Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36021 nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36021 nr. E |
Ontvangen 1 februari 2024
Inleiding
Wij danken de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag van 3 oktober 2023 met betrekking tot het wetsvoorstel tot goedkeuring van het verdrag tussen Nederland en Israël inzake de status van hun strijdkrachten (hierna te noemen: statusverdrag). Met belangstelling is kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, waar de leden van de D66-fractie zich bij aan hebben gesloten, en de SP-fractie. In deze nadere memorie van antwoord beantwoorden wij, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
Volgens de regering vallen mogelijke oorlogsmisdaden en acties van Israëlische soldaten, zoals die in Palestijnse Gebieden, niet onder het toepassingsbereik van de SOFA. Voor meer duidelijkheid over deze kwestie vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie om een antwoord op de volgende situatie: Als er een mogelijk oorlogsmisdrijf of misdrijf tegen de menselijkheid is begaan door een Israëlische militair die wegens samenwerking in Nederland is, en de slachtoffer(s) of hun nabestaanden bevinden zich eveneens in Nederland, welke autoriteit heeft dan rechtsmacht over de militair? Heeft Nederland in dit geval jurisdictie?
Antwoord
Het statusverdrag biedt geen aanknopingspunten voor de uitoefening van rechtsmacht over internationale misdrijven begaan door een Israëlische militair buiten Nederland. Voor dergelijke misdrijven, zet de Wet Internationale Misdrijven het geldend juridisch kader uiteen. Daarin is opgenomen dat Nederland rechtsmacht heeft over internationale misdrijven, waaronder oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid, op basis van het territorialiteitsbeginsel, het nationaliteitsbeginsel en het universaliteitsbeginsel. Ten aanzien van het universaliteitsbeginsel wordt dit in de Wet Internationale Misdrijven beperkt tot gevallen waarin de verdachte zich op Nederlands grondgebied bevindt.
Dit heeft tot gevolg dat, op het moment dat een individu die verdacht wordt van het in het buitenland plegen van een internationaal misdrijf, zich op Nederlands grondgebied bevindt, Nederland in beginsel rechtsmacht heeft. In het geval van militairen is het mogelijk dat functionele immuniteiten op grond van het internationaal gewoonterecht of verplichtingen uit andere verdragen in de weg staan aan de uitoefening van de strafrechtsmacht over deze misdrijven. Het uiteindelijke oordeel hierover is aan de rechter.1
Voortbouwend op deze situatie, is de regering het met deze leden eens dat, in het geval dat een dergelijke situatie zich voordoet, het ministerie proactief informatie zou moeten verstrekken aan het openbaar ministerie indien een militair mogelijk betrokken is bij oorlogsmisdaden of misdrijven tegen de menselijkheid? Is de regering bereid te verklaren dat de betrokken Israëlische militairen altijd onderzocht zullen worden op hun mogelijke betrokkenheid bij militaire acties tegen Palestijnen in de bezette Palestijnse Gebieden?
Antwoord
Indien deze situatie zich voordoet zal het delen van dergelijke informatie door een ministerie met het OM conform de wettelijke kaders gebeuren.
Het kabinet hecht grote waarde aan de strijd tegen straffeloosheid voor internationale misdrijven en zet daar sinds jaar en dag actief op in. De uiteindelijke beslissing om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan is aan het OM. Bij het Landelijk Parket werken gespecialiseerde officieren van justitie met expertise op dit gebied.
De regering wijst erop dat Israël over waardevolle expertise en technologie beschikt op het gebied van defensie. Is de Minister het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens dat deze «waardevolle» kennis en technologie niet waardevrij zijn? Ze zijn immers hoofdzakelijk ontwikkeld en toegepast in de context van een jarenlange bezetting van Palestijns gebied en onderdrukking van Palestijnen, waarbij essentiële normen van respect voor mensenrechten en internationaal recht systematisch, onophoudelijk en op grote schaal zijn geschonden. Hoe evalueert de regering deze situatie? Wordt dit als zorgelijk beschouwd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De situatie wordt door het kabinet als zeer zorgelijk beschouwd. Het toenemend kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever moet stoppen. Daarom spreekt Nederland Israël consequent aan op de verplichtingen van Israël als bezettende macht in de Palestijnse Gebieden, het illegaal uitbreiden van nederzettingen, uithuiszettingen, verwoesting van huizen en te beperkt optreden vanuit de Israëlische regering tegen geweldsgebruik en misdragingen door extremistische kolonisten en Israëlisch overheidspersoneel.
Het kabinet benadrukt dat, vanwege deze context, de defensiesamenwerking tussen Israël en Nederland – met het oog op respect voor het internationaal recht, met inbegrip van de mensenrechten – verbonden is aan strenge voorwaarden. Elke vorm van samenwerking wordt daarom zorgvuldig en afzonderlijk afgewogen en in het licht van de actuele ontwikkelingen bezien.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de regering beweert Israël consequent aan te spreken op zijn verantwoordelijkheden als gevolg van de bezetting van Palestijnse Gebieden. Deze leden concluderen dat Israël, ondanks deze oproepen van Nederland, zijn verantwoordelijkheden niet nakomt en de bezetting intensiveert, zoals door het uitbreiden van nederzettingen. Hoe reageert Nederland op het gebrek aan resultaat van deze aansporingen? Zou dit geen aanleiding moeten zijn om de militaire samenwerking met Israël te herzien?
Antwoord
Nederland wijst Israël consequent op diens internationale verplichtingen die verband houden met de bezetting van de Palestijnse Gebieden. Een statusverdrag betreft een bilaterale overeenkomst waarmee de juridische status van Nederlands respectievelijk Israëlisch defensiepersoneel op het grondgebied van de ontvangende staat wordt geborgd. Statusverdragen gaan niet over de inhoudelijke samenwerking met het land in kwestie en behelzen geen verplichting tot militaire samenwerking. In het kader van personeelszorg en goed werkgeverschap streeft Defensie ernaar met zoveel mogelijk landen statusverdragen af te sluiten, zodat de juridische status van Nederlands defensiepersoneel bij aanwezigheid in het buitenland goed geregeld is.
Toekomstige militaire samenwerkingsactiviteiten worden, zoals te doen gebruikelijk, per activiteit zorgvuldig en afzonderlijk bezien.
Er wordt een lijst gegeven van samenwerkingsactiviteiten met Israël. Is deze lijst compleet? Zo niet, dan ontvangen deze leden graag een volledige lijst. Zij willen voor elk samenwerkingsproject afzonderlijk weten hoe wordt gegarandeerd dat dit de bezetting van Palestijns gebied niet ondersteunt. Hoe wordt voorkomen dat Nederland, direct of indirect, de Israëlische bezetting en de bijbehorende mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden steunt? Kan er ook een volledig overzicht verstrekt worden van de onderwerpen van kennisuitwisseling en de gevolgde trainingen? Waar waren deze op gericht?
Antwoord
De op 29 mei jl. aangeleverde lijst is compleet. Deze lijst bevat ook de onderwerpen van kennisuitwisseling en de gevolgde trainingen. De aanschaf van defensiematerieel en de Nederlandse deelname aan missies in het gebied zijn niet in deze lijst meegenomen. Hierover bent u geïnformeerd via de daarvoor geëigende procedures. Elk samenwerkingsproject is zorgvuldig en afzonderlijk afgewogen.
Er wordt door de regering gesteld dat de defensiesamenwerking tussen Israël en Nederland aan strenge voorwaarden is verbonden. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie ontvangen graag een overzicht van deze voorwaarden. Zijn gezamenlijke Nederlands-Israëlische trainingen in gevechtstechnieken expliciet uitgesloten? Zo ja, waar en hoe is dit vastgelegd?
Antwoord
De volgende voorwaarden zijn van toepassing op militaire samenwerking met Israël: eventuele samenwerking vindt altijd plaats binnen de internationaal erkende grenzen van voor 4 juni 1967. Dat wil zeggen dat op geen enkele manier samen wordt gewerkt in de door Israël bezette gebieden. Daarnaast zijn gezamenlijke Nederlands-Israëlische trainingen in gevechtshandelingen expliciet uitgesloten. Dit is vastgelegd in verschillende Kamerstukken aangaande de defensiesamenwerking met Israël.2 Toekomstige militaire samenwerkingsactiviteiten worden, zoals te doen gebruikelijk, per activiteit zorgvuldig en afzonderlijk bezien.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het onaanvaardbaar dat de jaarlijkse samenwerkingsplannen voor 2022 en 2023 vertrouwelijk zijn en verzoeken de regering dringend deze plannen alsnog met het parlement te delen. Er worden helaas geen redenen aangevoerd voor deze vertrouwelijkheid. Kan de regering alsnog verklaren waarom deze geheimhouding gerechtvaardigd is?
Antwoord
Er zijn jaarlijkse samenwerkingsplannen opgesteld voor 2022 en 2023. Deze plannen zijn gerubriceerd vanwege het detailniveau van de operationele aspecten van de samenwerking en worden met het oog daarop, in het belang van de staat niet openbaar gemaakt. De jaarplannen worden door de bevoegde autoriteiten binnen de grenzen van hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden gemaakt. De inhoud van de jaarplannen ziet toe op de uitvoering en is vooral van technische aard. Er wordt hierin niet afgeweken van nationale wet- en regelgeving en de afspraken zijn niet juridisch bindend.
Kan de regering alsnog reageren op de vraag of zij bereid is om als duidelijke voorwaarde voor militaire samenwerking met Israël te stellen: het aanpakken van straffeloosheid door Israël voor misdaden van militairen in verband met de bezetting van Palestijnse Gebieden, zo vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.
Antwoord
Het kabinet hecht eraan dat de defensiesamenwerking tussen Israël en Nederland – juist met het oog op respect voor het internationaal recht, met inbegrip van de mensenrechten – verbonden is aan strenge voorwaarden. Nederland hecht in deze samenwerking ook aan het belang van het tegengaan van straffeloosheid. De brede bilaterale relatie met Israël en de hieruit voorkomende continue dialoog biedt hiervoor ruimte.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
In de eerste plaats vragen de leden van de SP-fractie de regering wat het in de praktijk betekent dat de defensiesamenwerking met Israël «altijd plaats [vindt] binnen de internationaal erkende grenzen van Israël van voor 1967», zoals zij in haar memorie van antwoord schrijft. Het spreekt voor de leden van de SP-fractie vanzelf dat Nederlandse militairen niet zullen afreizen naar door Israël bezet Palestijns gebied, laat staan om daar met de Israëlische krijgsmacht te oefenen. Echter, is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat het Israëlische leger niet te splitsen is in een deel dat wel meedoet aan de bezetting van Palestina en een deel dat daar niet aan mee doet? Er is toch maar één Israëlische krijgsmacht? En betekent dat dan niet dat samenwerking met het Israëlische leger ook samenwerking is met een bezettingsleger, tenminste zolang de bezetting voortduurt (wat nu al 56 jaar het geval is)? Hoe verhoudt die samenwerking zich dan tot Nederlands grondwettelijke plicht de internationale rechtsorde te bevorderen?
Antwoord
Nederland wijst Israël consequent op diens internationale verplichtingen die verband houden met de bezetting van de Palestijnse Gebieden. Als het gaat over de inhoudelijke militaire samenwerking tussen Nederland en Israël, hecht het kabinet eraan dat die samenwerking – juist met het oog op respect voor het internationaal recht, met inbegrip van de mensenrechten – verbonden is aan strenge voorwaarden. Elke vorm van samenwerking wordt daarom zorgvuldig en afzonderlijk afgewogen. De defensiesamenwerking met Israël vindt altijd plaats binnen de internationaal erkende grenzen van Israël van voor 4 juni 1967. Dat wil zeggen dat op geen enkele manier met Israël wordt samengewerkt in de door Israël bezette gebieden. In de praktijk betekent dit dat eventuele voorstellen voor samenwerkingsactiviteiten geweigerd worden indien deze in de bezette gebieden plaatsvinden.
De leden van de SP-fractie lezen in de beantwoording van de regering dat Nederland onder andere met de Israëlische krijgsmacht samenwerkt in de vorm van kennisuitwisseling op het gebied van «active protection of tanks, armoured vehicles (2013) and personnel (sinds 2017, bv VOSS Smart Vest) – Counter Unmanned Aerial Systems (UAS) en (sinds 2014) – Robotics and Autonomous Systems (RAS)». Klopt het dat deze samenwerking wordt aangegaan tot wederzijds voordeel en dat dus ook het Israëlische leger profiteert van deze kennisuitwisseling? En zo ja, betekent dat dan niet dat deze kennisuitwisseling indirect kan bijdragen aan de Israëlische bezetting? Bijvoorbeeld omdat genoemde wapensystemen, welke het voorwerp zijn van kennisuitwisseling, ingezet worden in bezet gebied? Of kan de regering dat laatste uitsluiten? Kan de regering uitsluiten dat de kennisuitwisseling tussen de Nederlandse en de Israëlische krijgsmacht kan bijdragen aan de toepassing van deze uitgewisselde kennis door het Israëlische leger in bezet gebied?
Antwoord
Bij de genoemde samenwerkingsactiviteiten betrof het kennisuitwisseling over de bescherming van militairen en materieel. Zowel Nederlandse als Israëlische militairen profiteren van de huidige samenwerking door het opdoen van kennis en volgen van trainingen die mogelijk de levens van militairen kunnen beschermen. Wij onderstrepen dat militaire samenwerking met Israël de bezetting van de Palestijnse Gebieden niet mag faciliteren of versterken, zoals ook benoemd in de nota naar aanleiding van het verslag.3 Dat wil zeggen dat er geen Nederlandse kennis wordt overgedragen voor zover die concreet bijdraagt aan de instandhouding of versterking van de bezetting.
En kan de regering uitsluiten dat de kennis die Israël ten aanzien van genoemde wapensystemen met Nederland uitwisselt mede tot stand is gekomen door het gebruik van deze wapens in bezet gebied, gericht tegen Palestijnen? Met andere woorden, kan de regering uitsluiten dat Israël over voor Nederland bruikbare kennis beschikt ten aanzien van dergelijke wapensystemen omdat zij deze, anders dan Nederland, ook daadwerkelijk gebruikt of heeft gebruikt (als middel in de bezetting), en dat Nederland dus op deze wijze via genoemde kennisuitwisseling mede profiteert van de door Israëlische krijgsmacht in bezette gebieden opgedane ervaringen met deze wapensystemen?
Antwoord
De regering kan niet uitsluiten dat de aanwezige kennis binnen de Israëlische defensie-industrie mede tot stand is gekomen door operationele inzet van de Israëlische krijgsmacht. Israël heeft een moderne krijgsmacht en defensie-industrie mede vanwege de dreigingen in de regio.
En zo de regering het een of het ander niet kan uitsluiten, is zij het dan met de leden van de SP-fractie eens dat de militaire samenwerking tussen Nederland en Israël wel degelijk een verband houdt met het (voortduren van) de bezetting en de onderdrukking van het Palestijnse volk?
Antwoord
Het kabinet ziet dit verband niet en onderstreept dat de militaire (kennis)samenwerking tussen Nederland en Israël de bezetting van de Palestijnse Gebieden door Israël niet mag faciliteren of versterken. Het statusverdrag – dat ziet op de juridische status van militairen op elkaars grondgebied – kan op geen enkele manier gezien worden als goedkeuring van de Israëlische bezetting. Nederland wijst Israël consequent op diens internationale verplichtingen die verband houden met de bezetting van de Palestijnse Gebieden.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie om welk soort van kennis, met betrekking tot welke robot- en autonome wapensystemen, het hier gaat. Gaat het hier om Israëlische kennis of Nederlandse kennis of allebei? En voor zover het dat eerste betreft, waarvoor wil de Nederlandse regering deze kennis gebruiken?
Antwoord
Het gaat hier om twee innovatieprojecten gericht op onbewapende systemen en primair om Israëlische kennis. Een project gaat over autonome navigatie en surveillance. Hierbij leert de Nederlandse landmacht hoe je autonoom een geplande route kunt navigeren en dynamisch de route opnieuw kunt plannen in het geval van obstakels. Het tweede project gaat over hoe de Nederlandse landmacht het logistieke voortzettingsvermogen en de energievoorziening van mobiele eenheden kan vergroten met behulp van onbemande grondvoertuigen.
De regering antwoordt op de eerdere vragen van de leden van de SP-fractie dat de ratificatie van het statusverdrag niet leidt tot een uitbreiding van de samenwerkingsmogelijkheden met het Israëlische leger. Is de regering het met deze leden eens dat het verdrag een dergelijke uitbreiding wel faciliteert? Dat wil zeggen, zonder de SOFA zou de samenwerking ook uitgebreid kunnen worden, maar zijn hier risico’s aan verbonden die door de SOFA ondervangen worden? In hoeverre is een dergelijke uitbreiding van de samenwerking wel voorzien op dit moment? In hoeverre was het sluiten van de SOFA voor Israël een voorwaarde voor voorgenomen toekomstige militaire samenwerking met Nederland?
Antwoord
Een statusverdrag biedt de beste juridische bescherming voor de aanwezigheid van Nederlandse militairen in het buitenland. Daarom streeft Nederland ernaar om met zoveel mogelijk landen statusverdragen af te sluiten. Het sluiten van een statusverdrag ziet niet op de aard of intensiteit van de samenwerking. Wel zou de SOFA, als die al van kracht was geweest, bijvoorbeeld van nut zijn geweest bij de repatriëring van Nederlanders uit Israël, aangezien de vereiste afspraken en de gewenste rechtsbescherming voor het Nederlandse personeel dan al bij voorbaat geregeld zouden zijn geweest. Bij het ontbreken van een SOFA moeten, in plaats daarvan, ofwel eerst alsnog afspraken worden gemaakt, ofwel risico’s worden geaccepteerd. Het sluiten van een statusverdrag was voor Israël geen voorwaarde voor toekomstige samenwerking.
Er is op dit moment geen uitbreiding van de samenwerking met Israël voorzien. Toekomstige militaire samenwerkingsactiviteiten worden, zoals te doen gebruikelijk, per activiteit zorgvuldig en afzonderlijk bezien.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een overzicht per jaar te geven van de aantallen Israëlische militairen die sinds het sluiten van het statusverdrag (SOFA) op Nederlands grondgebied verbleven, en daarbij aan te geven in het kader van welke (samenwerkings)activiteiten dat plaatsvond. En in hoeverre is aanwezigheid van Israëlische militairen op Nederlands grondgebied voorzien voor het jaar 2024, en wederom in het kader van welke activiteit of activiteiten? Deze leden ontvangen graag van de regering eenzelfde overzicht van de aanwezigheid van Nederlandse militairen op Israëlische grondgebied sinds het sluiten van het statusverdrag, als mede van de voor 2024 voorziene aanwezigheid.
Antwoord
Er is op dit moment geen werkprogramma voor 2024 tussen Israël en Nederland opgesteld. Doorlopende samenwerkingsafspraken waarover uw Kamer is geïnformeerd,4 zullen waar mogelijk doorgang vinden. Toekomstige militaire samenwerkingsactiviteiten worden, zoals te doen gebruikelijk, per activiteit zorgvuldig en afzonderlijk bezien.
Concrete afspraken over militaire samenwerking met Israël worden vastgelegd in een MOU (Memorandum of Understanding). Deze MOU bevat volgens de regering «afspraken [die toezien op de] uitvoering en zijn vooral van technische en administratieve aard. Er wordt hierin niet afgeweken van nationale wet- en regelgeving». Echter, met een beroep op het belang van de staat weigert de regering deze MOU’s openbaar te maken, zodat het parlement deze uitspraak verder op geen enkele wijze kan controleren. De leden van de SP-fractie betreuren dit aangezien dit uiteraard het parlement beperkt in de uitoefening van zijn controlerende taak. Deze leden vragen de regering welk belang van de staat nu precies gemoeid is met het geheimhouden van deze uitvoerende afspraken. Kan de regering in dat verband de zeer algemene formulering «internationale en diplomatieke belangen» nader specificeren? Gaat het daarbij ook om de belangen van de staat Israël, die indirect gezien worden als ook het belang van de Nederlandse staat rakend?
Antwoord
Zoals wordt toegelicht in de memorie van toelichting bij het verdrag hebben de defensieautoriteiten van beide landen in het MoU afspraken gemaakt over de wijze waarop zij hun onderlinge defensiesamenwerking vormgeven en vastleggen, en bevat het MoU geen opsomming van concrete activiteiten die onderwerp van samenwerking kunnen zijn. Vooropgesteld zij dat het Ministerie van Defensie er actief op toeziet dat internationale afspraken tot stand komen in overeenstemming met Nederlandse wet- en regelgeving en binnen de beleidsbevoegdheid van de Nederlandse deelnemer aan de afspraken. Waar de Grondwet en Rijkswet goedkeuring en bekendmaking van verdragen (nadere) regels stellen over verdragen en de bekendmaking daarvan in het Tractatenblad, is dergelijke regelgeving er niet voor internationale beleidsafspraken. Internationale beleidsafspraken aangegaan door Defensie bevatten technische en operationele details over militaire samenwerking die zich niet lenen voor openbaarmaking. Totstandkoming van internationale afspraken over defensiesamenwerking gebeurt daarom in de regel vertrouwelijk tussen de deelnemers. Daarnaast is het gangbare internationale praktijk dat deze afspraken vertrouwelijk blijven tussen de deelnemers, tenzij er iets anders wordt afgesproken. Het gaat in het algemeen om betrouwbaarheid van Nederland als (toekomstig) partner bij internationale (militaire) samenwerking en om het behoud van de diplomatieke relatie met andere deelnemers aan (bestaande) afspraken.
Dezelfde opmerkingen en vragen betreffen de jaarlijkse samenwerkingsplannen welke de regering eveneens met een beroep op het belang van de staat weigert met het parlement te delen.
Antwoord
De jaarlijkse samenwerkingsplannen zijn gerubriceerd. Vanwege het detailniveau en met het oog op internationale en diplomatieke belangen worden zij in het belang van de staat niet openbaar gemaakt.
De regering schrijft dat het «statusverdrag met Israël ...niet nodig [is] voor de aanschaf van het PULS systeem ...en ... de levering hiervan aan Nederland niet [vergemakkelijkt].» De leden van de SP-fractie hebben hierover de volgende nadere vragen. Is voorzien dat in het kader van deze voorgenomen levering door Israël, Israëlische militairen Nederlands grondgebied zullen betreden dan wel omgekeerd?
Antwoord
Ter voorbereiding en tijdens het verwervingstraject van het PULS raketartilleriesysteem5 hebben er vanzelfsprekend over en weer bezoeken plaatsgevonden. Er zullen in het kader van het verwervingstraject ook opleidings- en trainingsactiviteiten plaatsvinden.
Heeft de Israëlische regering op enigerlei wijze, via welk kanaal dan ook, op enig moment bij de Nederlandse regering aangedrongen op een spoedige ratificatie van de statusovereenkomst, en zo ja, heeft zij dat gedaan met directe of indirecte verwijzing naar de voorgenomen levering van het PULS systeem?
Antwoord
Er was en is geen sprake van aandringen op ratificatie van het statusverdrag door de Israëlische regering, dan wel met verwijzing naar het PULS-systeem. Daarbij is het statusverdrag aan Israëlische zijde ook nog niet geratificeerd.
De Minister van Defensie, K.H. Ollongren
De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot
Zie in dit verband de Kabinetsreactie op het CAVV-advies nr. 43: ILC ontwerpartikelen immuniteit van staatsfunctionarissen ten aanzien van buitenlandse strafrechtsmacht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36021-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.