35 943 Wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2022

Op 6 april 2022 heeft u mij in de procedurevergadering, waarin de «Verzamelwet Wlz»1 werd besproken, verzocht u te informeren over de opzet van de verkenning van het juridisch kader dat bij het aanvragen van een Wlz-indicatie van belang is en aan te geven hoe en wanneer het resultaat van deze verkenning met uw Kamer wordt gedeeld. Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek en doe ik u het juridisch kader toekomen.

Belangrijkste punten in deze brief

In deze brief komen de volgende onderdelen aan de orde:

  • In de aanleiding licht ik het verzoek om aandacht te vragen voor de wettelijke vertegenwoordiging bij de Wlz-aanvraag verder toe;

  • daarna worden de door veldpartijen beschreven knelpunten zoals administratieve lasten en vertraging van de benodigde zorg verder uiteengezet;

  • hierna volgt een samenvatting van de juridische verkenning van het bijgevoegde juridisch kader;

  • vervolgens wordt toegelicht hoe het door veldpartijen ondervonden knelpunt afgelopen maanden verder is verkend. Daarbij wordt toegelicht hoe het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt gewogen dient te worden;

  • op basis van de analyse van dit vraagstuk concludeer ik dat het gewenst is dat familieleden ook een Wlz-aanvraag kunnen indienen, als de cliënt wilsonbekwaam is en er geen sprake is van wettelijke vertegenwoordiging of een levenstestament/volmacht.

  • mijn voornemen is om te starten met de voorbereiding van een wets-voorstel.

Aanleiding

Sinds de inwerkingtreding van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) is meermaals door veldpartijen aandacht gevraagd voor de vertegenwoordiging bij de Wlz-aanvraag. Ingevolge de Wlz dient de cliënt zelf of zijn wettelijk vertegenwoordiger een aanvraag voor een Wlz-indicatie in te dienen. Indien de Wlz-aanvraag wordt gecombineerd met een aanvraag/verzoek voor de Wet zorg en dwang psycho-geriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd), is het mogelijk dat een familielid de aanvraag doet.

Op 25 november 2021 en op 2 maart 2022 hebben cliëntenorganisaties Alzheimer Nederland, KansPlus, LOC Waardevolle Zorg, Sien, EMB Nederland, Ieder(in), alsmede beroepsorganisaties V&VN, Verenso, NVAVG, NVO en NIP, de brancheorganisaties ActiZ, VGN en Zorgthuisnl een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin zij eveneens aandacht vragen voor de door hun ervaren knelpunten.

Knelpunten en verzoek veldpartijen

Het aanvragen van een Wlz-indicatie is een rechtshandeling. De eerdergenoemde veldpartijen geven aan dat een deel van de cliënten die een Wlz-indicatie aanvragen, niet (meer) ter zake wilsbekwaam zijn. Ook geven de veldpartijen aan dat cliënten veelal geen wettelijk vertegenwoordiger hebben en ook niet middels een volmacht of levenstestament hebben geregeld dat zij door hun familieleden vertegenwoordigd wensen te worden. Dat heeft tot gevolg dat wanneer een cliënt wilsonbekwaam wordt (of dreigt te worden), een wettelijk vertegenwoordiger door een rechter moet worden aangewezen om een Wlz-indicatie aan te vragen. Volgens de veldpartijen zorgt dit voor ongewenst tijdverlies in de aanvraagprocedure bij het CIZ. Dit komt doordat een verzoek tot wettelijke vertegenwoordiging met regelmaat door de rechter wordt afgewezen.

Wanneer de rechter wel een wettelijk vertegenwoordiger aanwijst, leidt dat volgens de veldpartijen tot een toename van administratieve lasten voor de aangewezen vertegenwoordiger (het familielid).

Veldpartijen geven aan dat de huidige werkwijze er in de praktijk toe lijdt dat familie, in hun ogen, plots buitenspel wordt gezet, waar zij al vele jaren bij de zorg en ondersteuning van hun familielid betrokken zijn. Daarnaast zorgt het huidig wettelijk kader volgens hen voor onnodige en overbodige administratieve en financiële gevolgen voor de familie.

Partijen stellen daarom voor om in de Wlz op te nemen dat de cliënt vertegenwoordigd kan worden door een persoon uit de kring van familieleden, zoals ook geregeld in de WGBO en de Wzd, voor het doen van een aanvraag voor een Wlz-indicatie. In hun ogen staan de (administratieve) lasten die gepaard gaan met de aanvraag voor wettelijke vertegenwoordiging niet in verhouding tot het doel van een aanvraag tot de Wlz.

Juridische verkenning

Het signaal van de veldpartijen en de door hen ervaren problemen heb ik onderzocht. Zoals ik in mijn beantwoording van vragen van uw Kamer naar aanleiding van de Verzamelwet Wlz heb aangegeven, heb ik een juridische verkenning uitgevoerd2. In deze verkenning is onderzocht wie nu precies een Wlz-indicatie kan aanvragen. Ook heb ik gekeken naar wie er ingevolge het Burgerlijk Wetboek de cliënt kunnen vertegenwoordigen. Verder heb ik omschreven wat de rol van familie in de Wzd en de WGBO is. Ik heb de juridische verkenning bij deze brief gevoegd. De conclusie van de juridische verkenning is, dat als een cliënt wilson-bekwaam is, hij of zij vertegenwoordigd kan worden door een wettelijk vertegen-woordiger of door een door hem/haar aangewezen gemachtigde die juridisch als vertegenwoordiger wordt beschouwd.

Nadere verkenning van het probleem

Omdat tijdens de juridische verkenning is gebleken dat er mogelijkheden zijn voor de cliënt om zich bij de aanvraag van een Wlz-indicatie te laten vertegenwoordigen, heb ik het veronderstelde probleem verder onderzocht. Afgelopen maanden hebben er gesprekken plaatsgevonden met veldpartijen, het CIZ, het Ministerie van J&V en enkele rechters met als doel om de ervaren knelpunten verder te doorgronden.

Het signaal van veldpartijen dat verzoeken tot wettelijke vertegenwoordiging met regelmaat worden afgewezen was voor de gesproken rechters herkenbaar.

Het aanstellen van wettelijke vertegenwoordiging is een ingrijpende maatregel die het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt direct raakt. Naast individuele omstandigheden speelt hierbij volgens de rechters ook het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap een rol. Ingevolge dat Verdrag dienen landen maatregelen te nemen om in geval van wilsonbekwaamheid, de rechten, wil en voorkeuren van een persoon te respecteren. Deze maatregelen en waarborgen dienen proportioneel te zijn. Volgens de rechters betekent dit, dat het aanstellen van een wettelijke vertegenwoordiger bij voorkeur pas in beeld komt, als een minder ingrijpende voorziening niet haalbaar blijkt.

Deze signalen geven mij aanleiding om te concluderen dat wanneer wettelijke vertegenwoordiging wordt afgewezen een wilsonbekwame cliënt geen Wlz-indicatie kan aanvragen en dus geen toegang heeft tot zorg op grond van de Wlz. Dit signaal is voor mij aanleiding om te onderzoeken of een wetswijziging, waarbij een familielid kan tekenen voor een Wlz-aanvraag, misschien beter aan het zelfbeschikkingsrecht tegemoet kan komen.

Afwegingen

Een belangrijk uitgangspunt in de zorg is het zelfbeschikkingsrecht en de bescherming van de rechtspositie van de cliënt. Gelet op de fundamentele waarde van dit beginsel is het wenselijk terughoudend te zijn met eventuele inbreuken hierop. Het aanstellen van een wettelijke vertegenwoordiger dient daarom bij voorkeur pas in beeld te komen, als een minder ingrijpende voorziening niet haalbaar blijkt. De aanvraag van een Wlz-indicatie door een cliënt, geeft aan dat die persoon uit vrije wil om toegang tot de Wlz verzoekt. Het verkrijgen van een Wlz-indicatie heeft daarnaast ook financiële gevolgen voor een cliënt zoals de soms niet geringe eigen bijdrage. Een cliënt heeft dan ook het recht om ervoor te kiezen geen zorg op grond van de Wlz te ontvangen.

Daarnaast zijn de uitgangspunten van de Wzd voor mij ook belangrijk. De Wzd beoogt te voorkomen dat iemand «onvrijwillige zorg» ontvangt. Ook kent de Wzd een speciale procedure voor een cliënt die geen bereidheid toont om in een instelling te verblijven, maar zich er ook niet tegen verzet. Ik hecht eraan te benadrukken dat een opname van cliënten met een dergelijke problematiek dient plaats te vinden onder het regime van de Wzd.

De doelgroep wilsonbekwame cliënten die een Wlz-indicatie aanvragen betreft dan ook overwegend thuiswonende cliënten die met de zorg van hun naasten thuis kunnen blijven wonen. Deze cliënten vragen vaak pas een Wlz-indicatie aan, indien de mantelzorgers overbelast raken. Ik wil de toegang tot de Wlz voor deze groep cliënten niet onnodig ingewikkeld maken en voorkomen dat zij naar aanleiding van de ontvangen signalen ten onrechte geen gebruik kunnen maken van de zorg die zij nodig hebben en waar zij recht op hebben.

Conclusie

Het voorgaande geeft mij aanleiding om te starten met de voorbereiding van een wetsvoorstel.

Vanwege de hierboven genoemde afwegingen zal ik tijdens het wetsproces bezien of en op welke manier we dit het beste kunnen regelen. Ik wil in de uitwerking zoveel mogelijk tegemoetkomen aan het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt en voorkomen dat de waarborgen van de Wzd doorkruist worden. Ik acht het daarbij van belang het reguliere wetgevingsproces te doorlopen (inclusief internetconsul-tatie, advies van de Raad van State en toetsen).

Tenslotte is het van belang om te benoemen dat een cliënt op het moment dat hij nog wilsbekwaam is, er ook voor kan kiezen om een volmacht of een levenstestament op te stellen. In de praktijk blijkt dat dit ten aanzien van de onderhavige doelgroep nog niet veel gebeurt. Met het oog op de toenemende vergrijzing, en de door veldpartijen geconstateerde knelpunten, verken ik hoe we de communicatie hierover vormgeven.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstuk 35 943 tot wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg

X Noot
2

Kamerstuk 35 943, nr. 6, p. 16.

Naar boven