35 955 Protocol tot wijziging van het Verdrag van 12 april 2012 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen zoals gewijzigd door het Protocol van 11 januari 2016; ‘s-Gravenhage, 24 maart 2021

Nr. 6 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2023

De vaste commissie voor Financiën van uw Kamer heeft gevraagd om een update over de belastingheffing van inwoners van Nederland die een Duits pensioen ontvangen. Mijn ambtsvoorgangers en ik hebben hierover de afgelopen jaren een aantal maal met uw Kamer over van gedachten gewisseld.1 Daarbij was de kernvraag of het belastingverdrag met Duitsland uit 2012 («het Verdrag»)2 voor inwoners van Nederland die Duitse Rente (Duits socialezekerheidspensioen) ontvangen tot negatieve inkomensgevolgen heeft geleid ten opzichte van de situatie onder het oude belastingverdrag uit 1959 («het oude Verdrag») en of er op dit punt maatregelen nodig zijn.

Mijn beantwoording in het kader van een schriftelijk overleg met uw Kamer in 2022 («het schriftelijk overleg 2022») geeft een uitgebreid beeld van de materie en gaat onder andere in op de omvang en samenstelling van de groep Duitse Rente-ontvangers en de mogelijke inkomensgevolgen. Ik heb daarbij ook uitgelegd waarom ik geen aanleiding zie voor een verdragsaanpassing of eenzijdige maatregel. Derhalve heb ik geen nieuwe informatie die ik met uw Kamer kan delen. Gelet op de complexiteit van de materie maak ik echter graag van deze gelegenheid gebruik om de hoofdlijnen hieronder nogmaals uiteen te zetten (voor de volledigheid heb ik mijn reactie op het schriftelijk overleg 2022 als bijlage bij deze brief gevoegd).

De pensioenbepaling in het Verdrag

In het Verdrag is opgenomen dat het woonland belasting mag heffen als een inwoner van Nederland of Duitsland (socialezekerheids)pensioen-, of lijfrente-uitkeringen uit het andere land ontvangt en die in een kalenderjaar bij elkaar € 15.000 of minder bedragen. Onder het oude verdrag werd het heffingsrecht over socialezekerheidspensioenen toegewezen aan het bronland. Op dit punt heeft het Verdrag dus geleid tot een wijziging ten opzichte van het oude Verdrag.

De achtergrond van deze € 15.000-grens in de pensioenbepaling is gelegen in de administratieve lasten die ontstonden doordat inwoners van Nederland met een Duitse Rente onder het oude verdrag te maken kregen met een in Duitsland ingevoerde belastingplicht voor ontvangers van een Duitse Rente.3 Met de € 15.000-grens in het Verdrag worden dergelijke administratieve lasten voor inwoners van Nederland die een bedrag tot en met € 15.000 aan Duitse Rente ontvangen, voorkomen.

Mogelijke inkomensgevolgen

De afgelopen jaren zijn ambtsvoorgangers van mij en ikzelf ingegaan op rekenvoorbeelden uit 2013 die waren opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag bij de goedkeuringswet over het Verdrag. Die rekenvoorbeelden betreffen een beperkt aantal situaties met in totaal een relatief beperkt pensioeninkomen. In de relevante rekenvoorbeelden is in een aantal voorbeeldsituaties een belastingdruk (na invoering van het Verdrag) van nihil opgenomen. Dat was (op basis van de toen geldende wet- en regelgeving) juist. Situaties waarbij sprake is van een relatief hoger Nederlands inkomen gecombineerd met een Duits pensioen van € 15.000 of minder zijn destijds niet doorgerekend en zijn dus ook niet opgenomen in de nota naar aanleiding van het verslag. In de nota naar aanleiding van het verslag en de daarbij gevoegde rekenvoorbeelden had explicieter kunnen worden gesteld dat de voorbeelden nooit een uitputtend beeld van iedere persoonlijke situatie kunnen geven en dat ook andere inkomensgevolgen mogelijk waren.

Naar aanleiding van vragen uit uw Kamer is later door mijn ambtsvoorgangers aangegeven dat de exacte inkomensgevolgen afhankelijk zijn van de precieze situatie van de individuele belastingplichtige en dat het ook mogelijk is dat inwoners van Nederland die een klein Duits pensioen ontvangen een hogere belastingdruk ervaren dan op basis van de situatie onder het oude belastingverdrag. Als onderdeel van de beantwoording van het schriftelijk overleg 2022 heb ik uw Kamer informatie gestuurd over de hoogte van de Duitse Rente die inwoners van Nederland ontvangen. Ook heb ik desgevraagd aanvullende rekenvoorbeelden verstrekt ter illustratie van de mogelijke inkomensgevolgen bij een relatief hoger overig inkomen naast de Duitse Rente. De aanvullende voorbeelden laten zien dat een hogere belastingdruk dan onder het oude Verdrag zich vooral voor kan doen als een inwoner van Nederland een Duits pensioen van € 15.000 of minder ontvangt en daarnaast een substantieel Nederlands inkomen ontvangt. Het verschil tussen de belastingheffing onder het Verdrag en onder het oude verdrag is in de aanvullende voorbeelden het grootst bij een Duitse Rente van € 5.000 en een totaal jaarinkomen van € 79.000 (toename belastingdruk van € 802 per jaar). In het voorbeeld op basis van de gemiddelde Duitse Rente van € 15.000 of minder en het bijbehorende gemiddelde overige inkomen is het verschil ten hoogste € 41 per jaar.4

Geen aanleiding tot nieuwe maatregel

Zoals ik eerder heb aangegeven kan ik mij voorstellen dat voor mensen voor wie de situatie minder gunstig uitvalt dan het oude Verdrag, dit geen verbetering is. Desondanks zie ik geen aanleiding tot een verdragsaanpassing of eenzijdig maatregel. Het pensioenartikel in het Verdrag voorkomt op adequate wijze dubbele belasting en administratieve lasten. Daarbij komt dat de belastingdruk op pensioenuitkeringen voor inwoners van Nederland die een Duits pensioen van € 15.000 of minder ontvangen niet anders is dan voor inwoners van Nederland die onder gelijke omstandigheden een gelijk bedrag aan Nederlands pensioen ontvangen. Bovendien stuiten genoemde mogelijke tegemoetkomingen, op bezwaren. Als de grens van € 15.000 uit het Verdrag zou worden verwijderd, zouden de administratieve lasten voor de hele groep inwoners van Nederland met een Duits pensioen van € 15.000 of minder toenemen. Dan zou verder opnieuw een (andere) groep belastingplichtigen met (negatieve) inkomensgevolgen te maken krijgen (ten opzichte van de huidige situatie). Een unilaterale vrijstelling in situaties waarin het heffingsrecht over Duitse Rente aan Nederland wordt toegewezen, zou leiden tot dubbele niet-heffing.

Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd ten behoeve van het aanstaande schriftelijk overleg en zie eventuele aanvullende vragen met belangstelling tegemoet.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Meest recente aanleiding waren een zwartboek en brieven van een actiegroep over het nieuwe belastingverdrag met Duitsland uit 2012. Zie onder andere Kamerstuk 35 955, nr. 5 (schriftelijk overleg, bij deze brief gevoegd), Kamerstuk 35 955, nr. 4 (reactie op brief van actiegroep op verzoek van uw Kamer), Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 oktober 2021, 2021D39307 (reactie op zwartboek van de Actiegroep).

X Noot
2

Van toepassing sinds 2016 met overgangstermijn van een jaar.

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 129. Zie ook https://www.tubantia.nl/overig/domper-uit-het-buitenland-op-de-mat~aafb1334/.

X Noot
4

Binnen de groep inwoners van Nederland die een Duitse Rente van € 15.000 of minder ontvangt, bedraagt de gemiddelde Duitse Rente ongeveer € 2.862. Het gemiddelde overige inkomen naast een Duitse Rente van € 15.000 of minder bedroeg € 20.778. In deze situatie is in Nederland in totaal € 710 aan belasting verschuldigd.

Naar boven