35 946 Wijziging van wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met hoofdzakelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..)

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 11 augustus 2021 en het nader rapport d.d. 12 oktober 2021, aangeboden aan de Koning door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 juli 2021, nr. 2021001481, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij, en in afschrift aan mijn ambtgenoot van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 11 augustus 2021, No. W05.21.0220/I, bied ik U hierbij aan, voorzien van mijn reactie. Het advies van de Afdeling advisering is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2021, no. 2021001481, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met hoofdzakelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20##), met memorie van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Vier redactionele opmerkingen van de Afdeling advisering zijn overgenomen en verwerkt; de tweede opmerking echter kon niet worden uitgevoerd. De opmerkingen die betrekking hebben op Wet kinderopvang en op de Wet publieke gezondheid hebben geleid tot het invoegen van de artikelen XXVI (nieuw) en XXVII (nieuw), met toelichting.

Daarnaast hebben nog enkele toevoegingen aan het wetsvoorstel plaatsgevonden. Het gaat daarbij om nagekomen aanvullingen, die zowel noodzakelijk zijn als louter technisch, en die uitsluitend tot oogmerk hebben om evidente wetstechnische onvolkomenheden recht te zetten. Deze aanvullingen worden ook in de memorie van toelichting verantwoord.

1. Aan artikel VI. (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) wordt een onderdeel toegevoegd. Het gaat hierbij om een aanpassing die noodzakelijk is in verband met een aangenomen amendement. Het betreft hier een wijziging die bij amendement van de leden Van der Molen en Paternotte in de Variawet hoger onderwijs is opgenomen (Kamerstukken II 2020/2021, 35 582, nr. 9). In het amendement was echter nog geen rekening gehouden met samenloop met de Wet voortgezet onderwijs 2020. Aangezien de Variawet hoger onderwijs eerder in werking zal treden (1 januari 2022) dan de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020 (beoogd: 1 augustus 2022), wordt voorgesteld om deze onvolkomenheid te herstellen met een wijziging van laatstgenoemde wet.

2. Ingevoegd is een nieuw artikel XXVIII, dat de wet van 25 februari 2021 houdende vereenvoudiging van de bekostiging in het funderend onderwijs (Stb. 2021, 171) aanvult. Het gaat hierbij met name om omissies bij de toepassing van vernummering. Verder is komen vast te staan dat enkele bepalingen overbodig zijn: die komen derhalve te vervallen. Ten slotte zijn overgangsbepalingen aangepast, omdat inmiddels duidelijk is geworden dat de wet tot vereenvoudiging van de bekostiging in werking zal treden op een eerder tijdstip dan waarvan oorspronkelijk was uitgegaan.

De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State,

Th.C. de Graaf

Ik verzoek U mede namens mijn ambtgenoot voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W05.21.0220/1:

  • Toevoegen: in artikel 58ra, derde en vierde lid, onderdeel a, van de Wet publieke gezondheid vervalt «, onder h.»

  • Toevoegen: in artikel 58ra, derde en vierde lid, onderdelen, «van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door «de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek».

  • Toevoegen: in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j, subonderdeel 3 van de Wet kinderopvang vervalt «,onderdeel b,».

  • Artikel X, onderdeel A, sub 2 (artikel 2.65, tweede lid, Mediawet) als volgt formuleren: 2. Een aanwijzing als lokale publieke media-instelling geschiedt op aanvraag, geldt voor vijf jaar en vervalt daarna van rechtswege.

  • Artikel XXXII: Toevoegen: In artikel 12.10a1 wordt «eerste lid van de WHW» vervangen door «eerste lid, WHW».


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven