35 943 Wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 23 juni 2021 en het nader rapport d.d. 11 oktober 2021, aangeboden aan de Koning door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 17 mei 2021, no. 2021000907, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 juni 2021, No. W13.21.0131/III, bied ik U hierbij aan.

De tekst van het advies treft u hieronder cursief aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 17 mei 2021, no. 2021000907, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel regelt een aantal uiteenlopende wijzigingen van de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze wijzigingen vloeien grotendeels voort uit de uitvoeringspraktijk of betreffen wijzigingen van technische aard. Zo wordt onder meer geregeld dat met een persoonsgebonden budget (pgb) of meervoudig pakket thuis (mpt) – waarbij iemand dus thuis hulp ontvangt – ook betalingen mogen worden verricht voor andere algemeen gangbare huishoudelijke hulp dan het schoonhouden van de woonruimte.

Ook regelt het voorstel dat zorgaanbieders die zorg leveren op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) kunnen controleren of de betrokken cliënt een indicatie heeft voor langdurige zorg, de zogenoemde raadpleegfunctie. Die zorg is namelijk voorliggend; in dat geval moet de zorg worden vergoed op grond van de Wlz en niet op grond van de Zvw. Daarnaast regelt het voorstel een vereenvoudiging van de levering van tandheelkundige zorg en bevat het een grondslag voor de inzet van een cliëntondersteuner voor de Wlz, zoals dit reeds bij de WMO 2015 het geval is.

Een aantal onderwerpen in dit wetsvoorstel ziet op het aanpassen van de regelgeving aan de ontstane praktijk. Blijkens de toelichting zal, waar dit aan de orde is, «worden bezien of terugwerkende kracht nodig is om te waarborgen dat zorgaanbieders en zorgkantoren niet geconfronteerd worden met onrechtmatigheden.» Om die reden is slechts de mogelijkheid opgenomen om aan bepaalde onderdelen van het wetsvoorstel terugwerkende kracht te verlenen.

De Afdeling merkt op dat aan een regeling alleen terugwerkende kracht wordt verleend als daarvoor een bijzondere reden bestaat, zoals ook bepaald in de Aanwijzingen voor de regelgeving. Uit het voorstel en de toelichting blijkt echter dat op dit moment nog onduidelijk is of terugwerkende kracht nodig zal zijn. Daarom is slechts in een mogelijkheid voor terugwerkende kracht voorzien. Uit de toelichting blijkt echter niet wat de reden is dat er nog geen duidelijkheid kan worden geboden over de noodzaak van terugwerkende kracht.

Uit het oogpunt van rechtszekerheid is het aangewezen dat het wetsvoorstel en de toelichting duidelijkheid verschaffen over de noodzaak van terugwerkende kracht. Zonder nadere toelichting valt niet goed in te zien waarom het voorstel niet een definitieve regeling van de terugwerkende kracht bevat. In dat licht adviseert de Afdeling in het voorstel de terugwerkende kracht te regelen en van een dragende motivering te voorzien. Indien daarin niet kan worden voorzien, adviseert de Afdeling de voorgestelde mogelijkheid van terugwerkende kracht te schrappen.

Conform het advies van de Afdeling zijn het wetsvoorstel en de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel aangepast. In het wetsvoorstel is verduidelijkt dat voorzien wordt in terugwerkende kracht van enkele onderdelen. In de memorie van toelichting wordt bij de artikelsgewijze toelichting van artikel II duidelijkheid verschaft over de noodzaak van terugwerkende kracht van deze onderdelen. Bij koninklijk besluit zal worden voorzien in de inwerkingtreding van alle artikelen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State,

Th.C. de Graaf

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het onderwerp «tandheelkundige zorg» uit het wetvoorstel te schrappen, omdat is gebleken dat er enkele aspecten nader onderzoek en afstemming behoeven. Daarnaast zijn enkele taalkundige verbeteringen aangebracht in de toelichting bij het wetsvoorstel.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven