35 976 Regels inzake instelling van een Nationaal Groeifonds (Wet Nationaal Groeifonds)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN DE LEDEN GRINWIS EN HEINEN

Ontvangen 21 maart 2022

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In het opschrift wordt «Regels» vervangen door «Tijdelijke regels» en wordt «Wet» vervangen door «Tijdelijke wet».

II

In de beweegreden wordt na «daartoe» ingevoegd «tijdelijk».

III

In artikel 10 wordt «Wet» vervangen door «Tijdelijke wet».

IV

In artikel 11 vervalt «, en vervolgens telkens na vijf jaar,».

V

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden «Inwerkingtredings- en vervalbepaling».

2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst en na «in werking» wordt ingevoegd «en vervalt».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Na zes jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet worden geen financiële middelen beschikbaar gesteld, bedoeld in artikel 2, tweede lid, voor het doen van nieuwe investeringen.

VI

In artikel 14 wordt «Wet» vervangen door «Tijdelijke wet».

Toelichting

Met dit amendement wordt een horizonbepaling toegevoegd aan de Wet Nationaal Groeifonds. Dit amendement regelt daarmee dat dit fonds een tijdelijk karakter krijgt, passend bij de incidentele middelen waarmee het fonds gevoed wordt. Het amendement voorziet er daarbij in dat zes jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet uit het fonds geen financiële middelen meer beschikbaar kunnen worden gesteld voor nieuwe investeringen (artikel 13, tweede lid (nieuw)). Door deze periode van zes jaar dient binnen een jaar na het voorziene tijdstip van de eerste evaluatie, zoals genoemd in artikel 11, bij wet bepaald te worden of de Wet Nationaal Groeifonds wel of niet dient te worden verlengd om nieuwe investeringen te kunnen doen. De door de indieners voorgestelde zes jaar sluit tevens aan bij het in de Startnota geraamde kasritme tot en met 2028. Voor de uitfinanciering van voorstellen kan het nodig zijn dat de wet nog langer van kracht blijft. Om die reden wordt bepaald dat het verval van de wet bij koninklijk besluit plaatsvindt, zodat daarmee rekening kan worden gehouden.

Grinwis Heinen

Naar boven