

  • 4. De benoemingsadviescommissie besluit over het advies bij meerderheid van stemmen. Indien de benoemingsadviescommissie binnen vier weken na ontvangst van de lijst, bedoeld in artikel 9, vierde lid, onder a, geen zodanig besluit neemt, besluit Onze Minister over de voordracht zonder een daartoe strekkend advies van de benoemingsadviescommissie.

Artikel 11 (ontslag)

  • 1. Een lid van het COHO wordt op eigen verzoek ontslagen.

  • 2. Een lid van het COHO kan worden geschorst of ontslagen wegens ongeschiktheid voor de vervulde functie, dan wel wegens andere zwaarwegende in zijn persoon gelegen redenen, dan wel wegens het aanvaarden van een ambt, betrekking of functie als bedoeld in artikel13, eerste lid.

  • 3. De raad van ministers van het Koninkrijk beslist over schorsing en ontslag. Schorsing en ontslag geschieden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister, na overleg met Onze Ministers van Algemene Zaken van de landen.

Artikel 12 (besluitvorming)

  • 1. Het COHO beslist bij meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • 2. De leden van het COHO oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

Artikel 13 (incompatibiliteiten)

  • 1. Onverminderd de artikelen 9 en 13, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen kan een lid van het COHO niet tevens zijn:

    • a. Gouverneur;

    • b. minister of staatssecretaris;

    • c. commissaris van de Koning of gedeputeerde;

    • d. lid van de Staten-Generaal of van de Staten van Aruba, Curaçao of Sint Maarten;

    • e. burgemeester of wethouder dan wel gezaghebber of eilandgedeputeerde;

    • f. lid van de Raad van Advies van Aruba, Curaçao of Sint Maarten;

    • g. lid van of staatsraad bij de Raad van State van het Koninkrijk;

    • h. lid van de Algemene Rekenkamer van een land binnen het Koninkrijk;

    • i. ombudsman, substituut-ombudsman of kinderombudsman van een land binnen het Koninkrijk;

    • j. lid van het College Aruba financieel toezicht dan wel van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten;

    • k. de Rijksvertegenwoordiger van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • l. lid van de Raad voor de Rechtshandhaving;

    • m. ambtenaar bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of van Nederland; of

    • n. echtgenoot of bloed- of aanverwant tot de tweede graad van een minister, staatssecretaris, lid van de Staten-Generaal of van de Staten van Aruba, Curaçao of Sint Maarten.

  • 2. Een gewezen minister, staatssecretaris, lid van de Staten-Generaal of van de Staten van Aruba, Curaçao of Sint Maarten kan niet binnen vijf jaar na de beëindiging van zijn ambtsperiode worden benoemd tot lid van het COHO.

Artikel 14 (bestuursreglement)

  • 1. Het COHO stelt een bestuursreglement vast.

  • 2. Het bestuursreglement wordt bekendgemaakt in de Staatscourant, de Landscourant van Aruba, de Landscourant van Curaçao en de Landscourant van Sint Maarten.

Artikel 15 (beleidsregels)

  • 1. Indien Onze Minister het wenselijk acht beleidsregels als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, vast te stellen, dan geschiedt deze vaststelling na overleg met Onze Ministers van Algemene Zaken van de landen.

  • 2. Onverminderd artikel 21, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen worden beleidsregels met betrekking tot de taakuitoefening door het COHO bekendgemaakt in de Landscourant van Aruba, de Landscourant van Curaçao en de Landscourant van Sint Maarten.

§ 2.3 Ambtelijke dienst

Artikel 16 (de ambtelijke dienst)

  • 1. Onze Minister stelt een ambtelijke dienst ter beschikking van het COHO.

  • 2. De ambtelijke dienst staat onder leiding van een algemeen secretaris.

Artikel 17 (incompatibiliteiten)

  • 1. De algemeen secretaris noch een van de medewerkers van de ambtelijke dienst is lid van het COHO.

  • 2. De algemeen secretaris noch een van de medewerkers van de ambtelijke dienst vervult nevenfuncties die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

  • 3. De algemeen secretaris of de medewerker van de ambtelijke dienst meldt het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie anders dan uit hoofde van zijn functie aan het COHO.

§ 2.4 Toelating

Artikel 18 (toelating)

De leden van het COHO en de algemeen secretaris en de medewerkers van de ambtelijke dienst die het COHO ondersteunt, hun echtgenoten of geregistreerde partners en minderjarige kinderen voor zover zij met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren, zijn van rechtswege toegelaten tot de landen. Aan de leden, de algemeen secretaris en de medewerkers van de ambtelijke dienst van het COHO alsmede hun echtgenoten of geregistreerde partners en minderjarige kinderen worden geen nadere voorwaarden gesteld voor de uitoefening van een beroep of het verrichten van arbeid.

§ 2.5 Bekostiging COHO

Artikel 19 (bekostiging COHO)

De bezoldiging van de leden van het COHO, de bezoldiging van de algemeen secretaris en de medewerkers van de ambtelijke dienst, alsmede de bekostiging van de overige personele en materiële uitgaven voor de instandhouding van het COHO komen ten laste van de begroting van Onze Minister.

§ 2.6 Jaarverslag en uitvoeringsrapportage

Artikel 20 (jaarverslag)

  • 1. Bij de toepassing van artikel 18, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt het jaarverslag mede gezonden aan de regeringen en aan de Staten van de landen.

  • 2. Voordat het jaarverslag wordt verzonden, stelt het COHO Onze Ministers van Algemene Zaken van de landen in de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen. Een zienswijze en een reactie daarop van het COHO worden in een bijlage bij het jaarverslag meegezonden.

  • 3. Onze Minister zendt het jaarverslag aan Onze Ministers die het aangaat.

Artikel 21 (uitvoeringsrapportage)

  • 1. Het COHO verstrekt ieder halfjaar, en zo nodig tussentijds, al dan niet op verzoek van Onze Minister, een uitvoeringsrapportage over de uitvoering van de verplichtingen die bij of krachtens deze wet op de landen rusten aan Onze Minister en in afschrift aan de Minister van Algemene Zaken van elk land. In ieder geval bevat een uitvoeringsrapportage een beoordeling van de voortgang van de uitvoering van de uitvoeringsagenda.

  • 2. Voordat een uitvoeringsrapportage wordt verstrekt, stelt het COHO Onze Ministers van Algemene Zaken van de landen in de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen. Een zienswijze en een reactie daarop van het COHO worden in een bijlage bij de uitvoeringsrapportage meegezonden.

HOOFDSTUK 3 MIDDELEN EN STEUN

Artikel 22 (financiële middelen)

  • 1. Als een land zijn verplichtingen krachtens deze rijkswet nakomt, stelt Onze Minister, in overeenstemming met de raad van ministers van het Koninkrijk, periodiek financiële middelen ter beschikking. Deze financiële middelen kunnen onder meer worden verstrekt in de vorm van:

    • a. liquiditeitssteun ter dekking van in de begroting van een land opgenomen noodzakelijke uitgaven op de gewone dienst. Deze bijdrage is een lening;

    • b. financiering van de werkzaamheden van het COHO, ten behoeve van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a. Deze bijdrage komt ten laste van de begroting van Onze Minister of Onze Minister die het aangaat.

  • 2. De beoordeling van Onze Minister of een land zijn verplichtingen als bedoeld in het eerste lid nakomt, geschiedt op basis van de uitvoeringsrapportage, bedoeld in artikel 21, eerste lid.

  • 3. Onze Minister sluit, in overeenstemming met de raad van ministers van het Koninkrijk en het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten onderscheidenlijk het College Aruba financieel toezicht gehoord, periodiek met Onze Minister van Algemene Zaken van elk van de landen een overeenkomst over de aard en de hoogte van de financiële middelen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 23 (aanwijzing deskundigen)

  • 1. Onze Ministers die het aangaat wijzen, in overeenstemming met Onze Minister, op verzoek van het COHO een of meer onder hen ressorterende deskundigen aan die, met inachtneming van de door of namens het COHO gegeven instructies, het COHO bij het verrichten van zijn taken bijstaan.

  • 2. De deskundigen, aangewezen op grond van het eerste lid, vallen voor zover zij het COHO bijstaan bij het verrichten van zijn taken onder de verantwoordelijkheid van het COHO.

HOOFDSTUK 4 BEVOEGDHEDEN

§ 4.1 Algemeen

Artikel 24 (verstrekking van gegevens en inlichtingen en verlening van medewerking)

  • 1. Ieder overheidsorgaan en overheidsbedrijf van de landen verstrekt op verzoek van het COHO de gegevens en inlichtingen die het COHO nodig heeft voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a en b, en verleent iedere medewerking waar het COHO redelijkerwijs in verband hiermee om verzoekt.

  • 2. Het COHO neemt met betrekking tot natuurlijke personen en rechtspersonen de in het land dat het aangaat geldende geheimhoudingsbepalingen in acht.

§ 4.2 Ondersteuning van projecten, programma’s en maatregelen van overheidsorganen en overheidsbedrijven

Artikel 25 (ondersteuning)

Als dit in een uitvoeringsagenda of plan van aanpak is bepaald, kan het COHO voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a:

  • a. direct of indirect financiële middelen verstrekken aan overheidsorganen;

  • b. deskundigheid en uitvoeringscapaciteit ter beschikking stellen;

  • c. overheden en overheidsbedrijven doorlichten; en

  • d. subsidies verlenen aan burgers en privaatrechtelijke rechtspersonen, met inbegrip van overheidsbedrijven.

Artikel 26 (plan van aanpak)

  • 1. De overheidsorganen en overheidsbedrijven die het aangaat kunnen ter uitvoering van de in een uitvoeringsagenda omschreven afspraken een plan van aanpak opstellen voor de ontwikkeling en uitvoering van een project, programma of maatregel.

  • 2. Een plan van aanpak bevat, voor zover relevant, in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de te bereiken doelen, op te leveren producten en bijbehorende actiepunten;

    • b. een begroting en een voorstel tot dekking van de beoogde financiële middelen;

    • c. het tijdpad;

    • d. een overzicht van benodigde deskundigheid en uitvoeringscapaciteit;

    • e. een overzicht van vereiste regelgevende handelingen;

    • f. een afspraak over rapportagelijnen;

    • g. een verdeling van verantwoordelijkheden;

    • h. een risicoparagraaf.

  • 3. Een plan van aanpak behoeft de goedkeuring van het COHO. Deze goedkeuring kan worden onthouden, als een plan van aanpak in strijd is met de in een uitvoeringsagenda omschreven doelstellingen en afspraken of niet voorziet in de vereisten, bedoeld in het tweede lid. De overheidsorganen en overheidsbedrijven die het aangaat zenden een plan van aanpak onmiddellijk nadat deze is vastgesteld aan het COHO.

  • 4. Onthouding van goedkeuring vindt niet plaats dan nadat aan de overheidsorganen en overheidsbedrijven die het aangaat gelegenheid tot overleg is geboden. Indien een overleg heeft plaatsgevonden verwijst de motivering van het besluit naar hetgeen in het overleg aan de orde is gekomen.

  • 5. Zodra het COHO heeft besloten over de goedkeuring als bedoeld in het derde lid, stelt dit de overheidsorganen en overheidsbedrijven die het aangaat, alsmede Onze Minister en Onze Ministers die het aangaat, hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 27 (opschorting steunverlening)

  • 1. Het COHO kan steunverlening voor de ontwikkeling en uitvoering van projecten, programma’s of maatregelen toekend op basis van artikel 25, geheel of gedeeltelijk opschorten als het betrokken overheidsorgaan of overheidsbedrijf, naar het oordeel van het COHO:

    • a. een project, programma of maatregel niet tijdig uitvoert;

    • b. een project, programma of maatregel niet op de in een uitvoeringsagenda overeengekomen of in een plan van aanpak nader uitgewerkte wijze uitvoert; of

    • c. nalaat de gegevens en inlichtingen te verstrekken dan wel de medewerking te verlenen, bedoeld in artikel 24.

  • 2. Voordat het COHO een besluit neemt tot het geheel of gedeeltelijk opschorten van de steunverlening, stelt dit het betrokken overheidsorgaan of overheidsbedrijf in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 3. Het COHO voert het besluit tot het geheel of gedeeltelijk opschorten van de steunverlening niet uit dan nadat een in het besluit genoemde termijn is verstreken, waarbinnen het betrokken overheidsorgaan of overheidsbedrijf alsnog aan zijn verplichting heeft kunnen voldoen.

  • 4. Van een besluit tot het geheel of gedeeltelijk opschorten en van het voornemen tot het nemen van een dergelijk besluit worden het betrokken overheidsorgaan of overheidsbedrijf en Onze Minister schriftelijk in kennis gesteld. Als het betrokken overheidsorgaan of overheidsbedrijf een zienswijze naar voren heeft gebracht, wordt hierop in het besluit ingegaan.

Artikel 28 (rechtsbescherming)

  • 1. Tegen een besluit, bedoeld in artikel 26, derde lid, en artikel 27, eerste lid, staat voor Onze Minister van Algemene Zaken van een land gedurende veertien dagen na verzending van het besluit kroonberoep open. De artikelen 26 en 27 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten onderscheidenlijk de artikelen 24 en 25 van de Landsverordening Aruba financieel toezicht zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Als Ons besluit strekt tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een besluit als bedoeld in het eerste lid, voorziet het COHO opnieuw in de zaak met inachtneming van Ons besluit. Indien gewenst kunnen Wij in de zaak voorzien.

  • 3. Wij besluiten binnen zes weken na ontvangst van het ontwerpbesluit van de Raad van State van het Koninkrijk.

§ 4.3 Subsidies

Artikel 29 (subsidies)

  • 1. Bij regeling van Onze Minister kunnen, in overeenstemming met Onze Ministers van Algemene Zaken van de landen, over de verstrekking van subsidies, bedoeld in artikel 25, onder d, regels worden vastgesteld met betrekking tot in ieder geval:

    • a. de nadere bepaling van de activiteiten;

    • b. het bedrag of de wijze waarop het bedrag wordt bepaald;

    • c. de voorwaarden;

    • d. de verplichtingen;

    • e. de verantwoording;

    • f. de betaling; en

    • g. een subsidieplafond.

  • 2. Voor zover daar niet bij regeling van Onze Minister in wordt voorzien, kan het COHO met betrekking tot de verstrekking van subsidies beleidsregels stellen over onder meer de onderwerpen genoemd in het eerste lid, onder a tot en met g. Als na vaststelling van de beleidsregels toch bij ministeriële regeling hierover regels worden gesteld, worden de beleidsregels daarmee in overeenstemming gebracht dan wel ingetrokken.

  • 3. De regeling van Onze Minister, bedoeld in het eerste lid, en de beleidsregels, bedoeld in het tweede lid, worden bekendgemaakt in de Staatscourant, de Landscourant van Aruba, de Landscourant van Curaçao en de Landscourant van Sint Maarten.

Artikel 30 (beslistermijn)

  • 1. Het COHO beslist binnen acht weken op een aanvraag om een subsidiebeschikking.

  • 2. Als een beschikking niet binnen de in het eerste lid bepaalde termijn kan worden gegeven, deelt het COHO dit mee aan de aanvrager en noemt deze een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3. Het uitblijven van een beschikking binnen de in het eerste lid gestelde termijn of de termijn die op grond van het tweede lid door het COHO is medegedeeld, wordt gelijkgesteld met een afwijzende beschikking.

Artikel 31 (termijnen in verband met zaterdag, zondag en feestdagen)

  • 1. Een in deze wet gestelde termijn die op zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag eindigt wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of feestdag is.

  • 2. Als algemeen erkende feestdagen gelden de feestdagen genoemd in artikel 3 van de Algemene termijnenwet, artikel 3 van de Algemene termijnenverordening van Aruba, artikel 3 van de Algemene termijnenlandsverordening van Curaçao en artikel 3 van de Algemene termijnenlandsverordening van Sint Maarten.

Artikel 32 (rechtsbescherming)

  • 1. Tegen een beschikking tot subsidieverlening en een beschikking tot subsidievaststelling staat voor een belanghebbende gedurende zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven rechtstreeks beroep open bij het Gerecht in eerste aanleg van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2. Tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, bedoeld in het eerste lid, kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 3. Als het Gerecht in eerste aanleg bij het beroep van oordeel is dat het besluit, bedoeld in het eerste lid, in strijd is met de wet dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart hij het beroep gegrond.

  • 4. De hoofdstukken III, IV en V van de Landverordening administratieve rechtspraak van Aruba, de hoofdstukken 2, 3, 5 en 6 van de Landsverordening administratieve rechtspraak van Curaçao onderscheidenlijk de hoofdstukken 2, 3, 5 en 6 van de Landsverordening administratieve rechtspraak van Sint Maarten zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 33 (evaluatiebepaling)

  • 1. Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze rijkswet aan de vertegenwoordigende lichamen van Nederland en de landen een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Met het oog op dit verslag stelt Onze Minister, in overeenstemming met de raad van ministers van het Koninkrijk, uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van deze termijn een evaluatiecommissie in.

  • 2. De evaluatiecommissie bestaat uit vijf onafhankelijke leden die op grond van deskundigheid en volgens de volgende procedure worden benoemd:

    • a. de voorzitter in overeenstemming met Onze Ministers van Algemene Zaken van Aruba, Curaçao en Sint Maarten;

    • b. een lid in overeenstemming met Onze Minister van Algemene Zaken van Aruba;

    • c. een lid in overeenstemming met Onze Minister van Algemene Zaken van Curaçao;

    • d. een lid in overeenstemming met Onze Minister van Algemene Zaken van Sint Maarten;

    • e. een lid, aan te wijzen door Onze Minister.

  • 3. De evaluatiecommissie kan zich ter uitvoering van haar werkzaamheden laten ondersteunen.

  • 4. De evaluatiecommissie brengt uiterlijk vier maanden nadat deze is ingesteld, door tussenkomst van Onze Minister, verslag uit aan de raad van ministers van het Koninkrijk. Het verslag bevat gemotiveerde oordelen en aanbevelingen.

Artikel 34 (inwerkingtreding, verval en beëindiging)

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin zij is bekendgemaakt.

  • 2. Deze wet vervalt zes jaar na het tijdstip van inwerkingtreding. In Nederland kan bij wet en in Aruba, Curaçao en Sint Maarten kan bij landsverordening worden verklaard, dat de in deze wet vervatte onderlinge regeling telkens met twee jaar wordt verlengd. Deze verlenging geschiedt in overeenstemming met het land dat het aangaat onderscheidenlijk met Nederland.

  • 3. In Nederland kan bij wet en in Aruba, Curaçao en Sint Maarten kan bij landsverordening worden verklaard, dat de in deze wet vervatte onderlinge regeling op een eerder dan het in het tweede lid genoemde tijdstip dient te worden beëindigd. Deze beëindiging geschiedt in overeenstemming met het land dat het aangaat onderscheidenlijk met Nederland.

Artikel 35 (overgangsrecht)

Indien het bij koninklijk besluit van [PM] ingediende voorstel van rijkswet, houdende regels voor het financieel toezicht op het land Aruba, tot wet is of wordt verheven en die rijkswet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «Landsverordening Aruba financieel toezicht» vervangen door «Rijkswet Aruba financieel toezicht»;

B

In artikel 28, eerste lid, wordt «de artikelen 24 en 25 Landsverordening Aruba financieel toezicht» vervangen door «de artikelen 26 en 27 Rijkswet Aruba financieel toezicht».

Artikel 36 (citeertitel)

Deze wet wordt aangehaald als: Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven