35 934 (R2158) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, alsmede van de Rijkswet van 10 februari 2017, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52)

B GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

16 december 2021

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de dreiging van terroristische activiteiten wenselijk is de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 te wijzigen, alsmede de Rijkswet van 10 februari 2017, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52) te wijzigen, zodat de bevoegdheid tot intrekking van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid wordt verlengd;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».

Aa

In artikel 14, vierde lid, wordt «zestien jaar» vervangen door «achttien jaar».

B

Na hoofdstuk 7a wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 7B. PERSOONSGEGEVENS

Artikel 22d

  • 1. Onze Minister kan gegevens waaruit politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen blijken en gegevens over gezondheid als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken, voor zover dat noodzakelijk is ten behoeve van het nemen van een beslissing als bedoeld in artikel 14, vierde lid, van deze rijkswet.

  • 2. Onze Minister kan persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken, voor zover dat noodzakelijk is ten behoeve van het nemen van een beslissing als bedoeld in artikel 14, vierde lid, van deze rijkswet.

ARTIKEL II

In artikel 97, derde lid, onderdeel d, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 vervalt «, waarbij in het bijzonder aandacht wordt geschonken aan de doelmatigheid en proportionaliteit van de toepassing van deze bevoegdheid».

ARTIKEL III

De Rijkswet van 10 februari 2017, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel IA, onderdeel B komt te luiden:

B

De hoofdstukken 7A en 7B vervallen.

B

Artikel IC komt te luiden:

ARTIKEL IC

Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van artikel 97, derde lid, onderdeel c, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 door een punt, vervalt onderdeel d.

C

In artikel II, tweede lid, wordt «vijf jaren» vervangen door «tien jaren».

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van 28 februari 2022.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Naar boven