Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35942 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35942 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de rechtspositie van jeugdigen diefpar worden opgenomen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp te verbeteren en te versterken;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsomschrijving «gesloten jeugdhulp» komt te luiden:
opname, verblijf en jeugdhulp op basis van een machtiging als bedoeld in de artikelen 6.1.2, 6.1.3 of 6.1.4;
2. In de alfabetische rangschikking wordt de volgende begripsomschrijving ingevoegd:
degene die behoort tot een bij regeling van Onze Ministers aangewezen categorie van deskundigen en die door de jeugdhulpaanbieder als jeugdhulpverantwoordelijke is aangewezen, verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdhulp en de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in een gesloten accommodatie;
B
Artikel 6.1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt:
a. aan het slot van onderdeel a «, en» vervangen door een puntkomma;
b. in onderdeel b «noodzakelijk» vervangen door «noodzakelijk en geschikt»;
c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en», na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «, of» vervangen door «; of».
3. In het vierde lid, onderdeel c, wordt «, en» vervangen door «; en».
4. In het negende lid wordt «kan de jeugdige gedurende ten hoogste veertien dagen in de gesloten accommodatie verblijven, en zijn de paragrafen 6.3, 6.4 en 6.5 op de jeugdige van toepassing» vervangen door «vervalt de machtiging op de veertiende dag nadat de instemming is ingetrokken».
C
In het tweede lid van artikel 6.1.3 wordt:
a. aan het slot van onderdeel a «, en» vervangen door een puntkomma;
b. in onderdeel b «noodzakelijk» vervangen door «noodzakelijk en geschikt»;
c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en», na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
D
Artikel 6.1.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt:
a. aan het slot van onderdeel a «, en» vervangen door een puntkomma;
b. in onderdeel b «noodzakelijk» vervangen door «noodzakelijk en geschikt»;
c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en», na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
2. In het zesde lid wordt «een omschrijving van de voorwaarden en het toezicht daarop en van de jeugdhulp» vervangen door «een omschrijving van de voorwaarden en het toezicht daarop, van de vrijheidsbeperkende maatregelen die kunnen worden toegepast en van de jeugdhulp».
3. Onder vernummering van het zevende tot en met elfde lid tot negende tot en met dertiende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. Het hulpverleningsplan, bedoeld in het zesde lid, kan de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen bevatten:
a. onderzoek aan het lichaam op aanwezigheid van voorwerpen die een risico vormen voor de veiligheid van de jeugdige of anderen;
b. onderzoek van de kleding op aanwezigheid van voorwerpen die een risico vormen voor de veiligheid van de jeugdige of anderen;
c. onderzoek van urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
d. elektronisch toezicht.
8. Het onderzoek, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, wordt verricht op besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur van de jeugdige heeft.
4. In het tiende lid (nieuw) wordt «de in het zevende lid bedoelde voorwaarde» vervangen door «de in het zevende lid bedoelde vrijheidsbeperkende maatregelen en de in het negende lid bedoelde voorwaarde».
5. In het dertiende lid (nieuw) wordt «tweede tot en met tiende lid» vervangen door «tweede tot en met twaalfde lid».
E
In artikel 6.1.13, eerste lid, wordt «het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 6.1.5» vervangen door «het hulpverleningsplan, bedoeld in artikel 6.1.5,».
F
Artikel 6.2.4 komt te luiden:
1. De jeugdhulpaanbieder wijst voor elke jeugdige, die in een gesloten accommodatie verblijft, een jeugdhulpverantwoordelijke aan en deelt diens naam mee aan de jeugdige en aan degene die het gezag over de jeugdige heeft.
2. De jeugdhulpaanbieder stelt huisregels vast die betrekking hebben op een ordelijke gang van zaken, de veiligheid binnen de gesloten accommodatie en het waarborgen van een pedagogisch klimaat.
3. De huisregels bevatten in ieder geval een regeling ten aanzien van de controle van de bezoekers en voorwerpen die jeugdigen in verband met de veiligheid binnen de gesloten accommodatie niet in hun bezit mogen hebben.
4. De jeugdhulpverantwoordelijke draagt ervoor zorg dat de jeugdige zo spoedig mogelijk na opname in een gesloten accommodatie schriftelijk en mondeling wordt geïnformeerd in voor hem duidelijke en toegankelijke bewoordingen over:
a. de in de gesloten accommodatie geldende huisregels;
b. de klachtenregeling; en
c. de mogelijkheden een vertrouwenspersoon in te schakelen.
G
Na artikel 6.2.4 worden zeven artikelen toegevoegd, luidende:
1. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat een jeugdige kan deelnemen aan onderwijs dat aansluit bij diens leerbehoefte, andere activiteiten in het kader van pedagogische vorming en gemeenschappelijke activiteiten gedurende ten minste zes uur per dag.
2. In afwijking van het eerste lid, kan de jeugdhulpaanbieder aan een jeugdige een passend individueel onderwijsprogramma en individuele activiteiten bieden.
3. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat een gekwalificeerde gedragswetenschapper is verbonden aan een gesloten accommodatie.
4. De jeugdhulpaanbieder stelt een jeugdige in de gelegenheid een arts te raadplegen.
1. Een jeugdige heeft een eigen kamer gedurende zijn verblijf in een gesloten accommodatie.
2. Een jeugdige kan op eigen verzoek tijdelijk in een afzonderlijke en veilige ruimte, anders dan de eigen kamer, verblijven.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verblijfsruimte, bedoeld in het tweede lid, en over de wijze waarop contact wordt gehouden met de jeugdige tijdens het verblijf in die verblijfsruimte.
Een jeugdige heeft het recht eigen kleding en schoeisel te dragen, tenzij die een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid in de gesloten accommodatie.
Indien een jeugdige een kind heeft, kan de jeugdige het kind in de gesloten accommodatie verzorgen en opvoeden voor zover het verblijf van het kind zich verdraagt met de opvoeding en het gezond en veilig opgroeien van het kind en de jeugdige alsmede met de veiligheid in de gesloten accommodatie.
1. De jeugdhulpverantwoordelijke stelt samen met de jeugdige een hulpverleningsplan op.
2. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat het hulpverleningsplan, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen zes weken na opname in de gesloten accommodatie, wordt vastgesteld.
3. De jeugdhulpverantwoordelijke wijst de jeugdige en diens ouders op de mogelijkheden om zich bij het opstellen, evalueren en wijzigen van het hulpverleningsplan te laten bijstaan door:
a. een vertrouwenspersoon; of
b. een familielid of naaste.
4. De jeugdhulpverantwoordelijke overlegt voorafgaand aan het vaststellen of wijzigen van het hulpverleningsplan met:
a. de ouders van de jeugdige;
b. degene die het gezag heeft over de jeugdige;
c. de voor de verlening van de jeugdhulp relevante familie en naasten; en
d. een gekwalificeerde gedragswetenschapper, indien de jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde gedragswetenschapper is.
5. De jeugdhulpverantwoordelijke houdt bij het opstellen van het hulpverleningsplan zoveel als mogelijk rekening met de wensen en voorkeuren van de jeugdige.
6. Indien voorafgaand aan de opname in de gesloten accommodatie een familiegroepsplan is vastgesteld, kan dat familiegroepsplan worden aangevuld met het hulpverleningsplan.
7. De vertrouwenspersoon verleent op verzoek van de jeugdige of diens ouders advies en bijstand bij het opstellen, evalueren en wijzigen van het hulpverleningsplan.
8. De jeugdhulpverantwoordelijke evalueert het hulpverleningsplan samen met de jeugdige vier weken na aanvang van de uitvoering ervan en vervolgens ten minste elke twee maanden.
9. De jeugdhulpverantwoordelijke stelt een verslag op van de evaluatie, bedoeld in het achtste lid, en reikt het verslag uit aan de jeugdige.
1. In het hulpverleningsplan, bedoeld in artikel 6.2.9, eerste lid, wordt in elk geval opgenomen:
a. een omschrijving van de problematiek van de jeugdige en van het gedrag dat daaruit voortvloeit;
b. de doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige;
c. een beschrijving van de te verlenen jeugdhulp;
d. welke vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast kunnen worden, de gevallen waarin en de termijn dat die maatregelen toegepast kunnen worden, alsmede welke jeugdhulpverlener of categorie van jeugdhulpverleners bevoegd is de maatregelen toe te passen;
e. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de wensen en voorkeuren van de jeugdige ten aanzien van de jeugdhulp; en
f. de frequentie waarmee en de omstandigheden waaronder het hulpverleningsplan wordt geëvalueerd en het hulpverleningsplan wordt gewijzigd.
2. Indien de jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde gedragswetenschapper is, vindt de vaststelling of wijziging van de in het hulpverleningsplan opgenomen vrijheidsbeperkende maatregelen niet plaats dan na instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.
1. Met het oog op de veiligheid van een jeugdige of anderen dan wel om te voorkomen dat een jeugdige zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van de machtiging, bedoeld in de artikelen 6.1.2 en 6.1.3, kan de jeugdhulpaanbieder bepalen dat het vervoer van en naar een gesloten accommodatie plaatsvindt door een door Onze Ministers daartoe aangewezen vervoerder.
2. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over het vervoer van en naar gesloten accommodaties, waaronder regels over het door de vervoerder te gebruiken vervoermiddel.
H
Paragraaf 6.3 komt te luiden:
1. Ten aanzien van een jeugdige voor wie een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2, 6.1.3 of 6.1.4 is verleend, kunnen vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast tegen de wil van de jeugdige of van degene die het gezag over hem uitoefent.
2. Een vrijheidsbeperkende maatregel is uitsluitend gericht op:
a. het waarborgen van de veiligheid van een jeugdige of anderen;
b. het afwenden van gevaar voor de gezondheid van een jeugdige of anderen; of
c. het bereiken van de in het hulpverleningsplan opgenomen doelen.
3. In een gesloten accommodatie kunnen uitsluitend de in de artikelen 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.5 opgenomen vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast.
1. Een vrijheidsbeperkende maatregel wordt niet toegepast, tenzij:
a. er voor de jeugdige, gelet op het beoogde doel, geen minder bezwarende alternatieven zijn;
b. de maatregel, gelet op het beoogde doel, evenredig is; en
c. redelijkerwijs te verwachten is dat de maatregel effectief is.
2. In aanvulling op het eerste lid kan een vrijheidsbeperkende maatregel uitsluitend worden toegepast als die maatregel is opgenomen in het hulpverleningsplan van de jeugdige.
3. In afwijking van het tweede lid kan in een gesloten accommodatie een maatregel worden toegepast die niet is opgenomen in het hulpverleningsplan voor zover de maatregel tijdelijk noodzakelijk is ter afwending van een noodsituatie, gelet op de veiligheid en gezondheid van een jeugdige, de veiligheid in de gesloten accommodatie of de bescherming van anderen in de accommodatie.
4. In geval van een noodsituatie als bedoeld in het derde lid, is artikel 6.3.1.4, eerste lid, niet van toepassing en wordt een maatregel ten hoogste gedurende drie opeenvolgende dagen toegepast.
5. Indien een maatregel ter afwending van een noodsituatie niet binnen twaalf uur kan worden beëindigd, is voor de voortzetting van de maatregel de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper vereist. De gekwalificeerde gedragswetenschapper beoordeelt of de voortzetting van de maatregel noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden. Indien de gekwalificeerde gedragswetenschapper oordeelt dat de maatregel niet noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden, wordt de maatregel onmiddellijk beëindigd.
6. Indien de jeugdhulpverantwoordelijke van oordeel is dat het noodzakelijk is een maatregel na de in het vierde lid bedoelde periode voort te zetten, wordt overwogen de maatregel op te nemen in het hulpverleningsplan van de jeugdige. De artikelen 6.2.9, derde, vierde, vijfde en zevende lid, en 6.2.10, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
7. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de vrijheidsbeperkende maatregelen, bedoeld in de artikelen 6.1.4, zevende lid, 6.3.2.1, 6.3.2.2, 6.3.2.4, 6.3.2.5 en 6.3.2.6, mogen worden toegepast.
1. De jeugdhulpaanbieder stelt op basis van de uitgangspunten van de artikelen 6.3.1.1, tweede lid, en 6.3.1.2, eerste lid, een beleidsplan op over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten accommodatie, dat gericht is op het terugdringen en voorkomen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen en het zoeken naar alternatieven op basis van vrijwilligheid.
2. De jeugdhulpaanbieder draagt er zorg voor dat het beleidsplan wordt toegepast bij de voorbereiding, uitvoering, evaluatie, wijziging en beëindiging van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten accommodatie.
1. De jeugdhulpverantwoordelijke neemt een beslissing tot het toepassen van een vrijheidsbeperkende maatregel niet dan nadat hij:
a. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele toestand van de betrokken jeugdige; en
b. voor zover mogelijk met de betrokken jeugdige de voorgenomen beslissing heeft besproken in een voor die jeugdige begrijpelijke en toegankelijke taal.
2. De jeugdhulpverantwoordelijke stelt een beslissing tot het toepassen van een vrijheidsbeperkende maatregel op schrift en voorziet de beslissing van een schriftelijke motivering.
3. De jeugdhulpverantwoordelijke overhandigt een afschrift van de beslissing, bedoeld in het tweede lid, aan de jeugdige en stelt de jeugdige uiterlijk binnen vier dagen na de beslissing schriftelijk in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de vertrouwenspersoon.
4. De jeugdhulpverantwoordelijke draagt ervoor zorg dat de toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel in overleg met de jeugdige zo spoedig mogelijk wordt afgebouwd.
De jeugdhulpverantwoordelijke kan toezicht uitoefenen of laten uitoefenen op een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie.
1. De jeugdhulpverantwoordelijke kan de bewegingsvrijheid van een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie met de volgende maatregelen beperken:
a. vastpakken of vastpakken en vasthouden.
b. het verbod zich op te houden op in het hulpverleningsplan beschreven plaatsen, waarbij indien nodig tevens de tijdstippen waarop dat verbod geldt, kunnen worden vastgesteld;
c. beperking van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten;
d. tijdelijke overplaatsing binnen de gesloten accommodatie of naar een andere gesloten accommodatie;
e. de verplichting tijdelijk in de eigen kamer of in een afzonderlijke verblijfsruimte te verblijven zonder de kamer of die ruimte af te sluiten;
f. insluiting in een afzonderlijke en veilige verblijfsruimte.
2. Insluiting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, kan uitsluitend worden toegepast indien een jeugdige twaalf jaar of ouder is en indien er sprake is van een noodsituatie als bedoeld in artikel 6.3.1.2, derde lid.
3. In afwijking van artikel 6.3.1.2, vierde lid, beoordeelt een gekwalificeerde gedragswetenschapper in geval van een insluiting zo spoedig mogelijk of de insluiting noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden. Indien de gekwalificeerde gedragswetenschapper oordeelt dat de insluiting niet noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden, wordt de insluiting onmiddellijk beëindigd.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verblijfsruimte, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, en over de wijze waarop contact wordt gehouden met de jeugdige tijdens de insluiting.
5. Voorafgaand aan de toepassing van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, wordt een jeugdige geïnformeerd over de duur ervan, in voor de jeugdige duidelijke en toegankelijke bewoordingen.
De jeugdhulpverantwoordelijk kan een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie verplichten:
a. deel te nemen aan jeugdhulpverleningsprogramma’s; of
b. geneeskundige behandelingen, waaronder het toedienen van medicijnen, te ondergaan. De behandeling wordt verricht door een arts of, in diens opdracht, door een verpleegkundige.
1. De jeugdhulpverantwoordelijke kan ten aanzien van een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie contacten met personen en organisaties buiten de gesloten accommodatie met de volgende maatregelen beperken:
a. beperking van het brief- en telefoonverkeer of van het gebruik van andere communicatiemiddelen;
b. beperking van bezoek;
c. toezicht op telefoongesprekken, het gebruik van andere communicatiemiddelen en bezoek.
2. Indien sprake is van toezicht tijdens een bezoek, informeert de jeugdhulpverantwoordelijke de bezoeker en de jeugdige voorafgaand aan het bezoek over de wijze waarop toezicht wordt gehouden. Het toezicht mag er niet toe leiden dat vertrouwelijke mededelingen in het onderhoud tussen de jeugdige en diens rechtsbijstandverlener of vertrouwenspersoon bij derden bekend kunnen worden.
3. De verzending of uitreiking van brieven of berichten kan de jeugdige niet worden geweigerd in geval van brieven of berichten gericht of afkomstig van:
a. leden van het Koninklijk Huis;
b. de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal, leden daarvan, de Nederlandse leden van het Europese Parlement of een commissie uit een van beide parlementen;
c. Onze Ministers;
d. justitiële autoriteiten;
e. de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman;
f. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
g. de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, een commissie daaruit of leden of buitengewone leden daarvan;
h. de klachtencommissie of leden daarvan;
i. organen, of leden daarvan, die krachtens een wettelijk voorschrift of een in Nederland geldend verdrag:
1°. bevoegd zijn tot kennisneming van klachten of behandeling van met een klacht aangevangen zaken; dan wel
2°. zijn belast met het houden van toezicht;
j. diens rechtsbijstandverlener;
k. diens reclasseringsmedewerker of medewerkers van de gecertificeerde instelling;
l. diens ouders, andere gezinsleden, voogd of pleegouders, behoudens ingeval de jeugdhulpaanbieder heeft vastgesteld dat zwaarwegende belangen van de jeugdige zich daartegen verzetten;
m. diens vertrouwenspersoon.
4. Bij het telefonisch contact met de in het derde lid genoemde personen wordt geen ander toezicht uitgeoefend dan voor zover noodzakelijk is om de identiteit van de persoon of instantie met wie de jeugdige een telefoongesprek voert of wenst te voeren, vast te stellen.
5. De in het derde lid, onderdelen f, g, h, i en m, genoemde personen en instanties kunnen een jeugdige te allen tijde bezoeken.
1. Bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen of van voorwerpen die een jeugdige niet in zijn bezit mag hebben, kan de jeugdhulpverantwoordelijke ten aanzien van een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie de volgende controles toepassen of laten toepassen:
a. onderzoek aan het lichaam;
b. onderzoek aan de kleding;
c. onderzoek van urine;
d. onderzoek van de kamer van de jeugdige, uitsluitend in aanwezigheid van de jeugdige;
ed. onderzoek van poststukken afkomstig van of bestemd voor de jeugdige, uitsluitend in aanwezigheid van de jeugdige.
2. Het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige wordt verricht op besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur heeft van de jeugdige.
3. Het onderzoek aan de kleding omvat mede het bekijken van de zakken van de kleding en de eventuele voorwerpen die zich daarin bevinden.
4. Indien bij een onderzoek als bedoeld in het eerste lid gedragsbeïnvloedende middelen of voorwerpen worden aangetroffen die niet in het bezit van de jeugdige mogen zijn, worden deze in beslag genomen en voor de jeugdige bewaard of met zijn toestemming vernietigd, dan wel aan een opsporingsambtenaar overhandigd.
1. De vervoerder, bedoeld in artikel 6.2.12, eerste lid, kan ten aanzien van een jeugdige tijdens dat vervoer uitsluitend de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen:
a. vastpakken of vastpakken en vasthouden;
b. onderzoek aan de kleding op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de jeugdige of anderen kunnen opleveren; of
c. tijdelijke plaatsing in een afzonderlijke en af te sluiten ruimte in het vervoermiddel.
2. Zodra de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, in het hulpverleningsplan zijn opgenomen, worden zij dienovereenkomstig ten uitvoer gelegd.
3. Voorwerpen die een gevaar vormen voor de jeugdige of anderen, worden in beslag genomen door de vervoerder en voor de jeugdige ter bewaring aan de jeugdhulpaanbieder overhandigd.
4. De vervoerder meldt de toepassing van een of meer van de in het eerste lid genoemde maatregelen aan de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling. Indien de jeugdige niet onder toezicht is gesteld, informeert de jeugdhulpaanbieder de ouders.
1. Ten aanzien van een jeugdige voor wie een machtiging is afgegeven en die in verband met deze machtiging aanwezig is in een gerechtsgebouw, kunnen voor de duur van zijn aanwezigheid aldaar uitsluitend de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen:
a. vastpakken en vasthouden;
b. onderzoek aan de kleding op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de jeugdige of anderen kunnen opleveren;
c. tijdelijke plaatsing in een geschikte, afzonderlijke en af te sluiten ruimte.
2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden uitsluitend ten uitvoer gelegd door ambtenaren aangewezen voor de uitvoering van de politietaak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012.
I
Artikel 6.4.1 komt te luiden:
1. Naast de mogelijkheden die het hulpverleningsplan biedt om de gesloten accommodatie te verlaten, kan de jeugdhulpverantwoordelijke een jeugdige verlof verlenen om de gesloten accommodatie tijdelijk te verlaten als het verlenen van verlof verantwoord is.
2. Aan het verlof kan de jeugdhulpaanbieder voorwaarden verbinden betreffende de jeugdhulp en het gedrag van de jeugdige.
3. De jeugdhulpverantwoordelijke verleent uitsluitend verlof indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de jeugdige de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, zal naleven en, indien de jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde gedragswetenschapper is, nadat een gekwalificeerde gedragswetenschapper met het verlof heeft ingestemd.
4. De jeugdhulpverantwoordelijke trekt het verlof in indien voortzetting van het verlof, gezien de problemen van de jeugdige, niet langer verantwoord is.
5. De jeugdhulpverantwoordelijke kan het verlof intrekken of de voorwaarden wijzigen in het geval de jeugdige zich niet aan de voorwaarden houdt.
J
Artikel 6.5.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 4.2.3 kan een jeugdige of degene die het gezag over hem heeft binnen een redelijke termijn een schriftelijke klacht indienen bij de klachtencommissie, bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid, tegen:
a. een beslissing tot toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in de artikelen 6.1.4, zevende lid, en 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.5;
b. de toepassing van de artikelen 6.3.2.6, eerste tot en met derde lid, en 6.3.2.7, eerste lid;
c. een weigering om een kind in de gesloten accommodatie te laten verzorgen en op te voeden als bedoeld in artikel 6.2.8;
d. een beslissing aangaande verlof als bedoeld in artikel 6.4.1.
2. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. De beslissing vermeldt de mogelijkheid van het instellen van beroep, de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit moet worden gedaan alsmede de mogelijkheid tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing, bedoeld in artikel 6.5.5, tweede lid.
K
In artikel 6.5.2, eerste lid, wordt «een beroepscommissie als bedoeld in artikel 74 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen» vervangen door «een door de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming benoemde beroepscommissie van drie leden of buitengewone leden».
L
Artikel 6.5.3 komt te luiden:
M
Na artikel 6.5.3 worden vier artikelen toegevoegd, luidende:
1. Na de uitspraak van de klachtencommissie of indien de klachtencommissie niet tijdig heeft beslist, kunnen de klager of de jeugdhulpaanbieder beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij een beroepscommissie als bedoeld in artikel 6.5.2, eerste lid.
2. Het beroepschrift bevat ten minste:
a. de naam van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de beslissing waartegen het beroep is gericht;
d. de gronden van het beroep.
3. Het beroepschrift wordt uiterlijk op de zevende dag na de ontvangst van het afschrift van de beslissing van de klachtencommissie ingediend bij de beroepscommissie dan wel zeven dagen na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.
4. De voorzitter dan wel een door hem aangewezen lid van de beroepscommissie die een met rechtspraak belast lid van de rechterlijke macht is, kan het beroepschrift enkelvoudig afdoen indien hij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, met dien verstande dat hij tevens de bevoegdheden bezit die aan de voorzitter van de voltallige beroepscommissie toekomen.
5. De voorzitter, dan wel het door hem aangewezen lid, bedoeld in het vierde lid, kan de behandeling te allen tijde verwijzen naar de voltallige beroepscommissie.
6. Bij de behandeling van het beroep is artikel 6.5.3 van overeenkomstige toepassing.
7. De beroepscommissie stelt de klager en de jeugdhulpaanbieder in de gelegenheid te worden gehoord of inlichtingen te geven.
1. Het indienen van een beroepschrift schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de klachtencommissie niet, behalve voor zover deze de toekenning van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.5.1, achtste lid, inhoudt.
2. Hangende de uitspraak op het beroepschrift kan de voorzitter van de beroepscommissie op verzoek van degene die het beroep heeft ingesteld en gehoord de andere betrokkene in de procedure de tenuitvoerlegging van de beslissing van de klachtencommissie geheel of gedeeltelijk schorsen.
3. De voorzitter informeert onmiddellijk degene die het beroep heeft ingesteld en de andere betrokkene in de procedure over de schorsing.
1. De beroepscommissie doet zo spoedig mogelijk nadat het beroepschrift is ontvangen, schriftelijk uitspraak.
2. De uitspraak van de beroepscommissie strekt tot gehele of gedeeltelijke:
a. niet-ontvankelijkverklaring van het beroep;
b. bevestiging van de uitspraak van de klachtencommissie met overneming of verbetering van de gronden;
c. vernietiging van de uitspraak van de klachtencommissie.
3. Indien de beroepscommissie de uitspraak van de klachtencommissie vernietigt, doet de beroepscommissie tevens uitspraak over de klacht waarop het beroep betrekking heeft. Artikel 6.5.1, vijfde tot en met zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
4. De uitspraak bevat de beslissing en de gronden van de beslissing.
5. De voorzitter van de beroepscommissie stuurt een afschrift van de door de voorzitter ondertekende uitspraak aan degene die het beroep heeft ingesteld en de andere betrokkene in de procedure.
Eenieder die betrokken is bij de uitvoering van deze paragraaf en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit hoofdstuk de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
N
Na paragraaf 6.5 worden twee paragrafen toegevoegd, luidende:
1. Een jeugdige, diens ouders of pleegouders kunnen in de gesloten accommodatie een beroep doen op een vertrouwenspersoon.
2. De vertrouwenspersoon is op vaste momenten aanwezig in de gesloten accommodatie voor persoonlijk contact met de jeugdige.
3. De vertrouwenspersoon heeft, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is, vrije toegang tot de jeugdige en behoeft geen toestemming van derden om te spreken met de jeugdige.
4. De vertrouwenspersoon krijgt van eenieder die bij de uitvoering van de jeugdhulp in de gesloten accommodatie betrokken is, binnen de door hem gestelde termijn, alle medewerking die hij redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn taak.
5. De vertrouwenspersoon heeft tevens tot taak om signalen over tekortkomingen in de uitvoering van gesloten jeugdhulp, voor zover deze afbreuk doen aan de rechten van een jeugdige, aan de ingevolge deze wet met toezicht belaste ambtenaren te melden.
1. De vertrouwenspersoon is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitvoering van zijn taak aan hem is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht, uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit of de betrokken jeugdige, ouder of pleegouder toestemming geeft om vertrouwelijke informatie te delen.
2. De vertrouwenspersoon kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht verschonen van het geven van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een klachtprocedure of een rechterlijke procedure.
1. De jeugdhulpverantwoordelijke draagt er zorg voor dat een beslissing tot het toepassen van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in de artikelen 6.3.2.1tot en met 6.3.2.5 samen met de schriftelijke motivering, bedoeld in artikel 6.3.1.4, tweede lid, zo spoedig mogelijk in het dossier van de jeugdige wordt vastgelegd.
2. De jeugdhulpaanbieder draagt er zorg voor dat de toepassing van de maatregelen, bedoeld in de artikelen 6.3.2.6 en 6.3.2.7, zo spoedig mogelijk in het dossier van de jeugdige wordt vastgelegd.
3. De jeugdhulpaanbieder verstrekt eens per zes maanden een rapportage over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in paragraaf 6.3.2 aan de gecertificeerde instelling indien deze ten aanzien van de jeugdige een kinderbeschermingsmaatregel uitvoert, alsmede aan de ouders indien de jeugdige niet onder toezicht is gesteld of aan de pleegouders.
1. De jeugdhulpaanbieder informeert de gecertificeerde instelling indien deze ten aanzien van de jeugdige een kinderbeschermingsmaatregel uitvoert, alsmede de ouders indien de jeugdige niet onder toezicht is gesteld of de pleegouders over de toepassing van de maatregelen, bedoeld in artikel 6.3.2.2, eerste lid, onderdelen d en f, en artikel 6.3.2.3.
2. Ten aanzien van jeugdigen van zestien jaar en ouder is voorafgaand aan het informeren van ouders, pleegouders of de gecertificeerde instelling de instemming van de jeugdige vereist.
1. De jeugdhulpaanbieder zorgt ten behoeve van de uitvoering van dit hoofdstuk en van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk voor het digitaal beschikbaar zijn van de volgende gegevens:
a. de naam van de betrokken jeugdige en diens burgerservicenummer;
b. de beslissingen tot toepassing van de vrijheidsbeperkende maatregelen, bedoeld in de artikelen 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.5, ten aanzien van de jeugdige;
c. de begin- en einddatum van de maatregelen, bedoeld in onderdeel b;
d. de beslissingen tot het verlenen van verlof, bedoeld in artikel 6.4.1, ten aanzien van de jeugdige.
2. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat ten minste eens per zes maanden aan de ingevolge deze wet met toezicht belaste ambtenaren een digitaal overzicht van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt.
1. De jeugdhulpaanbieder verstrekt ten minste jaarlijks aan de ingevolge deze wet met toezicht belaste ambtenaren een analyse over de vrijheidsbeperkende maatregelen, bedoeld in de artikelen 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.5, die in die periode in de gesloten accommodatie zijn toegepast.
2. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over de inhoud en de wijze van verstrekken van de analyse.
O
Na artikel 10.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van een jeugdige die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp is opgenomen in een gesloten accommodatie en voor wie op dat tijdstip reeds een hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 6.3.6, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, is opgesteld, voldoet de jeugdhulpaanbieder zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van die wet aan de artikelen 6.2.9 en 6.2.10.
2. Gedurende de periode waarin een jeugdhulpaanbieder nog niet heeft voldaan aan de artikelen 6.2.9 en 6.2.10, doch ten hoogste gedurende de zes maanden, bedoeld in het eerste lid, blijft paragraaf 6.5, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, betreffende het hulpverleningsplan van toepassing.
3. Een jeugdhulpaanbieder stelt het beleidsplan, bedoeld in artikel 6.3.1.3, eerste lid, op binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp.
4. Paragraaf 6.5, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, blijft van toepassing op schriftelijke klachten als bedoeld in artikel 6.5.1, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van die wet zijn ingediend.
In artikel 1 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt met betrekking tot de Jeugdwet «de artikelen 6.1.5, 6.1.6, tweede en derde lid, 6.1.12, vijfde lid, 6.3.1 tot en met 6.3.5, 6.3.7 en 6.4.1» vervangen door «de artikelen 6.1.5, 6.1.6, tweede en derde lid, 6.1.12, vijfde lid, 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.7 en 6.4.1».
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 mei 2021 ingediende voorstel tot wijziging van de Jeugdwet en enkele andere wetten in verband met de verlenging van de duur van pleegzorg en het vervallen van de verleningsbeschikking bij machtigingen tot uithuisplaatsing en gesloten jeugdhulp (Kamerstukken 35 833) tot wet is of wordt verheven en artikel I van die wet:
a. eerder in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel C, onderdeel 4, wordt «het negende lid» vervangen door «het zevende lid».
2. Onderdeel E wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel 2 wordt «het zesde lid» vervangen door «het vijfde lid».
b. Onderdeel 3 komt te luiden:
3. Onder vernummering van het zesde tot en met tiende lid tot achtste tot en met twaalfde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
6. Het hulpverleningsplan, bedoeld in het vijfde lid, kan de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen bevatten:
a. onderzoek aan het lichaam op aanwezigheid van voorwerpen die een risico vormen voor de veiligheid van de jeugdige of anderen;
b. onderzoek van kleding op aanwezigheid van voorwerpen die een risico vormen voor de veiligheid van de jeugdige of anderen;
c. onderzoek van urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
d. elektronisch toezicht.
7. Het onderzoek, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, wordt verricht op besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur van de jeugdige heeft.
c. Onderdeel 4 komt te luiden:
4. In het negende lid (nieuw) wordt «de in het zesde lid bedoelde voorwaarde» vervangen door «de in het zesde lid bedoelde vrijheidsbeperkende maatregelen en de in het achtste lid bedoelde voorwaarde».
d. Onderdeel 5 komt te luiden:
5. In het twaalfde lid (nieuw) wordt «tweede tot en met negende lid» vervangen door «tweede tot en met elfde lid»
b. later in werking treedt dan artikel I van deze wet, komt artikel I, onderdeel F, van die wet te luiden:
F
Artikel 6.1.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met dertiende lid tot derde tot en met twaalfde lid.
2. In het negende lid (nieuw) wordt «zevende lid» vervangen door «zesde lid» en «negende lid» door «achtste lid».
3. In het twaalfde lid (nieuw) wordt «tweede tot en met twaalfde lid» vervangen door «tweede tot en met elfde lid ».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35942-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.