35 977 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 7 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN MW. J. UIT DE B.-S. TE Z.2 BETREFFENDE HET TERUGBETALEN VAN HUURTOESLAG

Vastgesteld op 30 maart 2022

Klacht

Verzoekster beklaagt zich over het feit dat zij vanwege een uitgestelde betaling van de kosten voor een grafmonument van haar in 2018 overleden echtgenoot de grens van het heffingsvrij vermogen nipt heeft overschreden en als gevolg daarvan de huurtoeslag over 2019 moet terugbetalen. Zij verzoekt alsnog om toepassing van de hardheidsclausule.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Op 30 juni 2020 ontving verzoekster een Definitieve berekening Toeslagen waarin stond dat zij de ontvangen huurtoeslag 2019 moest terugbetalen omdat zij een te hoog vermogen had. Zij vindt dit oneerlijk omdat haar vermogen in box 3 per 1 januari 2019 € 32.344,– bedroeg waarop naar haar mening € 3.240,– in mindering moet worden gebracht zijnde een betalingsverplichting uit hoofde van de nalatenschap van haar overleden man (de kosten voor het grafmonument). Door overmacht kon de grafsteen niet zoals toegezegd voor 1 januari 2019 worden geplaatst en daardoor niet worden betaald. Op 24 juli 2020 schreef verzoekster een brief aan de Staatssecretaris met het verzoek om toch huurtoeslag over 2019 toe te kennen. Op 18 september 2020 ontving zij een uitstelbericht en na een rappel pas op 23 april 2021 een reactie (getiteld hardheidsclausule huurtoeslag).

In het verzoek om toepassing van de hardheidsclausule wordt aangegeven dat de wetgever ervoor heeft gekozen het recht op huurtoeslag afhankelijk te stellen van de hoogte van het vermogen. Als het gaat om het in aanmerking te nemen vermogen is de Belastingdienst/Toeslagen gehouden de fiscale gegevens van de inspecteur met betrekking tot de grondslag sparen en beleggen (box 3) te volgen. Als het box 3 vermogen op de peildatum 1 januari van het belastingjaar groter is dan het heffingsvrije vermogen (voor 2019 een bedrag van € 30.360), bestaat er geen recht op huurtoeslag over dat jaar. Ook dat is een bewuste keuze van de wetgever. Er wordt in die situatie van uitgegaan dat iemand met een dergelijk vermogen de kosten voor het huren van een woning zelf kan dragen. In de brief namens de Staatssecretaris wordt ten aanzien van de betalingsverplichting aangegeven dat het aan de inspecteur van de Belastingdienst is om te beoordelen of de betalingsverplichting als schuld op het vermogen in mindering kan worden gebracht. Voor verzoekster heeft dit echter geen effect op de huurtoeslag omdat volgens de Belastingdienst voor haar een schuldendrempel van € 3.100 geldt.

Alleen het bedrag dat boven die drempel uitstijgt (in deze situatie € 140) kan in mindering worden gebracht hetgeen inhoudt dat de rendementsheffing van verzoekster op 1 januari 2019 nog steeds boven het heffingsvrij vermogen komt.

Overwegingen

Verzoekster is van mening dat zij bij het invullen van de aangifte inkomstenbelasting niet heeft kunnen vinden waar zij de betalingsverplichting van € 3.240,– moest vermelden.

Volgens haar is de betalingsverplichting geen schuld die onder aftrek van de schuldendrempel van € 3.100,– in mindering gebracht moest worden op haar banksaldo. In de aangifte heeft zij deze betalingsverplichting dan ook doelbewust niet bij «Schulden» vermeld. In feite is de toepassing van de schuldendrempel volgens verzoekster de oorzaak dat zij v.w.b. de huur-toeslag boven de vermogensgrens kwam.

De Staatssecretaris schrijft in haar reactie op het verzoek van de commissie om inlichtingen over dit verzoekschrift te begrijpen dat het heel verdrietig is dat verzoekster haar echtgenoot heeft verloren en dat zij gezien haar netto-inkomen, de huurtoeslag goed kan gebruiken, maar dat de hardheidsclausule niet van toepassing is, zoals al eerder aan verzoekster is gemeld. De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) kent sinds 7 juli 2020 een zogenaamde hardheidsclausule die betrekking heeft op «onbillijkheden van overwegende aard» die zich voordoen bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. zoals de zorgtoeslag en de huurtoeslag. De wet staat toepassing van de hardheidsclausule uitsluitend toe in zeer uitzonderlijke gevallen. Hiervan is sprake als het gaat om een gevolg dat de wetgever had voorkomen als hij dat bij het maken van de wet had voorzien. In de onderhavige situatie is de hardheidsclausule niet van toepassing daar er geen sprake is van een gevolg dat de wetgever had voorkomen als hij dat bij het maken van de wet had voorzien.

Een betalingsverplichting kan niet zonder meer op het vermogen van verzoekster in mindering worden gebracht. Vermindering van de rendementsgrondslag in box 3 is alleen mogelijk indien er sprake is van schulden. Schulden in box 3 zijn alle verplichtingen waaraan in het economische verkeer een waarde wordt toegekend. Deze schulden kunnen alleen in de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen meegenomen worden onder aftrek van de schuldendrempel. Het is aan de inspecteur van de Belastingdienst om te beoordelen of een verplichting kwalificeert als een schuld in box 3.

De wetgever heeft voor een schuldendrempel gekozen vanuit doelmatigheidsoverwegingen en het argument dat een deel van de schulden veelal mede betrekking zal hebben op de financiering van vermogensbestanddelen die buiten de rendementsgrondslag vallen.

Verzoekster heeft een relatief kleine schuld die bovendien niet ziet op een vermogensbestanddeel dat in de grondslag van box 3 wordt betrokken. Als de inspecteur de betalings-verplichting als schuld zou accepteren, is er geen reden, noch ruimte om geen rekening te houden met de schuldendrempel.

Oordeel van de commissie3

De commissie is van oordeel dat, hoewel volgens de uitleg van de Staatssecretaris in deze casus gehandeld is naar letter en geest van wet- en regelgeving, een oplossing op maat hier passend zou zijn geweest. De aanleiding tot dit verzoekschrift, het nipt overschrijden van de vrijstellingsgrens van vermogen in box 3 als gevolg van een uitgestelde betaling van een gereserveerd bedrag voor de grafsteen van overleden partner, is dermate uniek dat toepassing van de hardheidsclausule naar het oordeel van de commissie opnieuw moet worden overwogen.

Voorstel aan de Kamer

De commissie stelt de Kamer voor de Staatssecretaris van Financiën op te roepen alsnog tegemoet te komen aan de wens van verzoekster om haar huurtoeslag over 2019 toe te kennen, aangezien de commissie een oplossing op maat in deze bijzondere casus alleszins verdedigbaar en gerechtvaardigd acht.

Daarnaast stelt de commissie aan de Kamer voor deze casus onder de aandacht te brengen van de vaste commissie voor Financiën met het advies om in nader overleg met de Staatssecretaris te bezien of in soortgelijke gevallen een minder rigide, meer menselijke toepassing van wet- en regelgeving mogelijk is zonder het principe van rechtsgelijkheid geweld aan te doen.

De voorzitter van de commissie, El Yassini

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Het adres van verzoekster en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen ter inzage voor de leden op het commissiesecretariaat Verzoekschriften.

X Noot
2

De naam en het adres van verzoekster zijn bij de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: El Yassini (voorzitter, VVD), Sahla (D66), A. Mulder (CDA), Leijten (SP), Bromet (GL), Van Houwelingen (FVD), Stoffer (SGP), Koekkoek (Volt) en de plaatsvervangend leden: Kamminga (VVD), Van Beukering-Huijbregts (D66), Kuik (CDA), Van der Lee (GL), Kerseboom (FVD) en Dassen (Volt).

Naar boven