Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35942 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35942 nr. C |
Ontvangen 24 april 2023
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) van 21 maart 2022 inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Jeugdwet in verband met het versterken van de rechtspositie van jeugdigen die worden opgenomen in een gesloten accommodatie (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp). Ik dank de leden van de VVD-fractie, CDA-fractie, GroenLinks-fractie, PvdA-fractie en de ChristenUnie-fractie voor hun bijdragen. Hieronder ga ik graag in op de door deze leden gestelde vragen om de gevraagde informatie te verstrekken en de nog bestaande onduidelijkheden weg te kunnen nemen. Bij de beantwoording is de indeling van het voorlopig verslag aangehouden en is een nummering van de vragen aangebracht.
Vragen van de VVD-fractie
1.
De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering aan te geven in hoeverre rekening is gehouden met de bevindingen uit de evaluatie van de Wvggz en Wzd, met name de aanbevelingen 1, 2, 3, 4, 5, 45 en 46.
2.
Deze leden vernemen ook graag welke aanbevelingen uit deze wetsevaluatie, voor zover ook van toepassing op dit wetsvoorstel, zijn opgevolgd. Tot slot vragen zij of de regering per opgevolgde aanbeveling kan aangeven op welke wijze dit in dit wetsvoorstel tot uiting komt.
Het wetsvoorstel is ingediend voordat de evaluatie van de Wet verplichte ggz (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) heeft plaatsgevonden. Deze evaluatie is niet afgewacht omdat het van groot belang is de rechtspositie en de rechtsbescherming van jeugdigen in gesloten jeugdhulp op zo kort mogelijke termijn te versterken. De beoogde effecten van dit wetsvoorstel zijn het verbeteren van de rechtspositie en rechtsbescherming van jeugdigen in de gesloten jeugdhulp en het ondersteunen van een ontwikkeling naar minder vrijheidsbeperking in gesloten accommodaties. De door de leden van de VVD-fractie genoemde aanbevelingen die zijn opgenomen in het evaluatierapport van de Wvggz en de Wzd hebben betrekking op scholing, administratieve lasten en uitvoerbaarheid. Bij het opstellen van het wetsvoorstel is met die onderwerpen rekening gehouden.
In de aanloop naar de inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt een voorlichtingstraject gestart zodat jeugdhulpverleners tijdig op de hoogte zijn van de nieuwe eisen. Ook heb ik een meerjarige subsidie toegekend aan Jeugdzorg Nederland voor het project «Terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen». Het ontwikkelen en in stand houden van lerende netwerken van medewerkers is één van de projectactiviteiten. Er is een breed arbeidsmarktplan voor de jeugdhulp met financiële middelen beschikbaar gesteld. Werkgevers kunnen subsidie aanvragen voor plannen op het gebied van behoud van medewerkers door goed werkgeverschap en voor leren en ontwikkelen.
Significant heeft ter voorbereiding van dit wetsvoorstel een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de administratieve lasten van de invoering van dit wetsvoorstel. Uit dit onderzoek blijkt dat een verzwaring onvermijdelijk is als wordt beoogd dat vrijheidsbeperkende maatregelen minder worden toegepast.1 Een goede rechtsbescherming vergt zorgvuldige procedures en die hebben administratieve lasten tot gevolg. Wel is goed afgewogen dat het zinvolle administratieve lasten zijn. De toename is vooral een gevolg van de in het wetsvoorstel opgenomen vereisten voor het registreren en monitoren van de vrijheidsbeperkende maatregelen. Daarnaast wordt een aantal extra voorwaarden gesteld aan het opstellen van hulpverleningsplannen en moeten jeugdhulpaanbieders de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gegevens verstrekken over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Het zal per jeugdhulpaanbieder verschillen hoe verzwarend deze lasten feitelijk zullen zijn omdat sommige jeugdhulpaanbieders al veel gegevens registreren. Het registreren van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen is onvermijdelijk om ook als jeugdhulpaanbieder meer inzicht te krijgen in wanneer maatregelen worden toegepast. Het ontwikkelen en implementeren van een gezamenlijk registratiesysteem is onderdeel van het project «Terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen».
De extra eisen die worden gesteld ten aanzien van het opstellen van het hulpverleningsplan zijn erop gericht om jeugdigen en hun ouders inspraak te geven in het vaststellen van het plan en om het opnemen van vrijheidsbeperkende maatregelen in dat hulpverleningsplan terug te dringen. Tenslotte leidt ook het verslag van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen aan de IGJ tot meer inzicht in die toepassing. Op basis van dat inzicht kunnen de aanbieders van gesloten jeugdhulp ook werken aan de terugdringing ervan. In paragraaf 5 van de memorie van toelichting is uitgebreid ingegaan op de gevolgen en regeldrukeffecten van het wetsvoorstel. Overigens heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk beperkt zijn en toereikend in beeld zijn gebracht.
3.
De Staatssecretaris van VWS gaf tijdens de behandeling zelf als voorbeeld: «Als de problematiek van de jeugdige ernstige gedrags- en opvoedingsproblemen zijn, is de Jeugdwet van toepassing. Mocht de jeugdige daarbij ook dwangvoeding nodig hebben, dan zal dat kunnen worden toegepast in de gesloten jeugdhulp.» De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven op basis van welk artikel in de Jeugdwet een dergelijke dwangmaatregel in de gesloten jeugdzorg kan worden genomen? Klopt het dat hiervoor de rechtsgrond ontbreekt in de in artikel 6.1.7 genoemde limitatieve opsomming van vrijheidsbeperkende maatregelen die in de gesloten jeugdzorg kunnen worden genomen?
Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag of de regering van mening is dat een dergelijke dwangbehandeling thuishoort in de jeugdzorg.
Zowel bij jeugdhulp als bij jeugd-ggz is een goede rechtsbescherming voor de jeugdigen die het betreft van groot belang. Rechtsbescherming en het versterken van de rechtspositie staat in het wetsvoorstel voorop, net als in de Wvggz en de Wzd. Met het wetsvoorstel is voor veel onderdelen aangesloten bij de Wvggz en de Wzd.
Hoewel het niet vaak zal voorkomen, is het mogelijk dat dwangvoeding noodzakelijk is voor een jeugdige die in een gesloten jeugdhulpinstelling verblijft in verband met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Er kan bij een jeugdige naast de ernstige opgroei- en opvoedproblematiek, namelijk ook sprake zijn van een eetstoornis. Op grond van artikel 6.3.2.3 van het wetsvoorstel kan een jeugdige worden verplicht geneeskundige behandelingen te ondergaan. Daarmee is er een wettelijke basis om dwangvoeding als geneeskundige behandeling toe te passen. De geneeskundige behandeling moet worden verricht door een arts of in diens opdracht door een verpleegkundige.
Ook de huidige Jeugdwet biedt de mogelijkheid tot het doen van geneeskundige behandelingen in de gesloten jeugdhulp. Overigens zal een jeugdige met een ernstige eetstoornis veelal worden behandeld in een ggz-instelling. Dwangvoeding kan daar plaatsvinden op basis van de Wvggz.
Vragen van de CDA-fractie
4.
Bij opname in een zorgaccommodatie moet er (terecht) een hulpverleningsplan worden opgesteld. Hierbij is bepaald dat er naast afstemming met de jeugdige zelf, ook afstemming met andere betrokkenen, zoals de ouders moet zijn. In dit plan dienen de problematiek, doel van de hulp en de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen inclusief motivering te worden vastgelegd. Na vier weken wordt dit plan geëvalueerd en vervolgens elke twee maanden. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat dit per jeugdige 1 uur en drie kwartier extra regeldruk betekent ten opzichte van de huidige situatie. Dit heeft als consequentie dat er dus meer medewerkers nodig zijn. De leden van de CDA-fractie vragen of deze medewerkers ook daadwerkelijk beschikbaar zijn. Tevens vragen zij of de zorgaanbieders daartoe extra middelen ontvangen. Daarbij vragen de leden van de CDA-fractie hoe zich dit verhoudt tot de wens van vele zorgmedewerkers tot juist minder regeldruk.
Het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen vraagt voldoende geschoold personeel en is, gelet op de huidige arbeidsmarkt, een aandachtspunt voor de gesloten jeugdhulp. Ik verwacht overigens dat de uitvoering van dit wetsvoorstel niet zozeer vraagt om meer medewerkers, maar vooral om een andere manier van werken. Jeugdhulpaanbieders zijn er – ondanks de krappe arbeidsmarkt – de afgelopen jaren immers al in geslaagd het aantal gedwongen afzonderingen sterk terug te dringen, zo bleek uit het eindrapport «Ik laat je niet alleen».2 Ook subsidieer ik het meerjarige project «Terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen» van Jeugdzorg Nederland, mede ter voorbereiding op de invoering van het onderhavige wetsvoorstel. Het ontwikkelen en in stand houden van lerende netwerken van medewerkers is één van de projectactiviteiten.
Dit wetsvoorstel is erop gericht de rechtspositie en rechtsbescherming van jeugdigen te versterken en vrijheidsbeperkende maatregelen terug te dringen. Een stijging van de administratieve lasten ten opzichte van het huidige hoofdstuk 6 van de Jeugdwet is onvermijdelijk gezien de doelen van het wetsvoorstel. Wel is goed afgewogen dat het zinvolle administratieve lasten zijn. De toename is vooral een gevolg van de in het wetsvoorstel opgenomen vereisten voor het registreren en monitoren van de vrijheidsbeperkende maatregelen. Daarnaast wordt een aantal extra voorwaarden gesteld aan het opstellen van hulpverleningsplannen en moeten jeugdhulpaanbieders de IGJ gegevens verstrekken over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Het registreren en monitoren van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen is onvermijdelijk om ook als jeugdhulpaanbieder meer inzicht te krijgen in wanneer maatregelen worden toegepast. De extra eisen die worden gesteld ten aanzien van het opstellen van het hulpverleningsplan zijn erop gericht om jeugdigen en hun ouders inspraak te geven in het vaststellen van het plan en om het opnemen van vrijheidsbeperkende maatregelen in dat hulpverleningsplan terug te dringen. Hoe substantieel de toename van administratieve lasten exact in de praktijk is, hangt af van de vraag of jeugdhulpaanbieders de in dit wetsvoorstel opgenomen nieuwe administratieve verplichtingen kunnen laten aansluiten op hun huidige werkwijze en administratie. Op dit moment moet voor elke jeugdige in de gesloten jeugdhulp al een hulpverleningsplan worden opgesteld en veel gesloten jeugdhulpaanbieders zijn al actief bezig met het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Zo heeft de sector in oktober 2022 de veldnormen «Terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen» vastgesteld.3
5.
Om deze wet goed uit te voeren, is er naast extra tijd voor de volgens deze wet extra administratieve werkzaamheden, ook tijd nodig voor reflectie. Reflectie op eigen handelen, op het inzetten van vrijheidsbeperkende maatregelen en tijd om van elkaar te leren. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre in de financiering met deze extra noodzakelijke tijd rekening wordt gehouden. Immers, alleen dan is deze wet echt goed uitvoerbaar en handhaafbaar.
De aanbieders van gesloten jeugdhulp anticiperen al op de invoering van dit wetsvoorstel en zijn actief bezig met het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen vraagt inderdaad om reflectie op de manier van werken. Het gemotiveerd registreren van de toegepaste vrijheidsbeperkende maatregelen is hierbij een hulpmiddel. Ik zie dat al veel is bereikt en met de sector wil ik doorgaan op de ingeslagen weg. Daartoe subsidieer ik het meerjarige project «Terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen». Elementen van dit project zijn de meting van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen en terugkoppeling daarvan (actieonderzoek), ontwikkelen en implementeren van een gezamenlijk registratiesysteem, het verder ontwikkelen en in stand houden van lerende netwerken van instellingsmedewerkers.
6.
De wens, ook van de diverse jeugdhulpaanbieders, is om geen insluiting meer te hoeven inzetten. In de afgelopen jaren zijn reeds 45 separeerruimtes afgebouwd en anno 2022 zijn er nog 27 bij 6 aanbieders. In het wetsvoorstel wordt nog uitgebreid aandacht gegeven aan de omvang en inrichting van de nieuwe versie van separatie: intensive care units. Daartoe is ook – zo hebben de leden van de CDA-fractie begrepen – extra financiering ter beschikking gesteld. Deze leden vragen of de regering kan aangeven hoe ervoor gezorgd wordt dat de overige 6 aanbieders daadwerkelijk geen gebruik meer gaan maken van insluiting en welke maatregelen zij daartoe neemt.
Het wetsvoorstel geeft een wettelijke basis voor het insluiten van jeugdigen van 12 jaar en ouder in noodsituaties. De term insluiten komt in de plaats van wat in de huidige wet heet «tijdelijke plaatsing in afzondering» en is overgenomen van de Wvggz en de Wzd. Zoals hierboven genoemd mogen de aanbieders van gesloten jeugdhulp deze vorm van vrijheidsbeperking alleen toepassen bij jeugdigen van 12 jaar en ouder in noodsituaties. Bovendien moet de ruimte die hiervoor wordt gebruikt, voldoen aan de eisen die in het Besluit Jeugdwet worden opgenomen. Ik ben voornemens om in het Besluit Jeugdwet onder meer op te nemen dat er altijd contact mogelijk moet zijn tussen de jeugdige en de jeugdhulpverlener en dat de jeugdige zelf de verlichting en verwarming in de ruimte moet kunnen reguleren. De consequentie van deze eisen is dat de kale separeerruimten zoals die nu nog bestaan naar verwachting met ingang van 1 januari 2024 niet meer toegestaan zijn. Dat is de beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel en van de wijziging van het Besluit Jeugdwet. Dat geldt ook voor de zes aanbieders bij wie nog niet alle ruimten zijn afgebouwd.
7.
Tevens vragen de leden van de CDA-fractie wat de overwegingen zijn geweest gelden ter beschikking te stellen voor de ombouw van de separeerruimtes.
Zoals in het antwoord op vraag 6 staat beschreven, is het gebruik in vergelijking met de huidige Jeugdwet aan strengere voorwaarden verbonden. Via de specifieke uitkering vastgoedtransitie residentiële jeugdhulp is er € 5 mln. beschikbaar om de aanbieders van gesloten jeugdhulp in staat te stellen tijdig de bestaande separeerruimten af te bouwen en ruimten voor insluiten in te richten die voldoen aan de eisen voor deze ruimten die ik voornemens ben op te nemen in het Besluit Jeugdwet. Kort gezegd worden de jeugdhulpaanbieders op deze wijze in staat gesteld om zich tijdig op de beoogde inwerkingtreding voor te bereiden.
8.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het bij de huidige krapte van professionals realistisch is dat elke zorgaanbieder een gekwalificeerde wetenschapper in dienst heeft. Tevens vragen zij hoe hierop toezicht wordt gehouden.
Dit wetsvoorstel brengt geen wijzigingen aan in de taken die gekwalificeerde gedragswetenschappers op dit moment al binnen gesloten jeugdhulpinstellingen hebben. Zo dienen gekwalificeerde gedragswetenschappers op grond van de huidige Jeugdwet ook in te stemmen met het hulpverleningsplan, het verlenen van verlof of de voortzetting van vrijheidsbeperkende maatregelen die in het geval van een noodsituatie zijn ingezet. De beoordeling of (het voortzetten van) een vrijheidsbeperkende maatregel in geval van een noodsituatie noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden, moet op grond van het wetsvoorstel wel sneller plaatsvinden dan thans wordt vereist. Het doel daarvan is om te bewerkstelligen dat maatregelen zo min mogelijk en zo kort mogelijk worden toegepast. Het is dan ook niet de verwachting dat deze wijziging leidt tot een veel grotere werklast voor gekwalificeerde gedragswetenschappers.
De IGJ houdt toezicht op de naleving van de Jeugdwet en onderzoekt de kwaliteit in algemene zin bij jeugdhulpaanbieders. Dat betekent dat de IGJ tevens toezicht zal houden op de in het wetsvoorstel opgenomen eis dat de jeugdhulpaanbieder ervoor moet zorgen dat een gekwalificeerd gedagswetenschapper is verbonden aan de gesloten accommodatie.
9.
Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie wat de regering als een reële termijn beschouwt bij het zo spoedig mogelijk beschikbaar zijn van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Momenteel werk ik aan een wijziging van het Besluit Jeugdwet waarin nadere regels worden gesteld over onder andere de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Daarin wil ik ook de termijn opnemen waarbinnen een gekwalificeerde gedragswetenschapper een insluiting beoordeelt op noodzakelijkheid en geschiktheid. Vooralsnog ben ik voornemens deze termijn op vier uur te stellen. De internetconsultatie van het conceptbesluit is op 7 april jongstleden gestart. Bij de internetconsultatie wordt expliciet gevraagd te reageren op deze termijn.
Vragen van de ChristenUnie-fractie
10.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of in de gesloten jeugdzorg maximaal gebruik wordt gemaakt van de lessen uit de psychiatrie met betrekking tot separatie. Zo ja, betekent dat dat deze lessen in richtlijnen vervat zijn? Zo nee, wat doet de regering om ervoor te zorgen dat de jeugdzorg maximaal leert van de lessen van de psychiatrie met betrekking tot separatie?
De aanbieders van gesloten jeugdhulp hebben gebruik gemaakt van de ervaringen in de jeugd-ggz met het insluiten van jeugdigen. Dat komt ook tot uitdrukking in de «Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen», in het bijzonder waar het gaat om het plaatsen van een jeugdige in een afzonderlijke en veilige ruimte. De sector heeft daarin ook al geanticipeerd op de nadere eisen voor het insluiten van jeugdigen in de gesloten jeugdhulp die ik voornemens ben op te nemen in het Besluit Jeugdwet.
11.
Verder vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of het onderzoek aan het lichaam ook het bekijken van de openingen en holten van het gehele lichaam omvat, waaronder de anus en het geslachtsdeel? De achtergrond van deze vraag ligt in het feit dat dit soort onderzoeken door jeugdigen als zeer vernederend wordt ervaren.
Alleen het onderzoek aan het lichaam is als vorm van vrijheidsbeperking toegestaan. De formulering onderzoek aan het lichaam is bewust gekozen. Onderzoek in het lichaam zoals in de openingen en holten van het lichaam is niet toegestaan.
12.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het de jeugdigen duidelijk zal zijn welke vrijheidsbeperkende maatregelen ingezet kunnen worden bij elk doel dat niet wordt gehaald.
In het wetsvoorstel is opgenomen dat een vrijheidsbeperkende maatregel uitsluitend gericht mag zijn op:
a. het waarborgen van de veiligheid van een jeugdige of anderen;
b. het afwenden van gevaar voor de gezondheid van een jeugdige of anderen; of
c. het bereiken van de met de jeugdhulp beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige, die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen.
Het is dus uitdrukkelijk niet toegestaan vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen vanwege het niet behalen van een bepaald doel.
Bovendien moet voordat tot toepassing van de vrijheidsbeperkende maatregel mag worden overgegaan, eerst worden beoordeeld of wordt voldaan aan het nee, tenzij-beginsel. Dan gaat het erom of er voor de jeugdige geen minder bezwarende alternatieven zijn, of de vrijheidsbeperkende maatregel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat de vrijheidsbeperkende maatregel effectief is.
Daarnaast is het uitgangspunt dat de vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgenomen in het hulpverleningsplan van de jeugdige. Wanneer bijvoorbeeld de problematiek van een jeugdige mede wordt veroorzaakt door drugsgebruik kan voor die jeugdige het stoppen met het gebruiken van drugs als doel worden opgenomen in het hulpverleningsplan. Om dat doel te bereiken kan het noodzakelijk zijn, afhankelijk van de omstandigheden en situatie van de betrokken jeugdige, in het hulpverleningsplan op te nemen dat urinecontroles plaatsvinden.
Op grond van het nieuwe artikel 6.2.10 Jeugdwet bevat het hulpverleningsplan de doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige, de vrijheidsbeperkende maatregelen die mogen worden toegepast en de gevallen waarin dat mag. De jeugdhulpverantwoordelijke dient op grond van dit wetsvoorstel het hulpverleningsplan samen met de jeugdige op te stellen, waarbij hij zoveel als mogelijk rekening moet houden met de wensen en voorkeuren van de jeugdige. Tevens kan de jeugdige zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of een naaste. Hiermee beoog ik dat het de jeugdige voldoende duidelijk is welke vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen worden toegepast.
13.
In artikel 6.3.1.5, eerste lid, van de nieuwe Jeugdwet wordt geregeld dat de jeugdhulpverantwoordelijke advies moet vragen aan een niet bij de jeugdhulp betrokken onafhankelijke deskundige indien het niet lukt de toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel voor afloop van de in het hulpverleningsplan opgenomen termijn af te bouwen. In de toelichting van de nota van wijziging staat dat dezelfde personen geraadpleegd moeten worden als bij het vaststellen of vanwege andere redenen wijzigen van het hulpverleningsplan, dat zoveel mogelijk rekening gehouden zal moeten worden met de wensen en voorkeuren van de jeugdige en dat er bij of krachtens algemene maatregel eisen kunnen worden gesteld aan de onafhankelijke deskundige. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de jeugdhulpverantwoordelijke op basis van het advies van deze ene onafhankelijke deskundige de vrijheidsbeperkende maatregel mag voortzetten, of dat de jeugdhulpverantwoordelijke het advies moet vragen van alle personen die betrokken waren bij het opstellen van het hulpverleningsplan.
De jeugdhulpverantwoordelijke kan niet uitsluitend op basis van het advies besluiten om een maatregel voort te zetten. Wanneer het in een specifieke situatie niet lukt om een vrijheidsbeperkende maatregel voor de afloop van de in het hulpverleningsplan opgenomen termijn af te bouwen, moet de jeugdhulpverantwoordelijke over het afbouwen van die maatregel aan een niet bij de jeugdhulp betrokken onafhankelijke deskundige advies vragen. Vervolgens moet de jeugdhulpverantwoordelijke overwegen het hulpverleningsplan aan te passen op basis van het advies van deze onafhankelijke deskundige. Voor het aanpassen van het hulpverleningsplan naar aanleiding van een dergelijk advies gelden de artikelen 6.2.9 en 6.2.10 van het wetsvoorstel. Dat betekent onder meer dat de jeugdhulpverantwoordelijke zoveel als mogelijk rekening houdt met de wensen en voorkeuren van de jeugdige en dat dezelfde personen geraadpleegd worden als bij het opstellen van het hulpverleningsplan.
14.
Verder vragen de leden van de ChristenUnie-fractie waar in de nu voorliggende wet ruimte wordt geboden aan vertrouwenspersonen die al een rol speelden in het leven van de jeugdige en zelf door de jeugdige worden voorgedragen, omdat zij wel een veilige hechting kunnen bieden. Tevens vragen zij wat hun rol is in dit proces als de jeugdige deze persoon erbij wil hebben, maar ouders zich daartegen verzetten. Ten slotte vragen deze leden in hoeverre deze personen worden betrokken bij het opstellen en uitvoeren van het hulpverleningsplan.
Het is voor een jeugdige altijd mogelijk om zelf een vertrouwenspersoon te kiezen. In het wetsvoorstel is opgenomen dat de jeugdhulpverantwoordelijke ervoor zorgdraagt dat aan de jeugdige een vertrouwenspersoon wordt toegewezen. Daarmee hebben alle jeugdigen in de gesloten jeugdhulp de beschikking over een vertrouwenspersoon, tenzij zij ervoor kiezen geen gebruik te maken van deze vertrouwenspersoon. Het staat de jeugdige vrij om te kiezen voor een vertrouwenspersoon die al voor de opname in de gesloten jeugdhulp betrokken was.
In het wetsvoorstel wordt benadrukt dat de vertrouwenspersoon vrije toegang heeft tot de jeugdige en geen toestemming van derden behoeft om te spreken met de jeugdige. Tevens is bepaald dat een jeugdige, van welke leeftijd dan ook, geen toestemming hoeft te vragen voor het gebruik maken van een vertrouwenspersoon.
Wat betreft de betrokkenheid van de jeugdige, ouders en de vertrouwenspersoon bij het opstellen en uitvoeren van het hulpverleningsplan is in het wetsvoorstel specifiek opgenomen dat de jeugdhulpverantwoordelijke samen met de jeugdige het hulpverleningsplan dient op te stellen en dat bij het vaststellen of wijzigen van het hulpverleningsplan ook met de ouders wordt overlegd. Daarbij is opgenomen dat de jeugdige en diens ouders zich daarbij kunnen laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.
15.
Vrijheidsbeperkende maatregelen mogen niet worden toegepast zonder (voorwaardelijke) machtiging. Maar ook in open accommodaties wordt telefoongebruik en deelname aan groepsactiviteiten gemonitord, worden vaak telefoons ingenomen, mogelijkheden tot bezoek of verlof ingeperkt, camera’s opgehangen en buitendeuren gesloten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of dit volgens de nieuwe Jeugdwet niet meer is toegestaan of onder welke voorwaarden dit wel is toegestaan. Deze leden vragen of de regering dit nader kan toelichten, zodat de leden van deze fractie niet verrast zullen worden door de inhoud van nadere regelgeving?
Zowel op grond van de huidige Jeugdwet als op grond van dit wetsvoorstel mogen vrijheidsbeperkende maatregelen alleen worden toegepast in een gesloten jeugdhulpinstelling nadat de rechter een machtiging voor gesloten jeugdhulp heeft verleend of op basis van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Het gaat hierbij dan om maatregelen waarmee een jeugdige tegen zijn wil of die van degene die het gezag over hem uitoefent in zijn vrijheden wordt beperkt. Ook de nadere regelgeving op basis van dit wetsvoorstel biedt géén wettelijke basis om in open accommodaties vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35942-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.