Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel IVA wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 1, eerste lid, wordt in de definitie van additief na «nicotinehoudende
vloeistof» ingevoegd «, niet-nicotinehoudende vloeistof».
B
In artikel XIII wordt na onderdeel A een onderdeel toegevoegd, luidende:
Aa
In artikel 8, tweede lid, onderdeel c, wordt «duur en spreiding over de in het eerste
lid bedoelde periode» vervangen door «duur in de in het eerste lid bedoelde periode».
Toelichting
In deze nota van wijziging zijn twee technische wijzigingen opgenomen van het wetsvoorstel
Verzamelwet VWS 2022.
Onderdeel A (Tabaks- en rookwarenwet)
Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende
de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de
lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante
producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG) (PbEU 2014, L 127) (hierna:
de Tabaksproductenrichtlijn) stelt geen eisen aan elektronische sigaretten zonder
nicotine (hierna: EZN). Deze categorie is daarom niet meegenomen bij de implementatie
van de Tabaksproductenrichtlijn in de Tabaks- en rookwarenwet. Omdat ook het gebruik
van EZN tot gezondheidsrisico’s kan leiden, maar hiervoor nog geen specifieke regelgeving
van toepassing was, zijn de EZN, patronen zonder nicotine en navulverpakkingen zonder
nicotine via een apart wetgevingstraject onder de werking van de Tabaks- en rookwarenwet
gebracht (zie Stb. 2020, 154). Dit geldt ook voor de niet-nicotinehoudende vloeistof die aanwezig is in deze producten.
Uitgangspunt was om de regels voor elektronische sigaretten waar mogelijk ook toe
te passen op EZN. Abusievelijk is niet-nicotinehoudende vloeistof niet aan de definitie
additief in artikel 1, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet toegevoegd. Dat
wordt met deze voorgestelde wijziging gecorrigeerd.
Onderdeel B (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg)
Met dit onderdeel wordt voorgesteld artikel 8 van de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg (Wet BIG) te wijzigen. In dit artikel zijn regels vastgelegd over
de eis van periodieke registratie in het BIG-register. Voorgesteld wordt in het onderdeel
over de werkervaringseis de passage over het spreiden van de werkzaamheden over de
registratieperiode te schrappen. Dit in aansluiting bij een in procedure zijnde wijziging
van het Besluit periodieke registratie Wet BIG. Met die wijziging wordt de zogenoemde
tweejaarseis losgelaten.1 Aanleiding hiervoor zijn onder meer signalen vanuit de Tweede Kamer, beroepsverenigingen
en de actiegroep Herregistratie artsen bij ziekte (HABZ) over langdurig zieke beroepsbeoefenaren
die vanwege deze eis tegen problemen aanlopen bij de herregistratie.2 Het wordt wenselijk geacht volledigheidshalve ook in de Wet BIG duidelijk tot uitdrukking
te brengen dat de spreiding van de werkzaamheden voortaan naar eigen inzicht kan plaatsvinden
over de registratieperiode van vijf jaar.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers