35 961 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met aanpassing van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 15 november 2021

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

I.

ALGEMEEN DEEL

1

       
 

1.

Aanleiding

3

 

2.

Hoofdlijnen van het voorstel

10

 

3.

Epidemiologisch beeld

19

 

4.

Verhouding tot grond- en mensenrechten en andere regelgeving

21

 

5.

Toezicht en handhaving

26

 

6.

Uitvoering en administratieve lasten

27

 

7.

Consultatie en advies

31

 

8.

Inwerkingtreding

32

 

9.

Overig

32

       

II.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

33

I. ALGEMEEN DEEL

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met aanpassing van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen (hierna: het wetsvoorstel). De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen bij het wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel om het coronatoegangsbewijs in te zetten bij niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening (vanaf nu: niet-essentiële voorzieningen). Zij hebben in dat licht nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met ontsteltenis kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hier een enkele vraag bij.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben hierover een flink aantal kritische vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij begrijpen dat de mogelijkheid gecreëerd kan worden om in het geval dat dat noodzakelijk is het coronatoegangsbewijs breder in te kunnen zetten naar andere sectoren dan nu in de wet voorzien is, namelijk ook de terreinen van niet essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen. Genoemde leden hebben hierover enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige spoedwetsvoorstel. Genoemde leden hebben een vraag over het proces. Deze leden merken op dat het spoedeisende karakter van de wetsbehandeling niet strookt met de politieke- en coronasituatie. In mei 2021 is de grondslag voor de coronatoegangsbewijzen aangenomen in de Tweede Kamer. Destijds wezen deze leden op het belang om te anticiperen op de toekomst. Als het demissionaire kabinet het onderhavige wetsvoorstel nu nodig acht, waarom zijn de afgelopen zes maanden daarvoor dan geen voorbereidingen getroffen en waarom is dit wetsvoorstel ineens met spoed bij de Kamer ingediend?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de fractie van JA21 hebben met grote zorgen kennisgenomen van het voornemen van de regering om de Wet publieke gezondheid (Wpg) aan te vullen met tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij zogenoemde niet-essentiële detailhandel en zogenoemde niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het bevreemdt hen dat de regering een voorstel doet waarvan nut, noodzaak, proportionaliteit en duur zo mager zijn onderbouwd. Het is volstrekt onduidelijk in hoeverre het verplichten van een coronatoegangsbewijs voor niet-essentiële detailhandel bijdraagt aan het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus. Het is volstrekt onduidelijk hoe lang een dergelijke maatregel van kracht zal zijn, als deze zal worden ingevoerd. De leden van de SGP-fractie vinden dat in deze fase van de crisis niet acceptabel. Het heeft er alle schijn van dat de maatregel niet zozeer bedoeld is om besmettingsrisico’s in te perken, maar om de toegang tot het openbare leven van ongevaccineerden verder te bemoeilijken om hen te prikkelen om zich te laten prikken. Verder roepen de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van een verplicht coronatoegangsbewijs voor de detailhandel grote vraagtekens op. Daarbij verdraagt de overhaaste behandeling van het wetsvoorstel zich niet met de wens van de Tweede Kamer om wetgeving zorgvuldiger te beoordelen. De controlerende rol van het parlement komt hiermee in het geding. Dit alles maakt dat de leden van de SGP-fractie dit wetsvoorstel zeer kritisch tegemoet treden.

Het lid Omtzigt heeft met grote verbazing kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en de aankondiging dat er nog twee ingrijpende wetsvoorstellen volgen op het gebied van het coronavirus, namelijk het coronatoegangsbewijs op het werk en de invoering van 2G.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de voorgenomen wetswijzing en heeft hierbij wat op- en aanmerkingen.

Het lid van de fractie van BIJ1 heeft met verbazing kennisgenomen van de intentie om de inzet van het coronatoegangsbewijs te verbreden. Genoemd lid is van mening dat dit, gezien de actualiteit en gevolgen van de brede uitvoer hiervan, dramatische gevolgen zal hebben.

1. Aanleiding

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk continu en praktisch te blijven kijken hoe we activiteiten in onze economie en samenleving verantwoord eerder kunnen openen en sneller meer kunnen openen. Om de gevolgen voor iedereen, ook voor onze ondernemers, zo beperkt mogelijk te houden. Coronatoegangsbewijzen kunnen daaraan bijdragen. Want coronatoegangsbewijzen kunnen helpen om minder of pas later ingrijpender maatregelen te nemen. Deze leden vinden dat altijd de minst ingrijpende maatregel moet worden gekozen om de doelstelling te bereiken. Proportionaliteit is dus cruciaal. De leden van de VVD-fractie hebben het de afgelopen tijd bijvoorbeeld slecht uitlegbaar gevonden waarom er in musea wel gewerkt wordt met coronatoegangsbewijzen, maar bij grote winkelketens of pretparken, waar veel mensen bij elkaar komen, niet.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de ministeriële regeling van belang is voor de concrete invulling van deze wetswijziging. Waarom is daarbij gekozen voor een ministeriële regeling en niet voor een algemene maatregel van bestuur (AMvB)? Hoe worden de Staten-Generaal betrokken bij de ministeriële regeling en hoe kunnen ze daar nog invloed op uitoefenen, ook al omdat er veel keuzemogelijkheden en variaties aan inzet mogelijk zijn?

De leden van de PVV-fractie constateren dat sinds de invoering van het coronatoegangsbewijs het aantal positieve coronatests explosief is gestegen van 1.600 per dag naar boven de 16.000 per dag. Dit is een vertienvoudiging! Op geen enkele wijze laat deze leden zich wijsmaken dat een verruiming van het coronatoegangsbewijs bijdraagt aan de vermindering van het aantal besmettingen met het coronavirus.

De leden van de PVV-fractie geven aan het onacceptabel te vinden ook weer in deze wetswijziging geconfronteerd te worden met cijfers die gebaseerd zijn op berekeningen die de Tweede Kamer niet krijgt. De Kamer kan deze cijfers derhalve niet volgens artikel 68 van de Grondwet controleren. Kan de Kamer de onderliggende berekeningen op een zodanige manier ontvangen dat de Kamer haar controlerende taak kan uitvoeren? Zo nee, waarom niet?

Genoemde leden benadrukken met klem richting de regering het onacceptabel te vinden dat reguliere ziekenhuiszorg wederom afgeschaald dreigt te worden. Zij roepen de regering op maatregelen te treffen ter indamming van het coronavirus die houtsnijden en te investeren in onze ziekenhuiszorg. Deze leden wijzen erop dat het demissionaire kabinet dient te regeren als het om het coronavirus en het indammen van het aantal besmettingen gaat.

De leden van de PVV-fractie bedanken de Minister-President voor het feit dat hij voor het eerst tijdens zijn coronapersconferentie langere tijd stil heeft gestaan bij het belang van ventilatie in de thuissituatie. 55% van de besmettingen met het coronavirus vindt binnen het huishouden plaats, 85% van de besmettingen in een-of-andere thuissetting. In een goed geventileerde ruimte kunnen mensen zelf bepalen hoeveel gasten ze thuis in hun eigen woning wensen te ontvangen. Waarom heeft het 20 maanden geduurd voordat een uitgebreid luchtadvies tijdens de coronapersconferentie kwam?

De leden van de PVV-fractie vinden het onvoorstelbaar dat de infographic van de regering aangaf te ventileren NA bezoek. Met klem verzoeken wij de regering de adviezen aan te passen tot continue ventilatie TIJDENS bezoek. Is deze inmiddels aangepast?

De leden van de PVV-fractie wijzen er voorts op dat het instellen van vrijheidsbeperkende coronamaatregelen, terwijl er 377 coronapatiënten op de intensive cares liggen, onacceptabel is. Het zijn 377 patiënten te veel, maar het staat in geen enkele verhouding tot de ic-capaciteit waar een land met 17,5 miljoen inwoners aan zou moeten voldoen. Op dit punt heeft de regering onvoldoende geregeerd.

De leden van de PVV-fractie zien de regering ook niet regeren als het gaat om het budget waar ziekenhuizen over kunnen beschikken. In de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het jaar 2022 is geen bedrag opgenomen voor de inhaalzorg. Ook is de volumegroeibeperking voor de ziekenhuizen van 0% in 2022 niet geschrapt.

De regering regeert in de ogen van genoemde leden ook niet op het terrein van de boosterprik. In het Verenigd Koninkrijk (geen coronapas) zijn reeds 10 miljoen boosterprikken gezet, waar er in Nederland pas in januari 2022 zal worden begonnen met risicogroepers boven de 60 jaar. Ook hier faalt de regering.

De leden van de PVV-fractie constateren voorts dat op dit moment de slots (prikafspraken) worden gevuld met ongevaccineerde tieners (die zeer, zeer zelden door covid op de ic komen) die bang zijn dat ze over een paar weken niet meer mogen shoppen in plaats van dat deze slots worden gevuld met risicogroepers (65–75 jaar, vaak overgewicht, vaak allochtoon) die wel de ic’s vullen. Deze leden ontvangen hierop graag een reactie. De leden van de PVV-fractie achten dit een gebrek aan regerend vermogen.

Het Verenigd Koninkrijk heeft tevens een half miljoen doses van de corononapil molnupiravir in bestelling staan. Waarom moet Nederland wachten op het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en de EU? Wanneer krijgt Nederland de beschikking over mulnapiravir? Over hoeveel doses gaat het dan?

De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij ervoor kiest om op dit moment verder in te zetten op het coronatoegangsbewijs als bestrijdingsmiddel tegen de besmettingen, terwijl de huidige inzet van het coronatoegangsbewijs een recordaantal besmettingen niet heeft kunnen voorkomen. Waarom verwacht de regering dat de uitbreiding van het coronatoegangsbewijs naar niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening wel het gewenste effect zal hebben?

Waarom presenteert de regering de inzet van coronatoegangsbewijzen momenteel als instrument «om de stijging van het aantal besmettingen een halt toe te roepen», terwijl in de toelichting van de «Tijdelijke wet testbewijzen covid-19»1 nog werd gesproken over het doel om «bij het tegengaan van de verspreiding van het virus SARS-CoV-2 (hierna: coronavirus) onderdelen van de samenleving te heropenen of geopend te houden». Wanneer en op basis van welke data is bepaald dat de inzet van coronatoegangsbewijzen niet enkel kan worden gebruikt voor het eerder openen of langer geopend houden van delen van de samenleving, maar ook als manier om de stijging van het aantal besmettingen met het coronavirus te stoppen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij verwacht dat brede inzet van coronatoegangsbewijzen het aantal besmettingen terug zal kunnen dringen, als het overgrote deel van de besmettingen plaatsvindt buiten gelegenheden waar het coronatoegangsbewijs te gebruiken is, zoals in de thuissituatie.

Verwacht de regering dat de bredere inzet van het coronatoegangsbewijs kan voorkomen dat er tijdens de komende winter weer een tijdelijke lockdown noodzakelijk zal zijn? Zo ja, waarop is deze verwachting gebaseerd? Zo nee, waarom wordt dit wetsvoorstel dan alsnog ingediend? Kan in de beantwoording worden ingegaan op het feit dat in het 129e OMT-advies eigenlijk al een lockdown wordt geadviseerd, inclusief een negatief binnenlands reisadvies?

De leden van de JA21-fractie constateren dat de beoogde uitbreiding van de Wpg tot wat door de regering als niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen wordt aangemerkt, een tweedeling in de samenleving zal veroorzaken. Deze scheur loopt dwars door gezinnen, vrienden en andere sociale verbanden. Het debat verhardt zich. De leden van de fractie van JA21 wijzen erop dat de toevoeging «tijdelijke regels» aan zeggingskracht verliest bij iedere verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, daarbij in aanmerking genomen dat de werkingssfeer eerder wordt uitgebreid dan begrensd. De leden van de fractie van JA21 vragen of de regering zich realiseert dat de sociaal-maatschappelijke, psychosociale, economische en politieke gevolgen van het uitbreiden van het toepassingsbereik van het coronatoegangsbewijs dermate groot zijn dat zelfs wanneer deze wetswijziging doorgang vindt, de beoogde tijdelijkheid in ieder geval dient te zijn gewaarborgd door het opnemen van een harde termijn met betrekking tot deze wijziging waarop deze uitbreiding van het werkingsgebied van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 tot niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen teniet wordt gedaan.

Het lid Omtzigt constateert dat de pandemische situatie ernstig is en dat de zorg ernstig overbelast is. Dit is echter geen tropische storm die midden in de winter totaal onverwacht Nederland raakt. De belangrijkste wetenschappelijke adviseurs van de Nederlandse regering, de WRR en de KNAW publiceerden op 2 september 2021 een gezamenlijk rapport «Navigeren en anticiperen in onzekere tijden.»

Daarbij schreven zij het volgende:

«Het is cruciaal dat de overheid voorbereid is op verschillende toekomstscenario’s voor het verloop van de COVID-19-pandemie, inclusief het worstcasescenario. Dit kan voorkomen dat overheid en samenleving worden overvallen en ad hoc belangrijke besluiten moeten nemen. Nederland moet zich voorbereiden op de mogelijkheid dat we nog jaren zullen leven met het coronavirus, met grote gevolgen voor de zorg, maar ook voor andere beleidsterreinen. In een gezamenlijke scenariostudie schetsen de WRR en de KNAW vijf scenario’s die handvatten bieden bij het ontwikkelen van een samenhangende beleidsstrategie.»

Aan deze bundel ging een lang denkproces vooraf. Zo verscheen op 15 juli 2021 al een bundel van KNAW en WRR, «Covid-19, expertvisies op de gevolgen voor samenleving en beleid», waarop de studie ook gebaseerd is.

In slechts een van de vijf scenario’s verdwijnt het coronavirus. In de andere vier hebben we nog langdurig met het coronavirus te maken. De uitdaging is dus om een strategie vast te stellen en die strategie lijkt er niet alleen niet te zijn, maar de regering lijkt hem zelf ook niet te missen. De regering lijkt zelf niet te beseffen wat de prijs is van de ontbrekende strategie.

Het is tot op de dag van vandaag onduidelijk waarop de regering stuurt: is dat het laag houden van het aantal besmettingen of de zorgdruk acceptabel houden? Wat zijn de waarden (aantal besmettingen, groei van de besmettingen, aantal ziekenhuisopnames, ic-capaciteit) waarbij de regering ingrijpt en maatregelen neemt? Daarom stelt het lid Omtzigt de vraag: wat waren de signalen om in te grijpen en wat waren de vooraf vastgestelde signalen om in te grijpen?

Wat is op dit moment de strategie van de regering? Heeft de regering een strategie?

De prijs van de strategie betaalt zich ook uit in de besmettingen die dagelijks massaal plaatsvinden. Met een hoge incidentie en getallen wordt geen recht gedaan aan de impact van het coronavirus voor burger en samenleving. In de technische briefings met de heer Van Dissel wordt steevast gesproken over een hoog percentage besmettingen waarbij weinig tot geen klachten worden ervaren. Kan er een specifieke omschrijving worden gegeven aan hoe het feit van weinig klachten zich verhoudt tot de daadwerkelijke (kortdurende) ziektelast? Kan daarmee ook worden aangegeven of ziektelast zich ook vertaalt naar gezondheidsschade? Kan de regering precies formuleren wat de gezondheidsschade tot nu toe is van niet-opgenomen patiënten? Kan de regering aangeven wat de economische schade is van zowel de gedragen ziektelast als die van de gezondheidsschade?

Het lid Omtzigt constateert dat die strategie van de regering geen klein ding is. De Minister-President antwoordde in het meest recente plenaire debat over de maatregelen rondom het coronavirus (plenaire debat op 4 november 2021) als volgt:

Minister Rutte:

«Wat die eerste vraag betreft, ik heb hier geen stuk liggen met het beleid dat over de hele wereld wordt gevoerd. Uit mijn contacten met mijn Europese collega's weet ik wel dat wat Nederland doet, het maximaal controleren van het virus, het uitstampen van nieuwe bronnen door intensief bron- en contactonderzoek en verder heel goed in de gaten houden hoe het gaat met de ziekenhuisopnames en de kwetsbaren – hou je al met al zicht op en inzicht in de verspreiding van het virus? – de strategie is die ook Duitsland, Frankrijk, Italië, allemaal volgen»

De voorzitter:

«De heer Omtzigt tot slot»

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

«Ik zou inderdaad graag een keer overzicht daarvan hebben. Er wordt nu gezegd: maximaal bron- en contactonderzoek. Maar als ik het Nederlandse bron- en contactonderzoek vergelijk met het Deense bron- en contactonderzoek, dan hebben ze er in Denemarken vier of vijf keer zo veel tijd voor per persoon. Dat wordt goed gecheckt. Er worden ook veel meer mensen getest. In andere landen wordt er veel eerder ingegrepen en heeft men actief gestuurd op een laag aantal besmettingen en niet op een laag aantal ic- en ziekenhuisbezettingen. Ik verzoek de regering bij de volgende rapportage precies aan te geven welke van de omliggende landen de strategie hadden om te sturen op het laag houden van het aantal besmettingen en welke landen een strategie hadden zoals Nederland. Daar wil ik een goede vergelijking van hebben».

Minister Rutte:

«Ik weet niet of dat lukt voor de volgende keer. Dat is zo veel werk. Het is ook allemaal te vinden op internet. Er zijn eindeloze internationale vergelijkingen. Laatst had Bloomberg nog zo'n onderzoek waarin wij stegen van plek 12 naar plek 2 als land na Noorwegen dat covid het beste had aangepakt. Er zijn ook staatjes waarin wij veel slechter staan. In al die overzichten zie je wat allerlei landen doen. De strategie – zorgen voor maximale controle op het virus en sturen op de drie indicatoren – wordt in al deze landen gevolgd. Ik hoor helemaal niks anders. Het is voor ons nu wat ingewikkeld om als een soort wetenschappelijk bureau dat helemaal te gaan uitzoeken. Daar wil ik de ambtenaren nu even niet mee belasten. Het is volgens mij allemaal zo terug te vinden op het internet»

Zou de regering daarom de volgende keer de volgende vragen kunnen beantwoorden:

  • 1. Sturen de omliggende landen (Duitsland, het VK, België, Frankrijk, Denemarken) op het laag houden van het aantal besmettingen op sturen zij op ic-en ziekenhuisbezetting? Mocht de strategie zijn veranderd, dan kan dat ook vermeld worden.

  • 2. Op welke internetsites is de vergelijking te vinden waarop de Nederlandse regering het beleid baseert?

Indien de regering er niet in slaagt dit binnen 24 uur te doen – de termijn van de beantwoording van deze vragen – dan verzoekt het lid Omtzigt een termijn te horen waarop deze essentiële vragen wel beantwoord worden.

De exit strategie: vaccinatie?

De bedoeling aan het begin van de crisis was dat vaccinatie zou leiden tot een uitweg uit de crisis. Aan het begin van de crisis is gesuggereerd dat een vaccinatiegraad van 60% voldoende zou zijn. In de meest recente studie over kritische vaccinatiegraad van het RIVM (uit oktober) staat de covid-19 vaccinatie niet eens genoemd met een kritische vaccinatiegraad! Dat is natuurlijk bizar. Vraag 1 bij een strategie om de coronacrisis te verslaan via enkel vaccinatie zou moeten zijn of de vaccins voldoende en lang genoeg bescherming bieden om op bevolkingsniveau corona te kunnen verslaan. Heeft de regering in beeld of corona te verslaan is via enkel vaccinatie? En zo ja hoe?

Al sinds het eind van de zomer is duidelijk dat de effectiviteit van de beschikbare vaccins fors afneemt over tijd. Dat betekent dat gevaccineerden de ziekte kunnen krijgen, besmettelijk kunnen zijn en toch een kans hebben om in het ziekenhuis of op de ic terecht te komen (al hebben de gevaccineerden op dit moment nog steeds een fors lagere kans om in het ziekenhuis of op de ic terecht te komen)

Kan de regering een schatting geven over de maand oktober en over de eerste twee weken van november over de volgende kansen

Hoeveel is de absolute en relatieve risk reductie van tweemaal gevaccineerden voor positief testen voor Corona, voor de besmettelijkheid, voor een ziekenhuisopname en voor een ic opname?

Tot slot: het moge duidelijk zijn dat vier van de vijf WRR-scenario’s schreeuwen om een strategie, om het plannen van maatregelen, om voorbereiding, die nu node gemist wordt.

Wanneer is de regering bereid om zo’n strategie te formuleren.

En handhaaft de regering de verwachting dat het mogelijk is enkel via vaccinatie uit deze crisis te komen en te blijven? Indien het antwoord ja is hoe beoordeelt de regering dat de situatie in Portugal waar er een enorm hoge vaccinatiegraad is en een behoorlijk goede naleving van de coronaregels en er toch recentelijk een stijging is van het aantal besmettingen? Natuurlijk is het probleem daar op dit moment geringer maar het duidt er wel op dat zelfs bij nagenoeg volledige vaccinatie het virus zich nog weet te verspreiden bij duizenden mensen per dag.

Spreken met ongevaccineerden

Nederland heeft een lange traditie van inspraak en samenspraak, al dient opgemerkt te worden dat veel inspraak meer op «tijdelijk aanhoren» lijkt. Maar relatief kleine wijzigingen in de leefomgeving van burgers leiden al tot inspraakprocedures

Wanneer er maatschappelijke onvrede is, dan nodigt de premier naar goed maatschappelijk gebruik mensen uit om hun kant van het verhaal te horen. In deze kabinetsformatie spreken de partijen zelfs met gedupeerden van het toeslagenschandaal en gedupeerden van de gaswinning in Groningen. Na protesten van Kick Out Zwarte Piet en Black Lives Matter vond er twee keer een gesprek met de premier plaats. De premier ging in gesprek met de gele hesjes beweging.

Op dit moment ligt er een aantal wetsvoorstellen voor die een behoorlijke impact hebben op de burgerrechten van een groep Nederland.

Heeft de regering een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van ongevaccineerden? Is zij van plan dit te doen of zal dit een over u, zonder u, verhaal worden, waarbij de regering aan de ene kant lang betoogd heeft dat vaccineren een vrije keuze is, terwijl het beleid van de regering daar steeds minder van getuigt.

Zo dat gesprek niet gepland is, is de regering dan voornemens dat wel te gaan doen?

Dit gesprek is urgent omdat er diepe kloven in de Nederlandse samenleving aan het ontstaat zijn met forse schade aan het onderlinge vertrouwen en de bereidheid om elkaar te begrijpen. Nederland kan zich simpelweg niet permitteren dat er 1,5 tot 2 miljoen mensen zijn die zich volstrekt ongehoord voelen en met wie ook geen dialoog plaatsvindt.

De leden van de SGP-fractie zien dat de regering erop wijst dat de inzet van het verplicht coronatoegangsbewijs in de niet-essentiële detailhandel getoetst zal worden aan de criteria die daarvoor in artikel 58b, tweede lid van de Wpg zijn opgenomen. Zij menen zich te herinneren dat de regering inmiddels heeft aangekondigd dat de regering het coronatoegangsbewijs in de niet-essentiële detailhandel en dienstverlening inderdaad wil gaan verplichten. Kan de regering helder toelichten waarom zij van mening is dat het coronatoegangsbewijs in de niet-essentiële detailhandel en dienstverlening voldoet aan de criteria die genoemd worden in artikel 58b, tweede lid, Wpg?

De leden van de SGP-fractie lezen voorts in de toelichting dat de introductie van de mogelijkheid om het coronatoegangsbewijs ook in te kunnen zetten op het terrein van niet essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen ««noodzakelijk wordt geacht in het licht van het huidige verslechterende epidemiologisch beeld»». Kan de regering aangeven waarom de introductie van het coronatoegangsbewijs ««noodzakelijk»» is? Heeft de regering andere maatregelen overwogen om ervoor te zorgen dat sectoren veilig open kunnen blijven? Deelt de regering de mening van de leden van de SGP-fractie dat in zeer veel winkels en voorzieningen gemakkelijk andere maatregelen zouden kunnen worden gehanteerd, zoals een maximum-bezoekersaantal, het gebruik van mondkapjes of het houden van de anderhalve meter afstand zoals ook tijdens een eerdere besmettingsgolf het geval was? Winkels en andere voorzieningen kunnen op een vrij eenvoudige wijze deze maatregelen weer herinvoeren zonder de noodzaak om extra personeel in te huren om een coronatoegangsbewijs te scannen aan de deur. Ook de Raad van State wijst erop dat in de toelichting niet wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de maatregelen die in de afgelopen weken reeds zijn getroffen en die ook winkels treffen (zoals de herintroductie van de mondkapjesplicht) zich verhouden tot het voorstel om het coronatoegangsbewijs uit te breiden tot de niet-essentiële detailhandel. De leden van de SGP-fractie vragen de regering zich niet te verschuilen achter de uitleg dat dit nader moet worden afgewogen bij de ministeriële regeling, omdat de regering reeds heeft aangekondigd dat het daadwerkelijk van plan is om het coronatoegangsbewijs in te voeren in de detailhandel. Zij gaan ervanuit dat de regering daarover dan ook al heeft nagedacht.

De leden van de SGP-fractie geven tenslotte aan dat «niet-essentiële detailhandel en voorzieningen» destijds niet als aparte categorie zijn opgenomen in de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen. Kan de regering toelichten waarom dit destijds niet is opgenomen, maar nu wel? Waarom vond de regering het destijds blijkbaar te vergaand, maar nu niet?

Het lid van de BBB-fractie leest in de toelichting dat daarin staat vermeld: «ook deze mogelijkheid mag enkel ingezet worden indien dit gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk is.» Genoemd lid ziet graag een nadere toelichting van het begrip «noodzakelijk». Welke voorwaarden en meetbare feiten liggen hieraan ten grondslag?

De memorie van toelichting verwijst naar het 126e OMT-advies waarin wordt gesteld dat het coronatoegangsbewijs een belangrijke bijdrage kan leveren aan het reduceren van het risico op besmettingen. Echter: er is nog geen evaluatie van de werking van dit coronatoegangsbewijs en sinds de invoering hiervan is het aantal besmettingen juist opgelopen. Het is dus niet meteen voor de hand liggend dat het coronatoegangsbewijs effectief is en weliswaar was voorzien in een stijging van het aantal besmettingen vanwege het «seizoenseffect», maar deze stijging is veel hoger gebleken dan gedacht, zeker gezien de hoge vaccinatiegraad bij met name de ouderen.

Het lid van de BBB-fractie denkt daarom dat een spoedige evaluatie noodzakelijk is en een voorwaarde alvorens over te kunnen gaan tot uitbreiding van de coronatoegangspas. Naast een evaluatie is sowieso een betere (wetenschappelijke) onderbouwing gewenst. Graag ziet dit lid een reactie van de regering daarop.

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat uit het OMT-advies blijkt dat vaccinatie grote bescherming biedt tegen infectie en het tegengaan van overdracht van het virus, inmiddels verschijnen er allerlei nieuwe cijfers die laten zien dat deze bescherming tegen overdracht en tegen infectie behoorlijk afneemt naarmate de tijd verstrijkt en ook zijn er onderzoeken die laten zien dat gevaccineerden juist zeer besmettelijk zijn. Het lid van de BBB-fractie vraagt daarom wat nu werkelijk de mate van bescherming is. Sinds het 126e OMT-advies lijken de feiten aanzienlijk veranderd. Is de regering het met de mening van het lid van de BBB-fractie eens?

Het lid van de BBB- fractie constateert dat uit de memorie van toelichting blijkt dat slecht 0.5% (inmiddels is dat 0.7%) positief testte bij «testen voor toegang», toch vindt het OMT dat daarmee een aanzienlijke bijdrage wordt geleverd aan het terugbrengen van de besmettingsgraad. Het lid van de BBB-fractie verzoekt om inzichtelijk te maken wat het hoogste positieve percentage bij testen voor toegang was in één week, hoeveel mensen dat betreft en hoe zich dit verhoudt tot het aantal positief getesten bij de GGD. Hoeveel mensen die positief testen waren in die week gevaccineerd? Immers, pas als deze cijfers tegen elkaar worden afgezet is het inzichtelijk te maken wat de bijdrage van de coronatoegangspas is tot het reduceren van besmettingen, graag een reflectie van de regering op deze redenering.

Het lid van de fractie van BIJ1 informeert of de regering op de hoogte is van het feit dat besmettingen niet worden voorkomen, maar worden uitgesmeerd vanwege de lagere besmettingsgraad onder gevaccineerde mensen. Is de regering het met dit lid eens dat dit geen afdoende vorm van indammen betreft, dat mensen in kwetsbare posities op deze manier in een situatie van schijnveiligheid worden gebracht en dat hiermee geen recht wordt gedaan aan de plicht om de volksgezondheid te waarborgen voor iedereen?

Het lid van de fractie van BIJ1 maakt zich tevens zorgen over het toestaan van besmettingen onder gevaccineerde mensen in verband met de ontwikkeling van virusmutaties. In hoeverre is de mogelijkheid in beeld dat een besmettelijk virus, dat overspringt tussen gevaccineerde mensen vanwege gecreëerde ruimtes zonder toezicht op besmettelijkheid, een potentieel gevaar is voor toekomstige mutaties, die een resistentie opbouwen in verband met de rondgang onder gevaccineerde mensen?

Is de regering het eens met het lid van de fractie van BIJ1 dat er effectievere maatregelen kunnen worden genomen om de verspreiding van het coronavirus een halt toe te roepen, zoals het overal handhaven van de basismaatregelen (afstand houden, het dragen van mond-neusmaskers, ventileren, het regelmatig wassen van handen)? Waarom is er niet voor gekozen om besmettingen daadwerkelijk tegen te gaan, maar wordt een aanpak geprefereerd die besmettingen niet volledig kan voorkomen, maar slechts afremt? Genoemd lid vraagt of dit een bewuste keuze is? Acht de regering het niet wenselijk dat besmettingen zo veel mogelijk voorkomen worden? Dit lid constateert tevens dat de maatregelen in het wetsvoorstel zeer ingrijpend zijn, en dat dit derhalve niet als argument kan worden gegeven om deze stap niet te zetten.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de SGP-fractie missen in de toelichting op het wetsvoorstel een uitleg waarom het coronatoegangsbewijs effectief is en derhalve überhaupt een noodzakelijke en proportionele maatregel is. Ook de Raad van State wijst erop dat de effectiviteit van de coronapas niet onomstotelijk vaststaat. Kan de regering uitgebreid toelichten in hoeverre het coronatoegangsbewijs daadwerkelijk bijdraagt aan de bestrijding van de verspreiding van het coronavirus en specifiek in de niet-essentiële detailhandel? De leden van de SGP-fractie geven de regering ter overweging mee dat na invoering van het coronatoegangsbewijs de besmettingscijfers omhoog zijn geschoten. Bekend is ook de casus van het Amsterdam Dance Event, waar alle bezoekers een coronatoegangsbewijs hadden, maar waar duizenden besmettingen plaatsvonden. Kan de regering aangeven waarom wordt uitgegaan van de hoge effectiviteit van het coronatoegangsbewijs om besmettingen met het coronavirus tegen te gaan, terwijl besmette, gevaccineerde personen evenwel over een coronatoegangsbewijs beschikken?

Er is inmiddels enige ervaring met het gebruik van het coronatoegangsbewijs, wat is inmiddels bekend over de effectiviteit ervan? De leden van de SGP-fractie vinden het te mager dat volstaan wordt met verwijzingen naar OMT-adviezen. Zij verzoeken de regering om feitelijk en onderbouwd de werking van het coronatoegangsbewijs in de niet-essentiële detailhandel en voorzieningen nader toe te lichten.

Het lid van de fractie van BIJ1 heeft kennisgenomen van het gebruik van de term «mitigeren». Kan dit lid hieruit opmaken dat het voorkomen van besmettingen geen doel op zich is? Kan de regering verklaren waarom niet wordt gekozen voor voorkomen van besmettingen als strategie? Is de regering op de hoogte van het feit dat ook gevaccineerde mensen, die met het coronatoegangsbewijs niet langer worden gecontroleerd op besmettelijkheid, zorg nodig kunnen hebben, en dat de zorg met deze aanpak in een constante cyclus van druk blijft verkeren?

Het lid van de fractie van BIJ1 merkt voorts op dat in de toelichting zowel wordt benoemd dat het coronatoegangsbewijs besmettingen niet uit kan sluiten, en dat even later wordt benoemd hoe het bewijs kwetsbaar gemaakte groepen zou beschermen. Erkent de regering dat deze twee constateringen niet met elkaar overeenkomen? Erkent de regering dat het niet inzetten op zoveel mogelijk voorkomen van besmettingen een direct gevaar vormt voor de gezondheid van mensen in kwetsbaar gemaakte groepen?

2.1 De inzet van het coronatoegangsbewijs

De leden van de PVV-fractie zien op sociale media veel signalen dat de testbereidheid hoger is omdat ongevaccineerden met een positieve test een coronatoegangsbewijs proberen te verkrijgen omdat ze denken dat de regering binnenkort overgaat op een 2G-systeem en de testmogelijkheid dan vervalt. Heeft de regering deze signalen ook opgepikt? Is het in dat licht dan niet paniekerig als de Minister-President zijn coronapersconferentie begint met het tweemaal nadrukkelijk roepen van het aantal van 16.343 positieve tests als de regering dat zelf mede veroorzaakt door het dreigen met 2G?

Het aantal positieve tests is inmiddels de 19.000 gepasseerd. Deze leden zien op sociale media veel signalen van «besmettingsfeesten» omdat ongevaccineerden bang zijn dat de regering binnenkort overgaat op een 2G-systeem en zij voor die tijd nog een coronatoegangsbewijs willen bemachtigen door middel van een herstelbewijs. Heeft de regering deze signalen ook gekregen? Realiseert de regering zich dat de dreiging met 2G hierdoor een averechts effect kan hebben en dat het aantal besmettingen, ziekenhuisopnames en afschaling van de zorg door de dreiging met 2G kan verergeren?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de inzet van een coronatoegangsbewijs ervoor zorgt dat andere, meer beperkende maatregelen niet of pas op een later moment ingezet hoeven te worden. Kan de regering aangeven op welk moment een coronatoegangsbewijs niet meer afdoende is en wel de meer beperkende maatregelen nodig zijn? In hoeverre is daarbij de mate waarin de sectoren waarvoor een coronatestbewijs verplicht is ook daadwerkelijk gecontroleerd worden van belang voor de keuze voor het al dan niet inzetten van verdergaande maatregelen zoals het geheel of gedeeltelijke laten sluiten van een sector?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering stelt dat het OMT in zijn 126ste advies heeft aangegeven «dat een coronatoegangsbewijs een belangrijke bijdrage levert aan het reduceren van het risico op besmettingen met het virus SARS-COV-2 op plekken waar mensen samenkomen.» Genoemde leden merken op dat dit OMT-advies, van voor de uitbreiding van het coronatoegangsbewijs in september, enkel spreekt over de bijdrage die wordt geleverd bij het reduceren van het risico bij evenementen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen derhalve een nadere onderbouwing van de stelling dat het coronatoegangsbewijs het risico op besmettingen reduceert op andere plekken waar mensen samenkomen, zoals in niet-essentiële detailhandel.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de meest recente cijfers niet spreken van een percentage van 0,5% positieve testen bij testen ten behoeve van testbewijzen, maar 0,7%. De regering geeft aan dat het vragen van een testbewijs een preventieve werking lijkt te hebben. Genoemde leden vragen wat de regering bedoelt met de stelling dat het vragen van een testbewijs een preventieve werking lijkt te hebben.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het OMT heeft geadviseerd coronatoegangsbewijzen toe te passen in situaties waar mensen dicht bij elkaar komen. Genoemde leden vragen derhalve of zij het juist zien dat het coronatoegangsbewijs niet wordt geadviseerd toe te passen op situaties waar anderhalve meter of meer afstand tot elkaar wordt gehouden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of, zolang gebruik wordt gemaakt van de inzet van het coronatoegangsbewijs, het gebruik van testen gratis blijft conform artikel 58rc eerste lid van de Wpg.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of zij het goed zien dat inzet van het coronatoegangsbewijs betekent dat in niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening geen mondkapjesplicht zal gelden, maar in essentiële detailhandel en bij essentiële dienstverlening wel. Zij vragen of dit wenselijk is en of inzichtelijk is wat de (verwachte) effectiviteit is van beide maatregelen in de detailhandel.

De leden van de JA21-fractie zijn van mening dat vaccins tegen covid-19 doeltreffend zijn in het verminderen van de kans op een ziekenhuisopname. De beschermende werking, onder meer van de vaccins van Janssen en AstraZeneca, vermindert echter sneller dan deskundigen konden vermoeden. Daarbij tonen data aan dat vaccins na relatief korte tijd geen betekenisvol effect meer hebben op het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus. Het coronatoegangsbewijs is door de hoge incidentie van het aantal positief geteste gevaccineerden in absolute aantallen een aanjager van de besmettingen. Dit in weerwil van de feitelijk onjuiste bewering van de regering dat wordt voorkomen dat mensen die besmet blijken, toch toegang tot activiteiten of voorzieningen hebben. Want dat is niet het geval, omdat het coronatoegangsbewijs daarvoor geen garantie biedt. De leden van de fractie van JA21 vragen in dit licht of de regering erkent dat hierdoor de medische grondslag van het coronatoegangsbewijs in het algemeen en het uitbreiden van de werkingssfeer ervan met het onderhavige wetsvoorstel in het bijzonder ontbreekt of op zijn minst stevig rammelt, waarmee het legitieme doel van dit wetsvoorstel komt te vervallen. Dit omdat het legitieme doel in geen geval kan worden bereikt met dit wetsvoorstel waarmee een reëel verband tussen doel en wet vervalt.

Volgens de regering maakt de inzet van een coronatoegangsbewijs dat «andere, meer beperkende maatregelen niet of pas op een later moment» hoeven te worden ingezet. De leden van de fractie van JA21 willen weten welke andere, meer beperkende maatregelen de regering voornemens is in te zetten. De leden van de fractie van JA21 verzoeken de regering indringend om kenbaar te maken welke voorbereidingen daartoe worden getroffen en wanneer de regering deze volgende stap naar buiten brengt. Daarnaast willen genoemde leden weten of de verwachting dat het uitbreiden van het coronatoegangsbewijs en het invoeren van 2G-beleid een dusdanig grote dempende werking op een infectiepiek van circa 16.000 besmettingen per dag zal hebben, een realistische verwachting is.

De leden van de SGP-fractie herinneren eraan dat de regering overweegt om in bepaalde situaties een zogenaamd «2G-beleid» in te voeren. Kan de regering toezeggen dat niet-essentiële detailhandel en voorzieningen altijd toegankelijk zullen blijven voor mensen die niet gevaccineerd dan wel hersteld zijn van het coronavirus?

Het lid Omtzigt merkt het volgend op: Indien het doel van de maatregelen een lage viruscirculatie is, dan rijst wel de vraag waarom de regering verwacht dat deze maatregel en het coronatoegangsbewijs de viruscirculatie indamt. Er kan namelijk sprake zijn van een behoorlijk schijnveiligheid met een coronatoegangsbewijs. Het coronavirus circuleert redelijk vrij in Nederland en vele gevaccineerden zijn besmet met het virus. Dat heeft forse gevolgen: bij het Amsterdam Dance Event – toegang alleen met het coronatoegangsbewijs – raakten meer dan 1000 mensen besmet op een moment dat de virus circulatie een stuk lager was (rond de 3000–4000 vastgestelde besmettingen in Nederland).

Het coronatoegangsbewijs zorgde er dus geenszins voor dat mensen beschermd werden tegen besmettingen.

De vraag is dus zeer relevant of het coronatoegangsbewijs en de uitbreiding van het coronatoegangsbewijs gaat leiden tot minder of zelfs meer besmettingen. Indien namelijk bezoekers de basismaatregelen niet in acht nemen (en dat hoeft niet met het coronatoegangsbewijs), dan kan het juist leiden tot meer besmettingen.

Daarom vraagt het lid Omtzigt zeer pertinent naar de wetenschappelijke onderbouwing van het coronatoegangsbewijs. Die vraag stelde dit lid overigens al op 21 oktober – voordat de cijfers van het Amsterdam Dance Event bekend waren – via de schriftelijke vragenset 2021Z18310. Die vragen dienen echt per ommegaande beantwoord te worden.

In dit wetsvoorstel staat ook geen onderbouwing van de verwachte effecten: welke effecten verwacht de regering van het wetsvoorstel, binnen welke termijn treden die effecten op? Kan de regering een overzicht geven van de epidemiologisch te verwachten effecten van verschillende combinaties van interventies, met en zonder het coronatoegangsbewijs? Indien niet, waar is het huidige wetsvoorstel dan op gebaseerd, bezien vanuit het licht van de bestrijding van het coronavirus?

En gezien het feit dat er zoveel besmettingen zijn opgetreden vraagt het lid Omtzigt ook of het niet gepast is om bij evenementen met het coronatoegangsbewijs – een coronatoegangsbewijs waar hij zelf niet meer heeft ingestemd – het niet gepaster is om ten minste een minimumset maatregelen te treffen die besmettingen als zodanig tegengaan.

2.2 Niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening

De leden van de VVD-fractie willen graag meer uitleg over de situatie waarin er sprake is van gemengde vormen van detailhandel en/of dienstverlening in één zaak, dus essentieel en niet-essentieel. Hoe wordt daarmee omgegaan? Wat wordt verstaan onder «in hoofdzaak»? Bij welke verhouding tussen essentieel en niet-essentieel valt het onder de ene of andere groep? Wat wordt verstaan onder «niet hoofdzakelijk gericht zijn op eerste levensbehoeften»?

Begrijpen de leden van de VVD-fractie het goed dat alle zaken die tijdens eerdere lockdown maatregelen onder essentiële detailhandel vielen, in het kader van dit wetsvoorstel ook weer in deze categorie vallen?

De leden van de VVD-fractie lezen in de toelichting dat post- en pakketdiensten vallen onder de essentiële dienstverlening. De praktijk is dat veel post- en pakketdienstverlening ondergebracht is in winkels, ook deels in niet-essentiële winkels. Hoe wordt daarmee omgegaan?

Genoemde leden lezen voorts dat bibliotheken terecht vallen onder essentiële dienstverlening. In hoeverre vallen boekwinkels onder de essentiële winkels?

De leden van de VVD-fractie zien tenslotte bij de voorbeelden van niet-essentiële dienstverlening wel het voorbeeld van nagelsalons, maar hoe zit het met kappers en schoonheidsspecialisten? Bij de sluiting van sectoren was er eerder discussie over medische schoonheidsspecialisten, waar vallen die onder?

De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom er niet, net als in artikel 58h van de Wpg (aangaande het niet openstellen of voorwaarden stellen aan openstelling van publieke plaatsen), voor is gekozen om de definitie «publieke plaatsen» in algemene zin te gebruiken en vervolgens in de ministeriële regeling te definiëren welke plaatsen dit zijn. Zo is artikel 58h breed geformuleerd maar was, in de regeling tijdens de lockdown afgelopen winter, ervoor gekozen een uitputtende lijst te maken van uitzonderingen zoals levensmiddelenwinkels, bouwmarkten en tankstations.2 Daarnaast vragen deze leden de regering in hoeverre er bij een rechter nog discussie kan ontstaan over de definitie van de termen essentieel versus niet-essentieel? Is het voorts niet wenselijker om gericht het type plaatsen te noemen in de ministeriële regeling?

De leden van de D66-fractie hebben in het nader rapport de antwoorden van de regering op het advies van de Raad van State gelezen. Het is echter voor deze leden nog onduidelijk wat er precies verwacht wordt van grotere overdekte winkelcentra of drukbezochte winkelstraten waarbinnen essentiële winkels gevestigd zijn. Zo zijn er genoeg winkelcentra (en -straten) waarin slagers, opticiens en drogisterijen gelegen zijn naast kledingwinkels en juweliers. Kan in dat geval bij de toegang van een winkelcentrum (of -straat) gecontroleerd worden op een coronatoegangsbewijs? Kan er binnen de kaders van de wet ook gewerkt worden met een polsbandjessysteem bij de algemene toegang van het winkelcentrum (of -straat)? Zo ja, gelden dan in het winkelcentrum (of -straat) zelf nog de anderhalve meter of het mondneuskapje voor iedereen, totdat iemand, al dan niet met polsbandje, een niet-essentiële winkel ingaat?

De leden van de D66-fractie constateren dat eerder een advies van toepassing was om een check-gesprek te voeren bij niet-essentiële voorzieningen, oftewel: triage. Bij contactberoepen werd verwacht dat er gevraagd werd aan de klant of hij/zij klachten had of in de buurt was geweest bij iemand die besmet was met het coronavirus. Is dit wat de regering betreft een goede leidraad voor het wel of niet inzetten van het coronatoegangsbewijs? Anders gezegd, dat de inzet van het coronatoegangsbewijs de voorkeur geniet op plekken waar voorheen bij de entree een check-gesprek moest plaatsvinden?

De leden van de D66-fractie lezen in de toelichting: «Zoals bleek bij de sluiting van de niet-essentiële detailhandel in december 2020 zullen er locaties zijn die deels als essentieel en deels als niet-essentieel aangemerkt kunnen worden. In dergelijke gevallen zullen die locaties een coronatoegangsbewijs moeten vragen indien hoofdzakelijk sprake is van niet-essentiële detailhandel of niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen. Dit wordt nader uitgewerkt bij ministeriële regeling.»

Kan de regering aangeven hoe dit in december 2020 werd opgelost? Kan de regering aangeven welke percentages destijds werden gebruikt voor de term «hoofdzakelijk», welke voorwaarden er voorts golden voor (niet-)essentieel en in hoeverre dat problemen gaf in de handhaving van de sluitingen? Kan voorkomen worden dat, zoals destijds het geval was met bijvoorbeeld non-food-discountwinkelketens, na invoering onduidelijkheid ontstaat over de reikwijdte van de bepaling?

De leden van de D66-fractie vragen tot slot in algemene zin te reflecteren op de lockdown van de vorige winter (2020/2021), waarbij onderscheid werd gemaakt tussen essentiële en niet-essentiële voorzieningen en hoe deze geleerde lessen hebben bijgedragen aan dit wetsvoorstel.

De leden van de PVV-fractie vragen waarom de regering denkt dat repressie en beperkingen door middel van het coronatoegangsbewijs zinvoller is bij het terugdringen van het aantal besmettingen met het coronavirus dan het regelen van de juiste ventilatie bij contactberoepen, niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening? Waarom is de juiste ventilatie, eventueel met behulp van CO2-meters niet geregeld?

De leden van de CDA-fractie constateren dat er locaties zullen zijn die deels als essentieel en deels als niet-essentieel aangemerkt kunnen worden. De regering schrijft dat in dergelijke gevallen die locaties een coronatoegangsbewijs zullen moeten vragen indien hoofdzakelijk sprake is van niet-essentiële detailhandel of niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering al kan toelichten op welke wijze dit uitgewerkt zal worden in de ministeriële regeling.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten waarom in de toelichting boekhandels onder de categorie «niet-essentieel» worden genoemd, terwijl mensen nu wel gevraagd wordt zoveel mogelijk thuis te blijven en de geestelijke gezondheid ook van groot belang is.

Kan de regering aangeven wat zij vindt van het idee om in plaats van een coronatoegangsbewijs een beperking te stellen aan het aantal bezoekers en dit afhankelijk te maken van het aantal vierkante meters?

De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij het nodig acht om het coronatoegangsbewijs ook verplicht te kunnen stellen in speeltuinen. Worden kinderen hier niet buitenproportioneel door geraakt? Hoe verhoudt zo’n plicht zich tot het enorme belang van buitenspelen voor de gezondheid van kinderen? Wat is de toegevoegde waarde van een coronatoegangsbewijs-verplichting in speeltuinen?

De leden van de PvdA-fractie lezen voorts dat met het onderhavige wetsvoorstel bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het coronatoegangsbewijs ook ingezet wordt bij niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat in de detailhandel en dienstverlening waarvoor het coronatoegangsbewijs niet gaat gelden, toch afdoende maatregelen worden genomen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan? Is een mondkapjesplicht dan afdoende? Wordt aan winkeliers ook gevraagd om het aantal klanten per vierkante meter te beperken?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering het noodzakelijk acht om coronatoegangsbewijzen in te kunnen zetten van niet-essentiële detailhandel en dienstverlening, vanwege het verslechterde epidemiologisch beeld. Wat zijn concreet de geraamde effecten op het reproductiegetal bij het invoeren van het coronatoegangsbewijs (3G) in niet-essentiële detailhandel en dienstverlening? In de memorie van toelichting wordt verwezen naar het 126ste OMT-advies over de inzet van coronatoegangsbewijzen. Klopt het dat de grondslag voor dit 126ste OMT-advies gebaseerd is op het risico-taxatiemodel van de TU Delft, zoals de heer van Dissel in de technische briefing jongsleden aangaf? Zo ja, is de regering ervan op de hoogte dat dit risico-taxatie-model is bedoeld om de mogelijke effecten te modelleren in (grote) evenementen en niet voor de toepassing van onderhavig wetsvoorstel, vragen de voornoemde leden zich af. Zo nee, kan de regering alle beschikbare informatie met de Kamer delen rondom de verwachte effecten? De regering schrijft ook dat de coronatoegangsbewijzen een belangrijke maatregel zijn om het risico op een toename van het aantal besmettingen te «mitigeren». Wat bedoelt de regering met mitigeren? Welke andere maatregelen zijn er om op dergelijke plekken het virus te mitigeren? Wat is het verschil tussen mitigatie en indammen, voor de regering? Welke Europese landen hebben nog meer een verplichting van het coronatoegangsbewijs in niet-essentiële detailhandel en dienstverlening?

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven de keuze van de regering om in ieder geval niet over te gaan tot invoering van het coronatoegangsbewijs voor essentiële detailhandel en dienstverlening. Tegelijkertijd zien zij met de regering dat ook bij zogeheten niet-essentiële detailhandel en dienstverlening sprake is van maatschappelijk belang. Zij vragen de regering hoe wordt bepaald wat wel en wat niet essentiële detailhandel is. Hoe wordt hierin omgegaan met winkels met een gemêleerd aanbod? Kan de regering meer inzicht geven in de ministeriële regeling die op dit punt wordt voorbereid en hoe hierin aandacht is voor de uitvoerbaarheid en begrijpelijkheid.

Ten aanzien van niet-essentiële dienstverlening vragen de leden van de ChristenUnie-fractie eveneens om inzicht in de ministeriële regeling die in voorbereiding is. In de memorie van toelichting zien genoemde leden juridische dienstverlening niet genoemd. Mogen zij aannemen dat dit onder essentiële dienstverlening wordt geschaard? Genoemde leden vragen aan welke contactberoepen wordt gedacht bij niet-essentiële dienstverlening en hoe hierin met bijvoorbeeld prostitutie wordt omgegaan.

De leden van de JA21-fractie lezen dat toegang tot bijvoorbeeld een schoenenwinkel of een warenhuis voor een korte periode als niet noodzakelijk kan worden beschouwd. De leden van de fractie van JA21 vragen in hoeverre de aanduiding «niet-essentieel» met betrekking tot de detailhandel een waardeoordeel is dat in hoge mate een subjectief karakter heeft, omdat deze aanduiding met name dient om een politiek onderscheid te kunnen maken dat in het dagelijkse leven door gewone mensen als zodanig niet of in veel mindere mate wordt ervaren. Naarmate de tijd langer voortduurt dat een normale toegang tot dergelijke voorzieningen niet mogelijk is, krijgt «niet-essentieel» een lading die in toenemende mate aan zeggingskracht verliest. Daarbij gaat het niet alleen om de erkenning van het maatschappelijk belang, wat de regering expliciet erkent. Het gaat verder. Want er komt een moment waarop ook een schoenenwinkel en een warenhuis, om deze twee voorbeelden nogmaals te noemen, essentiële voorzieningen worden. De leden van de fractie van JA21 zijn benieuwd of de regering erkent dat de toevoeging «niet-essentieel» een subjectief element in zich heeft en of deze met het verstrijken van de tijd aan geldingskracht inboet.

Het onderscheid tussen «niet-essentiële» en «essentiële detailhandel» is naar de opvatting van de leden van de SGP-fractie arbitrair. Kan de regering uitleggen waarom een slijterij valt onder «essentiële detailhandel», maar een boekwinkel onder «niet-essentiële detailhandel»? Is de geest minder dan het lichaam? Kan de regering toezeggen dat boekhandels voortaan als «essentieel» zullen worden aangemerkt?

Kan de regering voorts aan de Kamer uitleggen hoe omgegaan wordt met detailhandel waarbij sprake is van een vermenging van essentiële en niet-essentiële dienstverlening? Gaat daar wel of geen coronapas gelden?

Gelden kappers als essentiële dienstverlening? In het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State worden kappers als niet-essentieel aangemerkt, waar dit in de toelichting lijkt te ontbreken. Daarnaast vragen deze leden of sekswerkers verplicht worden om een coronatoegangsbewijs te vragen, daar dit naar het oordeel van deze leden niet onder essentiële dienstverlening valt. Dit ontbreekt in de toelichting, kan de regering hier uitsluitsel over geven?

Kan de regering uitleggen waarom het logisch is om voor voorzieningen in de openlucht zoals dierentuinen en speeltuinen een coronatoegangsbewijs te vereisen? In de openlucht is het besmettingsrisico toch zeer gering? Kan de regering de proportionaliteit van een dergelijke maatregel nader onderbouwen? Hier kan toch veel gemakkelijker worden gewerkt met maximumtoegangsaantallen? De Raad van State wijst erop dat er eerder juist onderscheid werd gemaakt tussen maatregelen die binnen en die buiten golden. Waarom wordt daar nu weer van afgeweken?

Kan de regering nader ingaan op de situatie die zal ontstaan in winkelcentra en winkelgebieden, waarbij voor sommige winkels wel een coronatoegangsbewijs en voor andere winkels géén coronatoegangsbewijs zal worden verplicht? De Raad van State wijst erop dat de begrijpelijkheid van de maatregelen er niet groter op zal worden. Denkt de regering dat dit met communicatie te repareren valt?

2.3 Differentiatie en lokaal maatwerk

De leden van de VVD-fractie vinden het een goede ontwikkeling dat er lokaal dan wel regionaal maatwerk en differentiatie mogelijk is. Zodat er gericht maatregelen kunnen worden genomen op plekken waar de besmettingen hoog zijn of waar de vaccinatiegraad laag is. Daardoor ondervinden mensen niet meer beperkingen dan nodig is. Kan de regering uiteenzetten hoe een waterbedeffect hierbij zo goed mogelijk voorkomen kan worden?

Genoemde leden lezen voorts dat het denkbaar is dat er onderscheid gemaakt wordt op basis van de oppervlakte van een winkel, zodat bijvoorbeeld in grote winkels gewerkt wordt met coronatoegangsbewijzen. Deze leden begrijpen die differentiatiemogelijkheid, gelet op de hiervoor door deze leden genoemde slecht uitlegbare vergelijking. Maar wat is de opvatting van de regering over mogelijke kritiek dat daar juist meer ruimte is voor mensen dan in bijvoorbeeld kleine winkels?

De leden van de VVD-fractie merken op dat er nu in de detailhandel gewerkt wordt met een mondkapjesplicht en een dringend advies om anderhalve meter in acht te nemen. In hoeverre komen deze dan weer te vervallen? Wat is de opvatting van de regering inzake winkelcentra waar essentiële (waar de mondkapjesplicht dan bijvoorbeeld nog wel geldt) en niet-essentiële winkels zitten? In hoeverre zijn de maatregelen aanvullend of een vervanging van elkaar?

De leden van de VVD-fractie hebben gezien dat het werken met polsbandjes in de horeca in relatie tot coronatoegangsbewijzen goed heeft gewerkt. Is dit straks ook mogelijk in winkelcentra en winkelgebieden in binnensteden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie vragen de regering een uitputtende opsomming te geven over de vraag waarbinnen gedifferentieerd kan worden binnen dit wetsvoorstel. Bijvoorbeeld: coronatoegangsbewijs binnen maar niet buiten, coronatoegangsbewijs in regio A maar niet in regio B, coronatoegangsbewijs bij winkeloppervlakte vanaf x vierkante meter, coronatoegangsbewijs én een mondneuskapje, coronatoegangsbewijs óf een mondneuskapje, coronatoegangsbewijs óf sluitingstijden, et cetera.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering in de beantwoording van het advies van de Raad van State niet is ingegaan op de differentiatiemogelijkheden in dit wetsvoorstel ten aanzien van het maken van onderscheid tussen binnenruimtes en buitenruimtes. Kan de regering dat alsnog doen?

De leden van de D66-fractie lezen in de toelichting dat er veel differentiatie mogelijk is in deze sectoren. Indien het OMT-adviseert om bij bepaalde winkels te werken met een coronatoegangsbewijs of een mondneuskapje én anderhalve meter, of dat het OMT aangeeft dat het eerder sluiten van een voorziening een vergelijkbaar effect geeft als een coronatoegangsbewijs. Welke optie wordt dan gekozen? Hoe wordt afstemming gezocht met verschillende branches indien zij een voorkeur hebben voor het één of het ander? Is binnen dit wetsvoorstel ook een keuzemodel mogelijk, oftewel is het mogelijk dat de ondernemer zélf kan kiezen wat hij wil? Zo ja, is dat wenselijk in de ogen van de regering en draagt dat bij aan heldere communicatie richting bezoekers van deze voorzieningen? Hoe wordt gekeken wat de voorkeur heeft qua handhaving?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat het mogelijk is om differentiatie en lokaal maatwerk toe te passen bij het nemen van maatregelen. Er kan in elk geval onderscheid worden gemaakt binnen en tussen bijvoorbeeld gemeenten of wijken. Welke criteria gelden er ten aanzien van het maken van dat onderscheid? Is dat alleen de epidemiologische situatie of ook bijvoorbeeld de mate waarin in dat gebied de afgekondigde coronamaatregelen worden nageleefd?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering aangeeft dat ook kan worden overwogen enkel voor bepaalde sectoren waar dit nodig is, het coronatoegangsbewijs in te voeren. Genoemde leden geven aan het lastig te vinden op dit moment te zien in welke sectoren, op welke momenten en onder welke voorwaarden de regering nou precies voornemens is het coronatoegangsbewijs in te zetten. De regering geeft aan dat het mogelijk is enkel winkels vanaf een bepaald winkeloppervlak te verplichten het coronatoegangsbewijs te vragen. Is de regering ook daadwerkelijk voornemens dit te doen? Op basis waarvan zal dit worden besloten? Genoemde leden zien tevens dat de regering de mogelijkheid beschrijft afhaal en/of retournering uit te zonderen, is de regering ook hierbij van plan daar daadwerkelijk toe over te gaan? Zo nee, onder welke voorwaarden is dat wel mogelijk?

Voorts geeft de regering aan lokaal maatwerk denkbaar te achten. De leden van de ChristenUnie-fractie onderstrepen bij alle maatregelen het subsidiariteitsbeginsel en vinden uitwerking van deze maatregel daarom belangrijk. Zij vragen de regering naar de precieze voornemens en planning van de uitwerking. Gezien de uiteenlopende varianten die de regering in overweging heeft vragen zij om meer inzicht en de keuzes die de regering voorziet in de bijbehorende ministeriële regeling.

De leden van de fractie van JA21 zijn de opvatting toegedaan dat het, gelet op de complexiteit van het voorgestane maatwerk, het veel verstandiger is om de nadruk te leggen op het in acht nemen van de basismaatregelen, waarbij het in acht nemen van hygiënemaatregelen en het houden van afstand veruit de meest doeltreffende wijze is om verspreiding van het coronavirus te voorkomen. De leden van de fractie van JA21 zijn benieuwd of differentiatie en lokaal maatwerk dusdanig zijn vorm te geven dat het voor ondernemers, overheden, publiek en andere betrokkenen nog mogelijk is om nog enigszins te begrijpen op welke plek, op welke locatie op welk tijdstip welke regels gelden. Dit vooropgesteld, vragen genoemde leden of maatwerk als alternatief voor een coronatoegangsbewijs het mogelijk maakt om een in de tijd uitgezet maximumaantal klanten gerelateerd aan de winkeloppervlakte aan te houden, of om op afspraak te winkelen.

De regering laat een aantal mogelijkheden en overwegingen open met betrekking tot een combinatie tussen lokaal maatwerk en onderscheid naar typen detailhandel en dienstverlening alsmede onderscheid naar regio’s en voorzieningen met een al dan niet bovenregionale functie. Ook het geheel aan onzekerheden en niet uitgewerkte opties overziend, wordt het vermoeden van de leden van de fractie van JA21 bevestigd dat onderhavig wetsvoorstel een ondoordachte haastklus is. Is de regering het ermee eens dat een ingrijpende voorgestane wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 beter dient te worden doordacht en voorbereid dient te worden dan in deze met stoom en kokend water tot stand gekomen procedure het geval is?

De regering stelt in het nader verslag in reactie op het advies van de Raad van State over de verhouding tussen het inzetten van het coronatoegangsbewijs met andere (mogelijke) maatregelen, zoals een mondkapjesplicht of het herinvoeren van de veilige afstand, dat voortdurend aan de hand van de actuele epidemiologische en maatschappelijke omstandigheden wordt bezien wat op dat moment de meest evenredige maatregel is om in te zetten ter bestrijding van de epidemie. Het is volgens de regering dan ook op voorhand in algemene zin niet goed aan te geven welke maatregelen elkaar zouden kunnen «vervangen» of juist aanvullend op elkaar zouden moeten gelden. De leden van de fractie van JA21 vragen de regering of de voorgenomen wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 past bij een verdere opeenstapeling van maatregelen die van het beweerdelijk inzetten van «wat op dat moment de meest evenredige maatregel is om in te zetten ter bestrijding van de epidemie» slechts een theoretische optie maakt. Dit omdat alle maatregelen gelijktijdig worden ingezet en er geen instrumentarium voorhanden is om geloofwaardig te kunnen beoordelen wat werkt, wat niet werkt en welke maatregel daarom wel en niet zou moeten gelden.

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering overweegt om het coronatoegangsbewijs voor niet-essentiële dienstverlening of voorzieningen alleen in bepaalde gebieden te verplichten, waar bijvoorbeeld de besmettingsgraad hoog is? Deze leden vragen of de regering over deze vraag kan aangeven wat zij daadwerkelijk van plan is, in plaats van hierop slechts strikt theoretisch te antwoorden?

Overweegt de regering om kleine winkels en voorzieningen uit te sluiten van de verplichting om een coronatoegangsbewijs te vragen? Kan de regering aangeven of hierin wordt meegewogen dat in bepaalde winkels slechts de eigenaar werkzaam is en niet over personeel beschikt dat op een coronatoegangsbewijs kan controleren?

Kan de regering voorts aangeven of in lokaal maatwerk de mogelijkheid om andere maatregelen, zoals het gebruik van mondkapjes, wordt meegewogen? Tenslotte vragen de leden van de SGP-fractie wie er eindverantwoordelijk is voor deze aanpak en wat is de rol van de burgemeester hierin is.

Het lid van de BBB-fractie vraagt in welke situaties de uitbreiding van de coronatoegangspas naar niet essentiële winkels en dienstverlening effectief en nuttig is: als maar een gering percentage van de besmettingen daar plaats vindt is deze draconische maatregel niet proportioneel. Bij welk percentage vindt de regering de inzet van deze maatregel gerechtvaardigd? Wanneer zou dit dan weer worden afgebouwd? Ziet de regering wellicht niet meer in het opleggen van een dergelijke maatregel als er sprake is van een duidelijk uitbraak in een bepaalde regio?

Het lid van de BBB-fractie betreurt het dat de mogelijkheid van differentiatie en lokaal maatwerk alleen globaal beschreven is. Dit lid denkt dat juist maatwerk echt een verschil kan maken in het bestrijden van het virus. Kan de regering hier wat concreter op in gaan? En hoe kijkt de regering aan tegen het relateren van maatregelen aan winkeloppervlak? Het maakt immers nogal wat verschil of mensen ruimte hebben en afstand kunnen bewaren of niet.

3. Epidemiologisch beeld

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat maatregelen proportioneel zijn en dat er wordt gekozen voor de minst vergaande optie. Hoe kijkt de regering naar de combi van mondkapjesplicht, anderhalve meter en eventueel maximaal aantal bezoekers per vierkante meter versus een coronatoegangsbewijs? Wat vindt de regering de meest vergaande maatregel?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het OMT de laatste tijd bijvoorbeeld consistent een relatief hoog percentage positieve testen ziet bij contactberoepen. Kunnen daarvan de cijfers naar de Kamer worden gestuurd? Kan tevens naar de Kamer worden gestuurd een antwoord op de vraag hoe het zit met de positieve testen in andere sectoren die vallen onder het onderhavige wetsvoorstel?

De leden van de PVV-fractie lezen dat het demissionaire kabinet aangeeft dat het coronavirus niet meer weggaat, acht de regering het in dat verband dan zinvol de weg van meer repressie in te slaan? Waarom wordt bijvoorbeeld de zeer harde lijn van Duitsland en Oostenrijk gevolgd en niet de milde van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Zweden?

De leden van de PVV-fractie maken zich ernstig zorgen over de zeer forse oploop van het aantal positieve tests sinds de invoering van de coronatoegangsbewijzen en zien een duidelijke schijnveiligheid. Gevaccineerden kunnen ongetest naar binnen, kunnen covid krijgen en de besmetting doorgeven, terwijl de ongevaccineerde niet zonder negatieve test naar binnen kan. Is de regering ermee bekend dat de vermoedelijke bron van het superspreading evenement bij discotheek Aspen Valley legaal was binnengekomen?

De leden van de PVV-fractie achten het zeer vreemd dat de heer Van Dissel tijdens de technische briefing van 3 november jl. stelde dat de ruim 100 besmettingen tijdens het Amsterdams Dance Event niet zo’n groot probleem waren omdat het slechts 0,3% van het aantal de bezoekers betrof, terwijl hij tijdens dezelfde technische briefing zei dat de R 1,2 is en vermoedelijk hoger wordt en dat dit zal leiden tot een verhoging van 40% per week. Dit zou betekenen dat de ruim 1000 positieve testen na het Amsterdams Dance Event, twee weken later tot 2000 positieve testen zal leiden en vier wegen later tot 4000 positieve testen. Het is toch raar dat de onafhankelijke voorzitter van het OMT ineens niet meer onafhankelijk lijkt te opereren daar waar het op de betrouwbaarheid van de door de regering gewenste coronapas gaat?

De leden van de PVV-fractie verwonderen zich over cijfers die de regering in de voorgestelde wetswijziging meldt over de vermindering van de bescherming van de vaccins en vragen of de regering zich wel realiseert dat deze momentopname een momentopname is. Realiseert de regering zich dat de bescherming van de vaccins afneemt en daarom derhalve niet als argumentatie voor uitbreiding van de coronapas kan dienen? Is de regering ermee bekend dat in

België gerekend wordt met een 1,2 keer grotere kans op besmetting met het coronavirus van volledig gevaccineerde 65-plussers? Wat is de reactie van de regering hierop?

Regeren is volgens de leden van de PVV-fractie in ieder geval niet het creëren van een tweedeling in de samenleving en het de schuld geven aan ongevaccineerden, enkel en alleen omdat deze regering zelf onvoldoende regeert. Genoemde leden informeren naar de op verzoek van de Minister van VWS aangehouden motie-Agema over de quarantaineplicht voor huisgenoten.3 Deelt de regering de mening van deze leden dat in het geval van een besmetting, huisgenoten ook in quarantaine moeten, ook als zij zijn gevaccineerd? Zo nee, waarom niet?

Volgens de leden van de PVV-fractie moet de regering regeren door de ic-capaciteit en bemensing van de ic’s op te schroeven naar minimaal het Europees gemiddelde, door de ziekenhuizen te voorzien van voldoende budget voor de inhaalzorg, door het op tijd zetten van boosterprikken bij risicogroepers die dat willen, door het op tijd beschikken over coronamedicatie zoals molnupiravir en door het geven van de juiste ventilatieadviezen in de thuissituatie, door de juiste ventilatie op orde te hebben in scholen, kantoren, winkels en andere binnenruimtes en door het wijd verspreiden van CO2-meters. Wordt deze punten door de regering gedeeld? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoeveel besmettingen zouden kunnen worden voorkomen door het verplichten van een coronatoegangsbewijs in de niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening. Welk deel van de besmettingen vindt momenteel plaats in deze settingen?

Wat zijn de meest recente cijfers over de verspreiding van het coronavirus door gevaccineerden? Kan de regering voorts de meest recente cijfers geven over de ziekenhuis- en ic-opnames van gevaccineerden?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de inzet van het coronatoegangsbewijs een gunstige invloed heeft op de verwachte ziekenhuisopnames. Zij vragen of dit ten opzichte van andere mogelijke maatregelen is, zoals de afstandsnorm en/of het dragen van een mondkapje, of ten opzichte van geen maatregelen. Zij vragen daarnaast hoe de invloed is op de verwachte besmettingen. Zij vragen om in dit antwoord de bevindingen van de praktijkstudie4 te betrekken.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel besmettingen de afgelopen week/weken, kunnen worden teruggeleid naar respectievelijk niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening.

De leden van de JA21-fractie lezen dat de regering eraan hecht dat wordt geborgd dat de inzet van het coronatoegangsbewijs alleen plaatsvindt als dit vanuit epidemiologisch perspectief noodzakelijk is. Genoemde leden vragen of de regering de diepgaande negatieve gevolgen voor de volksgezondheid in brede zin van de opgelegde en nieuw op te leggen beperkingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, alsmede de gezondheidsschade in verband daarmee, die tot uiting komt in onder meer een aangetoonde zorgwekkende toenemende depressiviteit bij jongeren, laat meewegen bij de afweging, of dat de adviezen van het OMT, dat overwegend adviseert vanuit de invalshoek van virologen, bacteriologen en epidemiologen, maatgevend zijn.

Het lid van de fractie van BIJ1 heeft kennisgenomen van de constatering dat binnen contactberoepen een consistent relatief hoog besmettingspercentage verschijnt. Is de regering het met genoemd lid eens dat dit mede wordt veroorzaakt door het ingezette beleid, waarin de basismaatregelen meerdere malen volledig zijn weggenomen, en dat de samenleving op dit moment is ingericht om besmettingen uit te smeren, waarmee mensen die een contactberoep uitoefenen altijd het grootste risico zullen lopen op confrontatie met het coronavirus?

4. Verhouding tot grond- en mensenrechten en andere regelgeving

De leden van de VVD-fractie lezen dat het coronatoegangsbewijs met name personen treft die niet gevaccineerd zijn. De leden willen echter benadrukken dat ondernemers ook geraakt gaan worden, terwijl er al veel is gevraagd van ondernemers in de afgelopen tijd en ze het al ontzettend zwaar hebben gehad.

De leden van de VVD-fractie zijn, net als de Raad van State, van mening dat voor een effectieve maatregel gedrag, naleving en handhaving van belang zijn. Zijn hierover cijfers te geven met betrekking tot de voorgestelde maatregelen? Zowel onder burgers als ondernemers? Daarnaast vragen genoemde leden hoe het zit met de handhaving. Welke concrete en harde afspraken zijn daarover gemaakt met gemeenten? Deze leden zien grote verschillen tussen gemeenten bij de handhaving van de huidige coronatoegangsbewijzen. Hoe worden gemeenten die niet of onvoldoende handhaven aangepakt? In de huidige situatie worden vooral de ondernemers beboet bij het niet naleven van de regels. In hoeverre kunnen ook bezoekers die zonder (geldige) QR-code in een zaak aanwezig zijn waar een coronatoegangsbewijs verplicht is, beboet worden? Hoe hoog is die boete? Hoeveel van dit soort boetes zijn tot nu toe uitgedeeld? Welke belemmeringen zijn daarvoor? Wordt er ook (meer) gekeken naar deze mogelijkheid?

Tijdens de laatste twee persconferenties is door de regering aangegeven dat wordt gewerkt aan voorstellen voor de mogelijkheid van 2G in plaats van 3G. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering ook denkt aan 2G in relatie tot de nu voorgestelde uitbreiding voor coronatoegangsbewijzen.

De leden van de VVD-fractie maken zich met de uitbreiding van de inzet van coronatoegangsbewijzen wel zorgen over de groep mensen die zich niet kunnen laten vaccineren en ook niet kunnen laten testen. Maar ook de groep mensen die zich wel willen laten vaccineren, maar dat niet kunnen vanwege bijvoorbeeld medische redenen of een allergie. Van deze laatste groep wordt ook steeds meer gevraagd, want die zullen zich continu moeten laten testen. Kan de regering aangeven hoe groot de beide groepen zijn? In hoeverre zijn hiervoor andere werkbare oplossingen te vinden?

De leden van de D66-fractie vragen de regering nader te reflecteren op de uitspraak van de Raad van State die over de inzet van het coronatoegangsbewijs stelt: «Daarbij geldt dat de beslissing om zich niet te laten vaccineren weliswaar gerespecteerd moet worden, maar tegelijkertijd niet geheel vrijblijvend is vanwege de gevolgen daarvan voor anderen en in het bijzonder ook voor de zorg.» Wat is de opvatting van de regering over deze uitspraak en eventuele uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aangaande de relatie tussen vaccineren en mensenrechten?

De leden van de PVV-fractie verbazen zich erover dat ondanks het feit dat de Minister van VWS zich bij de wetsbehandeling nog uitgebreid uitte over het feit dat de coronatoegangsbewijzen de persoonlijke levenssfeer van mensen betreffende hun medische status, volgens hem voldoende waarborgden omdat niet terug te herleiden was of het groene vinkje was verkregen door (1) vaccinatie, (2) herstelbewijs of (3) coronatest. Als bij een 2G-model de testoptie verdwijnt en de ongevaccineerde er niet meer in komt, hoe denkt hij dat die persoonlijke levenssfeer dan geborgd wordt?

Een bredere inzet van het coronatoegangsbewijs zal ertoe leiden dat ongevaccineerde personen zich naar verwachting nog vaker moeten laten testen. De leden van de PVV-fractie zien de coronatoegangspas het liefste per heden opgeheven worden, maar vragen of het Testen voor Toegang gratis kan blijven voor ongevaccineerden.

De leden van de PVV-fractie wijzen het demissionaire kabinet op de op 10 maart 2021 ingediende motie Segers/Wilders,5 welke Kamerbreed werd aangenomen en waarin de regering werd verzocht in beleid en wetgeving te garanderen dat een vaccinatiebewijs in geen geval als exclusief toegangsbewijs voor voorzieningen of locaties mogelijk wordt. Waarom wordt de Kamer door de regering geschoffeerd en wordt deze Kamerbreed aangenomen motie genegeerd? Kan dit demissionaire kabinet richting de Kamer uiteenzetten wat de waarde is van een door de kamer aangenomen motie?

Tenslotte spreken de leden van de PVV-fractie hun grote teleurstelling uit over de tweedeling die de regering creëert met het coronatoegangsbewijs, de uitbreiding van het coronatoegangsbewijs en het diaboliseren van ongevaccineerde tieners en jongeren. Gezinnen, families, sportverenigingen, stamkroegen enzovoorts worden verscheurd, waarbij men met een coronapas vergaande vrijheidsbeperkende maatregelen treft waarvan het nut niet aangetoond is. Integendeel, sinds de invoering van het coronatoegangsbewijs vertienvoudigde het aantal positieve coronatests. Een regering die het aantal tests naar beneden denkt te krijgen door het coronatoegangsbewijs uit te breiden, heeft de grip op de realiteit verloren.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat dit wetsvoorstel en de daarmee mogelijk gemaakte maatregelen van zo tijdelijk mogelijke aard zijn.

De leden van de SP-fractie lezen dat beperkingen van bepaalde grondrechten volgens de regering zijn toegestaan, «indien zij bij of krachtens de wet zijn geregeld, de beperkingen noodzakelijk, proportioneel en effectief zijn om het beoogde doel van bescherming van de gezondheid te bereiken en het beoogde doel niet kan worden bereikt met minder ingrijpende middelen». Zij betwijfelen echter in hoeverre de invoering van het coronatoegangsbewijs in de niet-essentiële detailhandel en de niet-essentiële dienstverlening noodzakelijk, proportioneel en effectief is. Is de regering het met deze leden eens dat eerst moet worden onderbouwd in hoeverre deze maatregelen bijdragen aan het beperken van besmettingen en ziekenhuisopnames, voordat kan worden vastgesteld of deze noodzakelijk, proportioneel en effectief zijn?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een nadere onderbouwing van de proportionaliteit en subsidiariteit van genoemde maatregel. Welke andere en minder verregaande maatregelen zijn overwogen? Hoe verhoudt inzet van het coronatoegangsbewijs zich tot bijvoorbeeld het doortrekken van de mondkapjesplicht voor de detailhandel?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de verschillende mogelijkheden tot wel of niet overgaan tot differentiatie en lokaal maatwerk, zoals beschreven in paragraaf 2.3 van de toelichting, tot verschillende uitkomsten kunnen leiden voor de weging van proportionaliteit en subsidiariteit. Hoe ziet de regering, mede in dit licht de toetsing van grondrechten voor zich bij het opstellen van de ministeriële regeling? Ook de toetsing aan artikel 58rb van de Wpg zal afhangen van de keuzes die in de ministeriële regeling worden gemaakt. Hoe zal hierin de toetsing op uitvoerbaarheid en doelmatigheid plaatsvinden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke eventuele maatschappelijk ongewenste effecten van voorliggend wetsvoorstel de regering ziet, en welke voorzorgsmaatregelen worden genomen om deze weg te nemen of te verminderen.

De leden van de JA21-fractie zijn van mening dat het maken van een inbreuk op grondwettelijke rechten en vrijheden inmiddels zo’n automatisme is geworden dat de regering zelfs bij een ingrijpende uitbreiding van de werkingssfeer van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 volstaat met een kortheidshalve verwijzing naar een eerdere onderbouwing en het herhalen van eerder aangevoerde argumentatie. De leden van de fractie van JA21 wensen van de regering te vernemen of de inbreuk op rechten en vrijheden door de uitbreiding van de werkingssfeer van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 zwaarder gaat wegen, gelet op de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, naarmate de tijd voortduurt waarin de maatregelen voortduren. Kan de regering richting de leden van de fractie van JA21 aangeven waarom de kritiek van de afdeling Advisering van de Raad van State over dit aspect is gepareerd met enkele formele toevoegingen aan de motivering in plaats van alsnog een grondige en dringend geboden afweging betreffende de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit te verrichten?

De eis om over een coronatoegangsbewijs te beschikken treft met name personen die niet gevaccineerd zijn, aldus de toelichting. De leden van de fractie van JA21 verlangen van de regering een reflectie op het kennelijke gemak waarmee het beginsel van gelijke behandeling, in steen gebeiteld voor het gebouw van de Tweede Kamer, opzij kan worden gezet door de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Deze leden ontvangen deze reflectie graag vanuit het perspectief van het feit dat wanneer deze barrière eenmaal is genomen, het ook in andere nu nog onvoorziene gevallen eveneens eenvoudig zal zijn om onderscheid te maken tussen verschillende groepen van de bevolking teneinde beleid mogelijk te maken dat door de regering op enig moment wenselijk wordt geacht. Aansluitend vragen de leden van de fractie van JA21 de regering formeel te bevestigen dat met het gemaakte onderscheid sprake is van vaccinatiedrang.

De regering stelt dat het iedereen in principe vrij staat welk bewijsmiddel kan worden ingezet voor het verkrijgen van het coronatoegangsbewijs. Wettelijk is dit gewaarborgd, waardoor personen die zich niet willen of niet kunnen laten vaccineren in plaats van een bewijs van vaccinatie of herstel van infectie in ieder geval gebruik kunnen maken van het bewijs van een testuitslag. De leden van de fractie van JA21 vragen de regering of het bewerkstelligen van de mogelijkheid dat de uitslag van een serologische test als basis voor een herstelbewijs daarin kan worden meegenomen hoge prioriteit heeft. Dit in het licht van de herhaalde en dringende vraag vanuit de samenleving die des te meer gewicht krijgt nu een deel van de samenleving des te meer baat heeft bij deze mogelijkheid.

Een bredere inzet van het coronatoegangsbewijs heeft als gevolg dat niet gevaccineerde personen zich vaker moeten laten testen. Voor deze groep personen is de eis om te beschikken over een coronatoegangsbewijs extra belastend, aldus de regering in de toelichting. De leden van de fractie van JA21 vragen of de regering onderkent dat het verondersteld «relatief beperkte effect gelet op het feit dat het gaat om niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening» in werkelijkheid wordt ervaren als een diepingrijpende en krenkende ervaring.

De leden van de SGP-fractie lezen in de toelichting dat de regering in overweging neemt dat de overheid verplicht is om maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid (artikel 22 van de Grondwet) en dat zij epidemieën zoveel mogelijk moet voorkomen (artikel 11 van het Europees Sociaal Handvest). Genoemde leden onderschrijven deze verplichting en vragen de regering hoe deze verplichting van de overheid zich verhoudt tegenover de coronatoegangsbewijs -maatregel waarbij personen die besmet zijn met het coronavirus, maar die in bezit zijn van een coronatoegangsbewijs nog steeds op plaatsen kunnen komen waar anderen door hen besmet kunnen worden. Biedt deze maatregel niet juist een schijnveiligheid voor gevaccineerden en druist dit niet in tegen de grondwettelijke taak van de overheid?

De leden van de SGP-fractie lezen vervolgens dat aan de andere kant de voorgestelde maatregel gevolgen voor het recht op lichamelijke integriteit (van personen die ter verkrijging van een coronatoegangsbewijs een test moeten laten afnemen), het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (vanwege de gegevensverwerking) en het eigendomsrecht (van de betrokken ondernemers of dienstverleners). Genoemde leden vragen de regering om een nadere onderbouwing waarom de inbreuk op bovengenoemde grondrechten door invoering van het coronatoegangsbewijs opweegt tegen de nog niet bewezen (schijn)veiligheid.

De leden van de SGP-fractie lezen tenslotte dat de eis om over een coronatoegangsbewijs te beschikken met name personen treft die niet gevaccineerd zijn. Een bredere inzet van het coronatoegangsbewijs zal ertoe leiden dat ongevaccineerde personen zich naar verwachting vaker moeten laten testen. Deze leden vragen de regering hoe deze maatregel zich verhoudt tot de uitspraken van de regering dat ondernemers straks voor de keuze tussen 3G en 2G komen te staan. Ongevaccineerden moeten zich na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel vaker laten testen. Na invoering van 2G is testen voor toegang voor hen niet meer mogelijk en zullen zij worden uitgesloten. Kan de regering hierbij ingaan op de eerder gedane uitspraak dat nimmer sprake zal zijn van vaccinatiedrang?

Het lid Omtzigt leest dat de toets op grondrechten pas wordt geleverd als de maatregel via een ministeriële regeling wordt geactiveerd. Dat is voor het lid Omtzigt bizar en onacceptabel. Een ministeriële regeling wordt immers niet voorgelegd aan de Kamer, maar de maatregel kan dan ingaan. Bij een ministeriële regeling is er ook geen advies van de Raad van State.

Is de regering bereid deze toets alsnog te leveren?

Alternatieve maatregelen

Het lid Omtzigt is van mening dat een maatregel die de burgerrechten inperkt proportioneel dient te zijn (daarom volgen hierna vragen over de verwachte effecten) maar ook subsidiair, er dienen geen andere, meer eenvoudige maatregelen te zijn.

Indien de regering voorbereid was geweest, waren er wel degelijk alternatieve maatregelen geweest die voorbereid en uitgevoerd waren. Onderstaand volgt een korte opsomming van die mogelijke maatregelen.

1. Boostercampagne

Onderzoek in Israël toont aan dat boostervaccins zeer effectief zijn en leiden tot veel minder besmettingen. Het vrijwillig aanbieden daarvan zal dus zeker helpen. De boostervaccinatie leidt tot extra bescherming na 12 dagen en dat is behoorlijk snel.

Bij de vragen over de boostercampagne wilde de regering eerder niet aangeven welke landen al begonnen waren en hoe ver zij zijn. Dus daarom volgen onderstaand heel precieze vragen van het lid Omtzigt.

Op welk moment zijn de omliggende landen (Frankrijk, België, VK, Duitsland en Denemarken) begonnen met booster vaccins voor 65-plussers?

Hoeveel mensen boven de 60/65/67 jaar hebben op dit moment per 14 november 2021 in die vijf landen een boostervaccin ontvangen?

Op welk moment zijn al die landen begonnen met boostervaccins voor alle bewoners van verpleeghuizen?

Deze laatste vraag is niet zonder betekenis: in de eerste golf zijn de verpleeghuizen en de eerste lijn echt overgeslagen. Zij kregen geen beschermende materialen en het gevolg was massale sterfte. Op dit moment loopt de sterfte bij de Wlz-gebruikers op en het aantal besmette verpleeghuislocaties neemt ook enorm toe. Welke acute maatregelen worden daarvoor genomen, zo vraagt het lid Omtzigt.

Sinds eind oktober 2021 staat op het coronadashboard niet meer aangegeven hoeveel vaccins Nederland op voorraad heeft. Het lid Omtzigt vraag of de regering bereid is om het RIVM te verzoeken die informatie weer te updaten.

Kan de regering voorts aangeven hoeveel vaccins (en welke) er op dit moment op voorraad zijn? Dit lid ontvangt graag een helder getal per type vaccin en per leverancier.

De regering had natuurlijk voor de voorbereiding op het wetsvoorstel niet hoeven wachten op een Gezondheidsraad Advies maar had ook gewoon voorbereidingen kunnen treffen hiervoor. Het lid Omtzigt vraagt waarom dat niet is gebeurd.

2. Voorlichtingscampagnes

De regering kondigde twee weken geleden (en in het meest recente plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus d.d. 4 november 2021) aan om met een grote voorlichtingscampagne te komen die bijna onmiddellijk zou ingaan.

Bij de naleving van de basismaatregelen is namelijk ontzettend veel winst te behalen: thuisblijven bij ziekteverschijnselen wordt in de algemene samenleving zeer slecht nageleefd en dat is werkelijk bizar. Toch heeft het lid Omtzigt geen massale campagne over de basismaatregelen kunnen ontwaren. Waarom komt de regering die belofte gewoon niet waar en welke campagne is er gestart (en hoeveel budget is daarvoor beschikbaar)?

3. Ventilatie

Het lid Omtzigt constateert dat het nog immer onduidelijk is welke ventilatie interventies de regering verwacht in huishoudens en op de werkplaats. Kan de regering aangeven wat het beleid daar is en hoe ver men gevorderd is met het uitrollen ervan?

4. Het stutten van de zorg

Het stutten van de zorg: een groot aantal zorgverleners is uitgeput. Het ziekteverzuim is enorm hoog in de zorg en er lijkt werkelijk weinig gebeurd te zijn om voldoende capaciteitsuitbreiding te hebben (vast of flexibel) in tijden van stress. Welke maatregelen heeft de regering genomen om deze latere golven ook aan te kunnen?

Het lid van de fractie van BIJ1 neemt met grote verbazing kennis van het feit dat de regering de verplichting om de volksgezondheid te bevorderen aanhaalt. Dit lid constateert dat door te kiezen voor een strategie van mitigatie, waarbij een verminderde vorm van besmettingen acceptabel wordt geacht, met doden en langdurig zieken als gevolg, de overheid geenszins heeft voldaan of voldoet aan deze verplichting.

Genoemd lid wijst de regering nogmaals op deze plicht, en het feit dat hier niet aan wordt voldaan zolang niet wordt gekozen voor een strategie van indammen. Dit lid constateert tevens dat de eerdergenoemde en in dit voorstel verder bevestigde schijnveiligheid door middel van het coronatoegangsbewijs geen plaats kent binnen een dergelijke strategie. Dit lid doet daarom nogmaals een beroep om de regering om haar plicht serieus te nemen, af te zien van (verdere uitbreiding van) het coronatoegangsbewijs, en in te zetten op het indammen van het coronavirus door de basismaatregelen overal te hanteren, ongeacht vaccinatiestatus.

5. Toezicht en handhaving

De leden van de PVV-fractie stellen voor de middelen die worden ingezet voor de handhaving in te zetten ten behoeve van de zorg. Graag ontvangen zij hierop een reactie. Tevens ontvangen zij graag een overzicht van de kosten die tot nu toe werden gemaakt voor de handhaving van eerdere coronamaatregelen alsmede de kosten die in de toekomst worden verwacht.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat ingeval van niet naleving, de burgemeester een aanwijzing of een bevel kan geven, dan wel aan de ondernemer of dienstverlener een last onder bestuursdwang kan opleggen. Strafrechtelijke sanctionering bestaat uit hechtenis van ten hoogste zeven dagen of een geldboete van de eerste categorie. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven in welke gevallen strafrechtelijke sanctionering nodig is en of dan een geldboete van de eerste categorie toereikend is.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering verwacht dat de handhaving op het coronatoegangsbewijs verbeterd kan worden, terwijl de inzet ervan sterk verbreed wordt. Maakt dat het niet nog lastiger voor gemeenten om met de beperkte menskracht die zij hiervoor beschikbaar hebben deze taak effectief uit te voeren? Zo ja, hoe verwacht de regering te voorkomen dat het coronatoegangsbewijs op nog minder plaatsen zal worden gecontroleerd, aangezien de betrappingskans nog kleiner wordt?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat uit onderzoek blijkt dat één op de drie bezoekers in de horeca niet gecontroleerd wordt op het coronatoegangsbewijs. Ook uit diverse recente berichten in de media lijkt opgemaakt te kunnen worden dat de naleving te wensen overlaat. Wat is inmiddels gedaan om de handhaving vanuit gemeenten te verbeteren of wat gaat er nog gebeuren? Hoe wordt de controle op de inzet van het coronatoegangsbewijs gemonitord? Op welk moment kunnen bij gebleken slechte naleving verdergaande maatregelen overwogen worden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke extra verwachte last dit wetsvoorstel op handhaving en gemeenten legt. Hoe is hierin afstemming met politie, boa’s en gemeenten. Op welke wijze zijn, of worden zij betrokken bij de uitwerking van voorliggend voorstel?

De leden van de JA21-fractie constateren dat binnen de horeca één op de drie bezoekers niet gecontroleerd wordt op het coronatoegangsbewijs. Bij sportkantines ligt dat aantal op twee derde. Genoemde leden vragen de regering hoeveel extra inzet in mensen, uren en geld de uitstrekking van het werkingsgebied van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 gaat kosten om handhaving mogelijk te maken. Daarbij zien deze leden graag de vraag betrokken of de regering beseft dat de gebrekkige handhaving van de huidige situaties waarin het coronatoegangsbewijs van toepassing is een signaal is dat uitbreiding praktisch gesproken niet doenlijk is.

De leden van de fractie van JA21 vragen de regering om een reflectie op het gegeven dat de uitermate gebrekkige handhaving in de huidige situatie wijst op een feitelijk niet functioneren van het coronatoegangsbewijs als doeltreffende maatregel om de verspreiding van covid-19 tegen te gaan. Dit nog afgezien van het eerder vermelde gegeven dat het tonen van een QR-code niets zegt over het al dan niet besmettelijk zijn van de desbetreffende persoon.

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe het verplichte coronatoegangsbewijs in de niet-essentiële detailhandel zal worden gehandhaafd. Kunnen gemeenten dit nog wel aan? Deelt de regering de mening dat indien deze maatregel niet kan worden gehandhaafd, deze beter niet kan worden ingevoerd, omdat het dan eerder schijnveiligheid biedt?

6. Uitvoering en administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie zijn het met de regering eens dat toegangscontrole voor een eenmanszaak een grotere last is dan voor een groot winkelconcern of attractiepark. De vraag is dan wel hoe daar straks ook bij de invulling van het inzetten van de coronatoegangsbewijzen in de niet-essentiële detailhandel en dienstverlening rekening mee wordt gehouden. Hoe weegt dat mee?

Voorts lezen deze leden dat voor de burger er alleen regeldruk is ingeval een testuitslag moet worden verkregen. De tijdsinvestering voor het laten afnemen van een test bedraagt gemiddeld dertig minuten per persoon. Deze leden vinden het wel van belang dat iemand tijdig de testuitslag krijgt, en niet dagen hoeft te wachten. Hoe wordt dit geborgd gezien het feit dat de testcapaciteit met dit wetsvoorstel veel meer zal worden benut? Is er inmiddels een goed landelijk dekkend netwerk van testen voor toegang en bereikbare testlocaties in de buurt?

Als de coronatoegangsbewijzen in meer situaties gevraagd (kunnen) gaan worden, dan is het des te belangijker dat de coronacheckapp dan wel de QR-code wel goed werken. De leden van de VVD-fractie krijgen toch nog regelmatig signalen dat er problemen zijn met het krijgen van een QR-code. Bijvoorbeeld waar het gaat om het herstelbewijs dat niet 180 dagen, maar 360 dagen geldig is. Welke knelpunten zijn er op dit moment nog? Wanneer kan dit opgelost worden? Kan de hulp bij problemen worden geïntensiveerd?

De leden van de D66-fractie zijn het eens met de analyse van de regering over de uitvoering van en de administratieve lasten die gepaard kunnen gaan met inwerkingtreding van deze wet. Zij vragen daarom of de regering bereid is, conform eerder bij de horeca-, cultuur- en sportsector, extra financiële middelen vrij te maken om ondernemers te ondersteunen in de naleving van het coronatoegangsbewijs. Zo kan een drukbezocht winkelcentrum bijvoorbeeld wellicht extra beveiliging of hosts gebruiken en komt een dergelijke inzet hoogstwaarschijnlijk ook ten goede aan de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs. Voorts vragen deze leden welke afspraken met veiligheidsregio’s gemaakt gaan worden om de effectiviteit van deze wet te waarborgen. In dit licht vragen deze leden de regering te reflecteren op het beeld dat naar voren is gekomen uit verschillende enquêtes, namelijk dat bij de horeca naleving van het coronatoegangsbewijs suboptimaal was.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de afdeling advisering van de Raad van State onder andere aangeeft dat het aannemelijk is dat de uitvoering met name lastig zal zijn voor kleinere winkels met weinig personeel of winkels waarbij de inrichting zodanig is dat het lastig is om bij de ingang de toegangsbewijzen te controleren. De leden van de CDA-fractie vragen in dat licht of het in bijvoorbeeld winkelcentra of winkelgebieden mogelijk zou kunnen worden gemaakt om met polsbandjes te werken die op een of meerdere centrale punten uitgegeven worden, net als in sommige uitgaansgebieden nu al het geval is voor de horeca.

De leden van de SP-fractie begrijpen dat de inzet van coronatoegangsbewijzen in de niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening zal leiden tot extra regeldruk en extra kosten voor bedrijven. Hoe worden zij hiervoor gecompenseerd?

De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering verwacht dat een kleine winkel met één personeelslid effectief het coronatoegangsbewijs kan controleren. Hoe kunnen deze medewerkers tegelijkertijd klanten helpen en tegelijk de toegang tot de winkel bewaken en coronatoegangsbewijs en ID checken? Hoe realistisch is dat? Mag een winkelier als alternatief ook het aantal bezoekers in de winkel beperken, zoals eerder ook het geval was?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij kan reageren op de vraag van de Raad van State over de vraag of door het verschil in regelgeving tussen verschillende winkels en publieke binnenruimtes met betrekking tot mondkapjes en het coronatoegangsbewijs «in de praktijk een voldoende werkbare situatie ontstaat voor burgers, ondernemers en handhavers, en of het in verband daarmee niet de voorkeur heeft als voor alle winkels hetzelfde regime zou gelden»? Zou het niet duidelijker zijn als voor alle winkels de mondkapjesplicht zou gelden, zonder coronatoegangsbewijs, en zou hierdoor de kans dat mensen zich aan deze regels houden ook niet groter zijn, dan de lappendeken aan regelgeving die de Raad van State hierover schetst?

De leden van de SP-fractie lezen in reactie op het advies van de Raad van State om een zo helder en consistent mogelijke afbakening, dat de regering stelt graag de mogelijkheid te willen hebben om flexibel maatregelen te kunnen nemen. Zij constateren dat de regering daarmee het advies van de Raad van State negeert. Kan de regering toelichten hoe zij het draagvlak en de naleving van de coronatoegangsbewijs-plicht voor zich ziet als daar eindeloze variaties in mogelijk zijn? Wat is het voordeel van die maximale flexibiliteit aan de ene kant ten opzichte van een duidelijk afgekaderd aantal variaties van de coronatoegangsbewijs-plicht?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen over de afbakening van het onderhavige wetsvoorstel. In de toelichting staat dat dit wetsvoorstel een uitbreiding betreft naar bijvoorbeeld kleding-, elektronica-, speelgoed-, meubel-, keuken-, vuurwerk- en schoenenwinkels, boekhandels, bouwmarkten, tuincentra, warenhuizen en juweliers. Per ministeriële regeling zouden de categorieën en locaties kunnen worden bepaald. Waar is deze afbakening op gebaseerd? Waarom wordt dit per ministeriële regeling afgebakend? Wordt daarmee de regering niet veel te veel bevoegdheden gegeven om mogelijk op basis van willekeur het coronatoegangsbewijs te verplichten? Is het überhaupt praktisch uitvoerbaar en handhaafbaar om dit onderscheid tussen essentiële en niet-essentiële detailhandel en dienstverlening af te bakenen? Waarom biedt onderhavig wetsvoorstel ook de grondslag voor een dergelijke maatregel voor de BES-eilanden, terwijl op sommige van deze eilanden nauwelijks tot geen besmettingen plaatsvinden? Onderhavig wetsvoorstel maakt het ook mogelijk om regionaal onderscheid te kunnen maken. Op basis waarvan wordt dit regionale onderscheid gemaakt? Door wie wordt dit onderscheid gemaakt, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de regering aangeeft te willen waken over de begrijpelijkheid en naleefbaarheid van de inzet van het coronatoegangsbewijs. Zij vinden dit essentieel, maar merken daarbij op dat de communicatie allereerst moet gaan om het doel en niet om het middel en vragen hoe de regering voornemens is dit te doen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering kennis heeft genomen van de reactie van InRetail op de voorgenomen invoering van het coronatoegangsbewijs voor de niet-essentiële detailhandel.6 Wat is de reactie van de regering op het feit dat twee derde van de ondernemers aangeeft dat een coronatoegangsbewijs en identiteitscontrole bij de winkeldeur voor hen onuitvoerbaar is door personeelsgebrek? Wat is de reactie op de zorg van driekwart van de ondernemers voor vervelende taferelen bij de winkeldeur? Herkent de regering de zorg over de positie van winkelmedewerkers?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat InRetail aangeeft in plaats van het coronatoegangsbewijs te willen inzetten op spreiding van openingstijden, minder mensen tegelijk in de winkel toelaten, naleven van basismaatregelen en het dragen van het mondkapje. Hoe weegt de regering dit, ook in het licht van het beperkte draagvlak onder ondernemers? Zij vragen in dit verband ook naar de beperking van de openingstijden van de niet-essentiële detailhandel die sinds 12 november 2020 van kracht is.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke mogelijkheden de regering ziet om tot een fijnmaziger testnetwerk te komen, mede gezien de verwachting dat de vraag hiernaar zal toenemen. Wat wordt gezien als een wenselijke reistijd, gezien ook het door de regering genoemde maatschappelijk belang van niet-essentiële dienstverlening en niet-essentiële detailhandel?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering aangeeft dat een bredere inzet van het coronatoegangsbewijs ertoe zal leiden dat ongevaccineerde personen zich naar verwachting vaker moeten laten testen. Hoe verhoudt dit zich tot de viruscirculatie en het beroep dat in dat licht reeds wordt gedaan op de testcapaciteit? Welk advies heeft de GGD op dit punt gegeven ten aanzien van de beschikbare en benodigde testcapaciteit? Bij welke viruscirculatie ziet de GGD ruimte voor de uitbreiding van het coronatoegangsbewijs, en het daarmee gepaard gaande toenemende beroep op testen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen voorts naar de mogelijkheid om bij winkelgebieden centrale sneltestfaciliteiten in te richten. Wordt dit reeds voorbereid en wat zou hier nader voor nodig zijn?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen specifiek naar die gebieden waar een lage vaccinatiegraad is, met een lage of geen testcapaciteit in de directe nabijheid. Welke differentiatie of alternatieve maatregelen, zoals de afstandsnorm, of alternatieven voor de reeds bestaande testinfrastructuur, zouden hier mogelijk zijn?

Genoemde leden zien dat de gemiddelde tijdsinvestering voor het laten afnemen van een test dertig minuten is. Zij vragen of inzichtelijk kan worden gemaakt wat de gemiddelde tijdsinvestering is voor het laten afnemen van een test voor mensen die woonachtig zijn in het landelijk gebied. Zij vragen welke bandbreedte van tijdsinvestering de regering redelijk vindt.

De leden van de JA21-fractie ontvangen graag de berekening van de economische schade van het uitbreiden van werkingssfeer van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, en dan per getroffen sector in beeld gebracht. Kan er ook een overzicht naar de Kamer worden gestuurd welke sectoren het zwaarst worden getroffen. De leden van de fractie van JA21 vragen de regering tevens om inzage te geven in de betekenis van de verzwaarde maatregelen voor contactberoepen, dit in de wetenschap dat veel ondernemers tot nu toe met moeite het hoofd boven water hebben weten te houden.

De leden van de SGP-fractie voorzien problemen in de uitvoering van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben hierover de volgende vragen.

Hoe denkt de regering te voorkomen dat er een waterbedeffect ontstaat, doordat mensen die geen coronatoegangsbewijs willen vertonen, uitwijken naar detailhandel waar geen coronatoegangsbewijs hoeft te worden gevraagd?

Hoe denkt de regering te voorkomen dat mensen online hun inkopen gaan doen, in plaats van met een coronatoegangsbewijs naar een fysieke winkel?

Hoe gaat de regering omzetderving meten en worden ondernemers die te maken hebben met een lagere omzet vanwege invoering van het coronatoegangsbewijs hiervoor gecompenseerd?

De leden van de SGP-fractie vinden het te mager dat de regering aangeeft dat de administratieve lasten op voorhand niet te meten zijn. Kan de regering er een inschatting van maken hoe vaak er dagelijks en/of maandelijks gecontroleerd moet worden door ondernemers indien de mogelijkheden die dit wetsvoorstel biedt volledig benut zouden worden? Dus, stel dat voor alle categorieën niet-essentiële detailhandel en voorzieningen een coronatoegangsbewijs zou gaan gelden, wat is in dat geval de administratieve lastendruk en wat brengt dit dan voor kosten met zich mee?

Het lid Omtzigt gaat in de onderstaande passage in op de uitvoeringstoets.

Op 15 januari 2021 kondigde de regering aan dat er een uitvoeringstoets bij elk wetsvoorstel zou zitten, zo herinnert het lid Omtzigt zich: is de maatregel uitvoerbaar en handhaafbaar. Het leidt geen enkele twijfel dat de voorgestelde maatregel potentieel forse uitvoeringsproblemen zal hebben. Er zijn ongeveer 85.000 winkels en het grootste deel van die winkels zal als niet-essentieel bestempeld worden.

Hoe kunnen kleine winkeliers de coronatoegangspas handhaven? Laten we gewoon een kleine winkel nemen, die gerund wordt door een persoon, die tenger van postuur is. Een klant komt binnen en hij/zij zal kennelijk de positie bij de kassa direct moeten verlaten om bij de ingang van de winkel de nieuwe klant te controleren (ook als hij/zij op dat moment bezig is met een andere klant die een jurk past of iets afrekent). Dat levert zowel een veiligheidsrisico op als andere risico’s. Want indien de persoon die binnenkomt geen coronatoegangsbewijs wil laten zien, zal er ingegrepen moeten worden, maar door wie?

Deze persoon ontkomt er bijna niet aan permanent een opgeleide beveiliger aan de deur te zetten, maar dan doet zich onmiddellijk de vraag voor wie die beveiliger gaat betalen.

Heeft de regering nagedacht of deze maatregel handhaafbaar en uitvoerbaar is voor kleine winkeliers, zo vraagt het lid Omtzigt.

Het lid Omtzigt vraagt tevens of de regering de beloofde uitvoeringstoets alsnog kan leveren.

Natuurlijk was het lijstje noodzakelijk en niet noodzakelijke diensten vermakelijk om te lezen. Het feit dat de makelaar nu aan essentiële dienstverlening doet – terwijl een grote groep Nederlanders alleen maar in de vitrine van de makelaar kan staren in de wetenschap dat zij zich geen huis kunnen veroorloven – en dat de kapper waarschijnlijk niet essentieel is, getuigt van een bijzonder beeld van essentiële diensten.

Kan de regering een lijst naar de Kamer sturen over welke diensten zij van plan is essentiële diensten te noemen en welke niet-essentiële diensten?

7. Consultatie en advies

De leden van de VVD-fractie lezen dat in verband met het spoedeisende karakter er geen consultatie over het onderhavige wetsvoorstel heeft plaats gevonden. In hoeverre heeft er wel overleg met de sectoren plaatsgevonden over de maatregel? Wat is daar gewisseld dan wel uit gekomen? Wat is het draagvlak bij de sectoren den wel de brancheorganisaties? Welk overleg gaat er met de sectoren nog plaats vinden, bijvoorbeeld ook in de aanloop naar de daadwerkelijke inzet van het instrumentarium? Kan de regering een reactie geven op de inbreng van INretail, Raad Nederlandse Detailhandel en Nationale Winkelraad MKB d.d. 15 november 2021 op het voorliggende wetsvoorstel?

De leden van de D66-fractievragen op welke wijze er consultatie wordt gevraagd bij sectoren in het geval dat invoering van het coronatoegangsbewijs bij niet-essentiële voorzieningen nodig is en er een ministeriële regeling naar de Kamer wordt gestuurd. Deze leden zijn het met de regering en de Raad van State eens dat goede uitvoering en naleving van het coronatoegangsbewijs bij deze niet-essentiële voorzieningen van groot belang zijn, wil zij effect hebben op de verspreiding van het coronavirus.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het zit met de precieze invulling van het coronatoegangsbewijs. Biedt dit wetsvoorstel, en de aangekondigde wetsvoorstellen van het demissionaire kabinet, op geen enkele manier de mogelijkheid om ook 2G te verplichten in niet-essentiële detailhandel en dienstverlening? Kan de regering dit onomwonden toezeggen, of kan dit in een later stadium alsnog verplicht worden? Wanneer gaat de onderhavige wet in, en bij welke virusprevalentie worden de maatregelen uit het onderhavige wetsvoorstel afgeschaald?

Tot slot vragen genoemde leden waarom voor een ingrijpende maatregel als onderhavig wetsvoorstel geen consultatie is gepleegd.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen met welke partijen en betrokkenen is gesproken in voorbereiding op dit wetsvoorstel. Voorts vragen zij hoe en met wie contact zal zijn bij het opstellen van de bijbehorende ministeriële regeling.

De leden van de JA21-fractie vinden het onvoorstelbaar dat over een ingrijpend wetsvoorstel dat dermate controversieel is, dat erkend is gericht op een verschillende behandeling van burgers, dat zoveel ondernemers treft en waarover de maatschappelijke verdeeldheid huizenhoog is, geen consultatie heeft plaatsgevonden. De leden van de fractie van JA21 vragen de regering of deze bekend is met de gezegden «haastige spoed is zelden goed» en «hardlopers zijn doodlopers».

De leden van de SGP-fractie vinden het zeer merkwaardig dat voor een dergelijke vergaande maatregel geen consultatie heeft plaatsgevonden. Zij vinden het nogal bizar dat de regering volstaat met te verwijzen naar de consultatie bij het wetsvoorstel over de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen. In dat wetsvoorstel waren niet-essentiële dienstverlening en voorzieningen immers niet opgenomen, dus daar ging die consultatie helemaal niet over. De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat de regering al enige tijd aan het voorliggend wetsvoorstel moet hebben gewerkt, aangezien het voorstel reeds op 5 november is ingediend bij de Raad van State. Waarom zijn de betrokken branches niet gevraagd om te reageren op het conceptwetsvoorstel? Is de regering bekend met het feit dat de niet-essentiële detailhandel en dienstverlening unaniem afwijzend staat tegenover het wetsvoorstel? Als er geen enkel draagvlak is voor deze maatregel onder de ondernemers die de maatregel zullen moeten uitvoeren, wat betekent dit dan wat de regering betreft voor de uitvoering? Maakt dit nog wel enige kans van slagen?

8. Inwerkingtreding

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de verwachte werkingsduur van de onderhavige wet. Op welk moment verwacht de regering geen beroep meer te hoeven doen op de inzet van het coronatoegangsbewijs voor niet-essentiële detailhandel en dienstverlening?

9. Overig

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de Raad van State in haar reactie op het wetsvoorstel terecht de vraag heeft gesteld «hoe de voorgestelde verruiming van de inzet van het coronatoegangsbewijs zich verhoudt tot de algemene basisregels». Genoemde leden vragen de regering of zij met deze leden van mening is, dat het coronatoegangsbewijs verwarring creëert over de vraag of, en zo ja, wanneer, mensen (en in het bijzonder gevaccineerden) zich dienen te houden aan de basisregels. Op welke manier wordt in de optelsom van alle regels nog een effectieve aanpak gerealiseerd?

Daarnaast willen deze leden van de regering weten of zij het coronatoegangsbewijs wil inzetten als een extra voorzorgsmaatregelen bovenop de basisregels of dat het juist bedoeld is om de basisregels versneld te kunnen loslaten. Zorgt het coronatoegangsbewijs door de inzet van de regering er juist niet voor dat de veel belangrijkere maatregelen zoals elke de ruimte geven, geen handen schudden, handen wassen en ventileren niet meer gevolgd worden, ook niet buiten de coronatoegangsbewijs-locaties? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de enorme nadruk die op het coronatoegangsbewijs gelegd wordt niet afleidt van de noodzaak van de basismaatregelen? Creëert het coronatoegangsbewijs op deze manier dus niet juist een samenleving waarin basisregels worden losgelaten terwijl dit eigenlijk nog niet verantwoord is?

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie hoe ervoor wordt gezorgd dat de enorme nadruk die wordt gelegd op het coronatoegangsbewijs niet afleidt van de inzet die we zouden moeten hebben op het overtuigen en informeren van mensen over het belang en de veiligheid van vaccinatie.

Het lid van de BBB-fractie blijft zeer grote zorgen houden over de mensen die niet kunnen vaccineren of testen. Veelal zijn dit mensen met meervoudige beperkingen. Juist deze mensen halen vaak hun plezier uit, voor ons wellicht kleine, dingen zoals een winkelbezoek. Ondanks toezeggingen is er nog steeds niets geregeld voor deze mensen en ondertussen worden ze van steeds meer activiteiten uitgesloten. De in de toelichting genoemde verwijzing naar artikel 58ra, negende lid, Wpg biedt concreet nog geen mogelijkheden. Het lid van de BBB-fractie vraagt nogmaals, met klem, om dit met spoed te regelen!

Ten slotte betreurt het lid van de BBB-fractie dat juist de verwachte lasten en daarmee schade voor de kleine ondernemers hoog zal zijn en daarom roept zij ook op tot het compenseren van ondernemers waar dit nodig is. Het is daarbij de vraag of het voor alle ondernemers wel haalbaar is om te handhaven. Dit lid ontvangt ook hierop graag een reactie.

II. ARTIKELSGEWIJS

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat wordt bedoeld met de toevoeging «op publieke plaatsen» bij niet-essentiële dienstverlening. Op welke plekken zou daarmee wel, en op welke plekken zou daarmee niet tot inzet van het coronatoegangsbewijs kunnen worden overgegaan?

De fungerend voorzitter van de vaste commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de vaste commissie, Krijger

Naar boven