35 976 Tijdelijke regels inzake instelling van een Nationaal Groeifonds (Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds)

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2022

Zoals toegezegd in het wetgevingsoverleg Wet Nationaal Groeifonds van 21 maart jl., reageer ik bij dezen op de motie van het lid Kröger (GroenLinks) over de efficiënte CO2-prijs.1 Daarnaast geef ik in de brief ook mijn appreciatie op het aangepaste amendement van het lid Leijten (SP).2

Ten eerste wil ik aangeven de overwegingen bij de motie goed te begrijpen. Zoals ik in het debat heb aangegeven, is het niet de bedoeling dat we uit het Nationaal Groeifonds projecten financieren die strijdig zijn met het kabinetsbeleid, waaronder het klimaatbeleid. Ook mogen de maatschappelijke kosten van voorstellen niet hoger zijn dan de maatschappelijke baten. In lijn met de door mijn voorgangers gemaakte toezegging3 wordt in de MKBA’s gebruik gemaakt van de efficiënte CO2-prijzen. In de beoordeling wordt momenteel de efficiënte CO2-prijs gehanteerd op basis van de Welvaart en Leefomgeving-scenario’s (WLO). De CO2-prijzen bij dit scenario lopen op tot 2050; in dat jaar bedragen de CO2-prijzen 40 euro per ton in het lage scenario en 160 euro per ton in het hoge scenario. Het CPB en PBL geeft aan dat het wenselijk is in bepaalde gevallen met gevoeligheidsanalyses te werken, op basis van het tweegradenscenario. In dat scenario lopen de CO2-prijzen op tot 200–1.000 euro per ton in 2050.

In de motie van het lid Kröger wordt de regering verzocht de efficiënte CO2-prijs die in het kader van het Nationaal Groeifonds gehanteerd wordt, op korte termijn te actualiseren en in lijn te brengen met de reductiedoelen van het kabinet en verzoekt de regering deze efficiënte CO2-prijs tweejaarlijks te actualiseren.

Er is afgelopen week hierover overleg geweest met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau (CPB), aangezien zij de methodiek van de efficiënte CO2-prijs ontwikkeld hebben en verantwoordelijk zijn voor de actualisatie. Hierbij moet ik benadrukken dat beide planbureaus onafhankelijke instituten zijn en daarmee ook onafhankelijk in de methodiek die ze gebruiken en de adviezen die ze op basis daarvan geven. Het kabinet bepaalt niet zelf wat een efficiënte CO2-prijs is.

Het CPB en het PBL hebben aangegeven de actualisatie van de WLO-studies in 2024 te kunnen publiceren. Het actualiseren van de efficiënte CO2-prijs is afhankelijk van deze WLO-scenario’s. Op basis van deze informatie blijkt dat nader onderzoek nodig is om te bepalen of en hoe het mogelijk is om aan deze motie te voldoen.

Ik wil daarom vragen of de motie kan worden aangehouden. Indien dat niet het geval is zie ik mij genoodzaakt deze te ontraden.

Ik zal u voor de zomer nader informeren over hoe ik hier mee om wil gaan bij de beoordeling van de derde ronde van het Nationaal Groeifonds. De beoordeling van de derde ronde start overigens pas in 2023.

Tijdens het Wetgevingsoverleg is een amendement van het lid Leijten van de SP-fractie ingediend over de verplichte openbaarmaking van alle opgedane kennis in projecten die uit het Nationaal Groeifonds worden gefinancierd.4 Ik heb dat amendement ontraden, omdat ik vrees dat het amendement de bereidheid van bedrijven om voorstellen in te dienen kan afremmen. Inmiddels heeft het lid Leijten een aangepast amendement ingediend.5 Dit gewijzigde amendement komt aan mijn bezwaar tegemoet en ik kan dit amendement aan het oordeel van de Kamer laten.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Kamerstuk 35 976, nr. 20

X Noot
2

Kamerstuk 35 976, nr. 25

X Noot
3

Kamerstuk 35 570 XIX, nr. 23

X Noot
4

Kamerstuk 35 976, nr. 15.

X Noot
5

Kamerstuk 35 976, nr. 25

Naar boven