35 998 Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bestuurlijke boete

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 14 september 2021 en het nader rapport d.d. 17 december 2021, aangeboden aan de Koning door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 juni 2021, nr. 2021001165, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 14 september 2021, nr. W11.21.0157/IV, bied ik U hierbij aan.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel. In verband daarmee is aanpassing van het wetsvoorstel en de toelichting wenselijk.

Hieronder zijn opgenomen het voornoemde advies, in cursief weergegeven, en de reactie daarop.

Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2021, no.2021001165, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bestuurlijke boete, met memorie van toelichting.

In het wetsvoorstel wordt in de Visserijwet 1963 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegdheid toegekend om een bestuurlijke boete op te leggen bij overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens die wet.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de voorgestelde regeling voor kennisgeving van niet vervolging en over de delegatie van het stellen van regels over de boetehoogte aan de Minister. In verband daarmee is aanpassing van het wetsvoorstel en de toelichting wenselijk.

1. Kennisgeving van niet vervolging

Het wetsvoorstel regelt dat, als aan de overtreder een bestuurlijke boete is opgelegd of door het bestuursorgaan is medegedeeld dat voor de overtreding geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd, dit dezelfde rechtsgevolgen heeft als een kennisgeving van niet verdere vervolging.2

De Afdeling merkt op dat in het wetboek van strafvordering eenzelfde bepaling is opgenomen.3 Daarom is de voorgestelde bepaling in de Visserijwet op dit punt niet nodig.

De Afdeling adviseert de voorgestelde bepaling te schrappen.

Dit advies van de Afdeling is gevolgd en de betreffende bepaling is uit het wetsvoorstel geschrapt.

2. Regels over de hoogte van de bestuurlijke boete

Het wetsvoorstel regelt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de hoogte van een bestuurlijke boete die voor een overtreding of categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.4 Dat betekent dat indien de algemene maatregel van bestuur daartoe een grondslag biedt, ook bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over de boetehoogte.

Delegatie van regelgevende bevoegdheid aan de Minister kan passend zijn als het gaat om voorschriften van administratieve aard of uitwerking van details van een regeling.5 Regels over de hoogte van een bestuurlijke boete zijn een essentieel onderdeel van de bestuurlijke boete en kunnen daar niet toe worden gerekend. Evenmin blijkt uit de toelichting dat delegatie aan de Minister noodzakelijk is vanwege uitzonderingssituaties zoals verwachte frequente wijzigingen of grote spoed. Daar komt bij dat het niet bijdraagt aan de helderheid van regelgeving om zowel bij algemene maatregel van bestuur als bij ministeriële regeling regels te stellen over de hoogte van een bestuurlijke boete die voor een overtreding of categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.

De Afdeling adviseert deze mogelijkheid van subdelegatie aan de Minister uit het wetsvoorstel te schrappen.

In het wetsvoorstel wordt inderdaad de mogelijkheid geschapen om bij ministeriële regeling de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen. Net als bij de Wet dieren zal er worden gekozen voor een systematiek waarbij in de algemene maatregel van bestuur afhankelijk van de ernst van de overtreding, categorieën van overtredingen worden vastgesteld waaraan een vast boetebedrag wordt gekoppeld. Hiermee wordt de kern van de bestuurlijke boete bepaling op het niveau van de algemene maatregel van bestuur geregeld.

In de ministeriële regeling wordt vervolgens per specifieke overtreding bepaald in welke categorie deze valt. Het gaat om een grote hoeveelheid overtredingen waarin veelvuldig wijzigingen optreden. Het betreft zowel overtredingen van nationale regelgeving als van Europese verordeningen.

Gelet op het bovenstaande wordt het advies van de Afdeling niet overgenomen. In de memorie van toelichting is nader geduid wat er in de algemene maatregel van bestuur en wat in de ministeriële regeling zal worden geregeld.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State,

Th.C. de Graaf

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Artikel I, onderdeel B, voorgesteld artikel 54c, vierde lid, van de Visserijwet 1963.

X Noot
3

Artikel 243, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

X Noot
4

Artikel 1, onderdeel B, voorgesteld artikel 54c, tweede lid, van de Visserijwet 1963.

X Noot
5

Aanwijzing 2.24 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven