36 028 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES in verband met het op 2 december 2004 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Uitvoeringswet VN-Verdrag staatsimmuniteit)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 4 april 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES in verband met het op 2 december 2004 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Uitvoeringswet VN-Verdrag staatsimmuniteit). Zij stellen graag nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie merken op, dat er geen grote internationale belangstelling bestaat voor het Verdrag inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen. Ook merken deze leden op dat de afgelopen jaren zeer weinig landen zijn toegetreden tot het verdrag. Hierover hebben zij vragen gesteld bij het voorstel van Rijkswet tot goedkeuring van het VN-verdrag staatsimmuniteit. Voornoemde leden wachten de beantwoording af van deze vragen voordat zij definitief kunnen concluderen dat goedkeuring van het verdrag met daaraan gekoppeld de uitvoeringswetgeving zowel wenselijk als noodzakelijk is.

Kan de regering aangeven wat het voor de rechtspraktijk concreet betekent als het verdrag wordt geïmplementeerd in Nederland? Zijn er situaties denkbaar waarin staten op dit moment nog wel, maar in de toekomst niet meer een geslaagd beroep kunnen doen op staatsimmuniteit? Of juist andersom?

De leden van de VVD-fractie hebben voorts kennisgenomen van enkele verklaringen van andere landen die zijn afgelegd bij ondertekening van het VN-verdrag. Meer specifiek hebben Finland en Italië verklaard dat het VN-verdrag volgens deze landen niet van toepassing is aangaande activiteiten van hun militairen die opereren gedurende een gewapend conflict, zoals gedefinieerd in het internationaal recht of in de uitoefening van andere taken die zijn opgedragen door het bevoegd gezag. Is de regering voornemens bij ratificatie van dit VN-verdrag een soortgelijke verklaring af te leggen? Zo nee, waarom niet?

2. Regeldrukeffecten

De leden van de VVD-fractie constateren dat een aparte paragraaf in de memorie van toelichting is gewijd aan regeldrukeffecten. Hierin beschrijft de regering dat geen sprake is van effecten op de regeldruk. De voorgenoemde leden stellen hier enkele vragen bij. De kosten die met informatieverplichtingen uit het burgerlijk procesrecht gemoeid zijn, worden door de regering vanwege het bijzondere karakter niet als regeldruk aangemerkt. Kan deze stelling worden toegelicht? Klopt het dat procespartijen in de praktijk wel degelijk met (enige) kosten en extra regeldruk te maken kunnen krijgen als gevolg van dit wetsvoorstel? Heeft de regering in het kader van dit wetsvoorstel contact opgenomen met het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) en onderschrijft het ATR de stelling dat het burgerlijk procesrecht als geheel en dit wetsvoorstel buiten de reductiedoelstellingen voor regeldrukkosten vallen? Zo nee, is de regering bereid dit alsnog te doen?

3. Consultatie

De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel vooraf is afgestemd met de Raad voor de rechtspraak en het Hof van Justitie van Caribisch Nederland. Uit het nader rapport bij de Goedkeuringswet van het VN-verdrag Staatsimmuniteit (Kamerstuk 36 027 (R2160) nr. 4) blijkt, dat de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht om advies is gevraagd. Hierbij is hen specifiek gevraagd of het verdrag aanleiding gaf tot andere aanpassingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Kan het advies van de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht met de Kamer worden gedeeld? Dit advies is voor deze leden relevant, omdat ook de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) expliciet een toelichting miste op welke punten het verdrag overeenkomt met, of afwijkt van, de Nederlandse regelgeving en rechtspraktijk. Op welke punten is de regering tegemoet gekomen aan de adviezen van de adviescommissie voor burgerlijk procesrecht en de Afdeling?

II. Artikelsgewijs

Artikel IV

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat in het wetsvoorstel een artikel is opgenomen in verband met het bestaan van twee versies van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. De wijzigingsvoorstellen in artikel I gelden voor de versie waarvoor de wetgeving vereenvoudiging en digitalisering procesrecht niet is ingevoerd en de wijzigingsvoorstellen in artikel II van dit wetsvoorstel zien op de versie waarvoor deze wetgeving wel is ingevoerd. Kan de regering aangeven op welke termijn weer sprake zal zijn van één versie van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering? Welke stappen is de regering voornemens te zetten teneinde de complexiteit van verschillende versies en de daaruit volgende verschillende procedures te reduceren?

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels

Naar boven