Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35928 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35928 nr. 5 |
Vastgesteld 7 oktober 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel overige fiscale maatregelen 2022 en hebben een aantal opmerkingen en vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wet Overige fiscale maatregelen 2022. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wet Overige Fiscale Maatregelen 2022.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hier enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover enkele aanvullende vragen.
De leden van de JA21-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.
Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wet Overige Fiscale Maatregelen 2022. Allereerst valt het deze leden op dat er nog wel een redelijk aantal maatregelen is opgenomen in de wet, terwijl deze leden hadden verwacht dat het wetsvoorstel Overige Fiscale Maateregelen 2022 zo goed als leeg zou zijn, gezien de eerder dit jaar behandelde Fiscale Verzamelwet. Afgesproken is dat daarin al zoveel mogelijk technische wijzigingen worden opgenomen in het belang van een betere spreiding van fiscale wetgeving. De Fiscale Verzamelwet bevatte echter een beperkt aantal maatregelen. Kan de regering toelichten welke maatregelen in het voorliggende wetsvoorstel ook reeds hadden kunnen worden opgenomen in de Fiscale Verzamelwet en waarom dit niet is gebeurd?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering aan de hand van aanvullende, concrete en (nog) eenvoudige(re) voorbeelden per situatie kan toelichten wat de maatregelen rondom de eigen woning behelzen? Hoe verhouden de (ingewikkelde) aanpassingen rondom de eigen woning zich (i) tot het doenvermogen van de burger en (ii) in hoeverre is Belastingdienst in staat om één en ander goed uitvoering te geven? Wat gaat de regering doen om de burgers te ondersteunen bij deze ingewikkelde (voorgestelde) regelingen rondom de eigen woning? Hoe en in hoeverre wordt de burger bijvoorbeeld in de aangifteapplicaties voor de inkomstenbelasting hierin bij de hand genomen?
De leden van de CDA-fractie hebben bij deze aanpassingen niet per definitie vragen voor wat betreft de inhoud, maar sluiten zich vooral aan bij het commentaar van de Raad van State, dat inhoudt dat de eigenwoningregeling echt te ingewikkeld is geworden. Deze leden zouden de regeling liever eenvoudiger maken, dan nog complexer.
Ook vragen de leden van de CDA-fractie of de regering een nadere analyse van het doenvermogen kan geven. Zoals deze leden het commentaar van de Raad van State begrijpen ontstaat er spanning met het doenvermogen, omdat mensen deze regeling zonder hulp van een deskundige nauwelijks goed kunnen toepassen. De regering praat hier enigszins overheen door te stellen dat het doenvermogen juist positief wordt beïnvloed, omdat situaties die in de praktijk voorkomen nu worden geregeld.
Deze leden zien een iets verschillende interpretatie van het begrip doenvermogen. Ook de Belastingdienst zelf schrijft dat de regeling met de voorgestelde wijzigingen niet minder complex wordt. Hoe kijkt de regering naar een fiscale regeling die voor een groot deel van de Nederlandse burger heel belangrijk is, maar die zo ingewikkeld is dat hiervoor hulp van een deskundige nodig is? Deze leden merken op dat van alle kanten eigenlijk klinkt dat de regeling op de schop moet. Kan de regering aangeven of de regering heeft overwogen om dit te doen? Welke opties zouden daarvoor kunnen worden overwogen en wat zijn de voor- en nadelen van zulke opties?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering bij dit onderdeel van het wetsvoorstel in te gaan op de technische aandachtspunten van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB).
De leden van de SP-fractie constateren dat de aanpassing van de eigenwoningregeling door de regering wordt voorgesteld als een aanpassing die een en ander eenvoudiger maakt. Echter, volgens het verbond van financiële beroepsorganisaties wordt de eigenwoningregeling juist complexer door voorgestelde wijzigingen. Deze leden vrezen dan ook voor problemen in de uitvoering, meer onduidelijkheden voor burgers, onjuiste aangiften en onvoorzienbare uitwerkingen. De leden van de SP-fractie vragen de regering hierop te reageren. Wordt de eigenwoningregeling als geheel met voorgestelde wijzigingen eenvoudiger of juist complexer? Klopt het dat de Belastingdienst meer moeite zal hebben met het uitvoeren van de eigenwoningregeling?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zorgen over de toenemende complexiteit van de eigenwoningregeling. Hoewel de regeling van aanzienlijk financieel belang is voor veel woningbezitters is deze regeling tegelijkertijd steeds minder uitlegbaar en begrijpelijk. Deze leden constateren dat de zorg over de met dit onderdeel van het ingediende wetsvoorstel toegenomen complexiteit breed gedeeld wordt en lezen bijvoorbeeld over het bezwaar in de uitvoeringstoets van de Belastingdienst, waar het volgende staat vermeld: «De eigenwoningregeling is complex, en met de beoogde wijzigingen wordt de regeling niet minder complex.» Die onbegrijpelijkheid van deze regeling geldt inmiddels zelfs al niet alleen meer voor burgers maar ook voor adviseurs of andere deskundigen. De belangrijkste vraag die deze leden hebben is derhalve wanneer de regering met (welke) stappen komt om de regeling juist te vereenvoudigen en te herzien, hoe goed bedoeld de huidige aanpassingen ook zijn. Is dit voor de regering niet nog eens een aanleiding helemaal af te willen van de hypotheekrenteaftrek?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre is rekening gehouden met het feit dat veel banken inmiddels een negatieve rente berekenen op spaargeld en dat grote groepen burgers (waaronder veel (oud-)ondernemers) voor hun pensioenvoorziening (grotendeels) afhankelijk zijn van deze spaarpotten. Kan de regering een gedetailleerd tijdpad geven rondom de vervolgstappen om box 3 grondig te hervormen richting een systeem van heffing op basis van werkelijk rendement?
De leden van de D66-fractie vragen de regering of de informatie over de berekeningswijze en de jaarlijkse herijking ook op de website van de Belastingdienst wordt geplaatst, zodat ook mensen die niet helemaal hun weg kennen in de parlementaire stukken kennis kunnen nemen van deze informatie. Deze leden vragen tevens een toelichting waarom is gekozen voor een ministeriële regeling.
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven binnen welke termijn overgestapt kan worden van een fictieve berekeningswijze van rendement naar een berekeningswijze op basis van reëel rendement?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre de voorgenomen wetswijziging ter verduidelijking van de berekeningswijze volgens de regering onderwerp is van de lopende juridische procedure bij het gewijzigde aanwijzingsbesluit massaal bezwaar box 3 2020 van 1 juni 2021, waarvan een van de vragen de volgende rechtsvraag is: «Is het voordeel uit sparen en beleggen voor zover gesteld op 5,28% van het gedeelte van de grondslag dat behoort tot rendementsklasse II op de juiste wijze bepaald?». Acht de regering het niet verstandig eerst de uitspraak in deze zaak af te wachten alvorens de verduidelijking van de berekeningswijze vast te leggen?
De leden van de JA21-fractie vragen de regering of het klopt het dat de Minister van Financiën in het Algemeen Overleg van 2 december 2020 heeft toegezegd de jaarlijkse herijking van de rendementspercentages in box 3 te laten valideren door het Centraal Planbureau (CPB) en daarvan jaarlijks een terugkoppeling te geven.
Klopt het dat uit het verslag van een schriftelijk overleg van 17 februari jl. blijkt dat het CPB zelf heeft aangegeven het niet als haar taak te zien om deze controle uit te voeren en dat het kabinet zelf aangeeft ook geen redenen te zien voor een nadere controle?
Kan de regering aangeven wat de precieze en volledige reactie van het CPB was ten aanzien van dit verzoek? Hoe luidde het advies van de Raad van State over dit onderdeel van het wetsvoorstel?
De leden van de JA21-fractie vragen de regering dat indien het zo is dat de Raad van State geen advies heeft uitgebracht, waarom de Raad van State geen advies heeft uitgebracht over deze specifieke wetswijziging? Indien de Raad van State geen advies heeft uitgebracht, is de regering dan bereid om de Raad van State alsnog om een nader advies over dit wetsvoorstel te vragen?
Deze leden wijzen erop dat in de memorie van toelichting op bladzijde zes wordt genoemd dat het kabinet in haar brief van 4 december 2020 heeft aangegeven «dat het voor de duidelijkheid en transparantie met betrekking tot deze herijking beter is wanneer deze berekeningswijzen volledig uit de wettekst zelf blijken». Kan de regering aangeven hoe dit uit de brief van 4 december 2020 blijkt?
Deze leden wijzen op de brief van 4 december 2020 van het kabinet waarin wordt aangegeven dat «niet kan worden gesteld dat de herijking van de rendementspercentages niet transparant verloopt». Waarom is deze wetswijziging dan nu nodig als het slechts een verduidelijking betreft?
Kan de regering aan deze leden bevestigen dat als de regering een duidelijke wettekst inhoudelijk wijzigt, er in dat geval en in zoverre niet gesteld kan worden dat «(...) geen inhoudelijke wijziging van de berekeningswijzen [wordt] beoogd»?
De leden van fractie-JA21 vragen of de regering kan bevestigen dat in het Algemeen Overleg van 2 december 2020 ten onrechte door de Minister van Financiën is gezegd dat hij «ten onrechte beschuldigd» werd en dat «het niet fout gegaan is», gelet op het feit dat de regering in dit onderdeel van het onderhavige wetsvoorstel de wijze waarop het langetermijnrendement op onroerende zaken berekend dient te worden tekstueel wezenlijk anders definieert ten opzichte van de huidige wettekst van artikel 10.6ter, lid 4, van de Wet IB 2001. Indien het antwoord op de vorige vraag ontkennend luidt, waarom past de regering nu de desbetreffende wettekst aan? Indien het antwoord bevestigend luidt, waarom heeft de Minister van Financiën dan ten onrechte ontkend dat de Minister er een verkeerde interpretatie erop na hield waardoor er een rekenfout is ontstaan in de forfaitaire rendementscijfers van box 3 inzake jaar 2020 en jaar 2021?
Het lid Omtzigt is enigszins uitgeput om te wijzen op het feit dat elk jaar een belofte ligt over aanpassing box 3 en dat die nooit wordt nagekomen. De simpele vraag van dit lid is dus: is het box 3 rendement nog geen onteigening juridisch gezien voor spaarders?
De leden van de D66-fractie vragen de regering of de voorgestelde wijziging op dit punt tot gevolg heeft dat mensen onverwachts te maken kunnen krijgen met een terugvordering. Deze leden vragen om hoeveel personen het gaat waar deze wijziging mogelijk betrekking op heeft.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om specifiek in te gaan op het voorstel van de NOB om de spaar- en beleggingsmix in de eerste schijf te wijzigen in 100 procent sparen, gezien de aansluiting die dit heeft bij het depositogarantiestelsel dat eveneens een grens van 100.000 euro hanteert en waarop veel particuliere spaarders zich richten. Kan de regering daarbij ook aangeven wat de regering als voor- en nadelen van dit voorstel ziet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een overzicht van alle vermogensgrenzen in ons belastingstelsel. Zou het niet beter zijn voor de eenvoud als alle vermogensgrenzen op dezelfde manier worden vormgegeven?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren met enige teleurstelling dat ook met de reparatiewetgeving box 3 nog steeds niet wordt gewijzigd in een breed gewenste heffing over het daadwerkelijke rendement in plaats van het forfaitaire. Kan de regering aangeven wanneer volgende stappen gezet kunnen worden om een heffing op het daadwerkelijke rendement dichterbij te brengen?
De leden van de D66-fractie zijn tevreden over deze maatregel die ervoor zorgt dat mogelijke hoge terugvorderingen eerder gesignaleerd en dus lager gehouden kunnen worden, hiermee invulling gevend aan de normen van behoorlijkheid. Alhoewel deze leden van mening zijn dat het toeslagenstelsel beter overbodig gemaakt kan worden achten zij dit binnen het huidige stelsel een goede stap. Deze leden vragen de regering of de regering kan toelichten hoe de informatiestromen tussen burger, kinderopvangorganisatie en de Belastingdienst/Toeslagen precies zullen lopen. Deze leden vragen wie welke informatie aan wie levert en wie het overzicht heeft over op basis van welke informatie Toeslagen acties onderneemt.
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven wat de gevolgen voor ouders zijn wanneer de kinderopvanginstellingen onjuiste dan wel afwijkende gegevens uitwisselen met de Belastingdienst/Toeslagen?
Doet de Belastingdienst/Toeslagen eerst navraag bij de kinderopvanginstelling, zijn de aangeleverde gegevens van ouders leidend bij een discrepantie van gegevens of is de door de Belastingdienst zogenoemde contra-informatie leidend bij een discrepantie?
Kan de regering hierbij tevens ingaan op mogelijke stopzetting, dan wel terugvordering in het geval van discrepantie tussen de kinderopvanginstelling en de ouder aangeleverde gegevens?
Kan de regering tot slot nader ingaan op hoe de privacygevoelige gegevens van ouders in het geval van massale gegevensuitwisseling optimaal beschermt (kunnen) worden.
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de Belastingdienst/Toeslagen contact opneemt met ouders als afwijkingen worden gesignaleerd, zodat ouders de gegevens kunnen controleren en wijzigen wanneer nodig. Deze leden hebben hierover een aantal vragen. Deze leden vragen welke informatie met de ouders zal worden gedeeld. Wordt alleen vermeld dat de aanvraag te hoog/te laag is of krijgen de ouders ook te horen in hoeverre de aanvraag op basis van de informatie ontvangen door de Belastingdienst afwijkt van de afgenomen uren? En wat als de Belastingdienst foutieve informatie ontvangt? Kunnen ouders dan alsnog aangeven dat het klopt en checkt de Belastingdienst dit dan bij de kinderopvanginstellingen? Kan de regering aangeven in hoeverre bij de uitgevoerde pilots fouten naar voren kwamen in de administratie? Ook zijn de leden van de CDA-fractie in hoeverre ouders inzicht krijgen in de aanlevering van gegevens voor de kinderopvanginstelling over het hele jaar. Wat kunnen zij doen als zij het niet eens zijn met de definitieve aanlevering?
De leden van de CDA-fractie lezen dat van de 12.000 meldingen van januari tot en met mei 2021 aan ouders dat afwijkingen geconstateerd zijn, slechts 2.600 ouders hun voorschot hebben aangepast. Heeft de regering verklaringen waarom circa 20 procent van de ouders een aanpassing heeft gedaan?
Voorts lezen de leden van de CDA-fractie dat de Belastingdienst op basis van de afwijkende gegevens niet zelf overgaat tot aanpassing van de toeslag. Deze leden zijn benieuwd of de Belastingdienst extra contact met ouders opneemt, bijvoorbeeld telefonisch, als de Belastingdienst ziet dat de afwijkingen over een periode uit de hand gaan lopen zonder dat door de ouder het voorschot wordt aangepast. Kan de regering aangeven in hoeverre ouders actief worden benaderd?
De leden van de SP-fractie hebben met enige zorgen kennisgenomen van het voorstel om kinderopvangorganisaties maandelijks gegevens te laten aanleveren bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze leden hopen dat de regering deze zorgen kan wegnemen. Deze leden vragen de regering of zij goed lezen dat ouders te allen tijde recht hebben om deze gegevens in te zien. Deze leden vragen de regering ook of het nooit zal gebeuren dat zonder tussenkomst van de ouders een toeslag wordt gestopt of om terugbetaling wordt verzocht door de Belastingdienst/Toeslagen.
De leden van de SP-fractie vragen de regering voorts hoe ouders de mogelijkheid krijgen om te voorkomen dat foutieve gegevens over hen worden gedeeld.
Voldoet de voorgestelde maatregel aan alle aspecten van de algemene verordening gegevensbescherming?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er met de voorgestelde maatregelen vanuit de wet verbetering toeslagen terecht wordt ingezet op het verminderen van het aantal terugvorderingen en nabetalingen. Deze leden onderstrepen deze ambitie van harte. Het beter ondersteunen van ouders als het gaat om gegevenslevering omtrent kinderopvang is een terecht streven. Deze leden vragen de regering in hoeverre het voor de desbetreffende ouders mogelijk is om inzicht te krijgen in welke gegevens er precies over hen verstrekt worden aan de Belastingdienst. Het is van belang dat ouders op zijn minst op de hoogte kunnen zijn van wat voor gegevens er over hen verstrekt worden zodat zij ook de juistheid ervan kunnen controleren.
Het lid Omtzigt verzoekt de regering om het wetsvoorstel op dit punt zo te regelen dat ouders de gegevenslevering van de kinderopvangorganisatie gelijk in te zien krijgen.
De leden van de D66-fractie delen de doelstelling van de regering dat burgers drempel- en kosteloos toegang moeten hebben tot de overheid. Deze bepaling zorgt ervoor dat de overheid kosten voor onder meer privacybescherming vergoedt aan partijen die gratis hulp bieden aan toeslaggerechtigden. De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij toe kan lichten hoe dit eruitziet.
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven in hoeverre een kosteloos inlogmiddel wordt ontwikkeld dat qua veiligheid vergelijkbaar is aan eHerkenning en voorts niet door private partijen wordt aangeboden? Is dit inlogmiddel op korte termijn beschikbaar dan wel kan het op korte termijn worden opgeleverd?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering voor wat betreft de gedelegeerde regelgeving of de regering kan aangeven of de middelen die ter beschikking gesteld zullen worden om langs elektronische weg een belastingaangifte in te kunnen dienen, direct ter beschikking gesteld worden aan de burger of partij die de burger kosteloos hulp biedt, of aan de burger aan wie de hulp wordt geboden. Worden de middelen vooraf ter beschikking gesteld of moeten deze achteraf worden gedeclareerd? Het lijkt deze leden het meest effectief en drempelverlagend als de middelen direct aan de hulpverlenende partij ter beschikking worden gesteld.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn kritisch over de keuze voor het invoeren van delegatiebepalingen. Deze leden vragen de regering waarom er niet voor is gekozen om dit onder te brengen in de aangekondigde verzamelwet over deze thema’s.
Het lid Omtzigt vraagt de regering hoe ervoor wordt gezorgd dat de toeslaggerechtigde altijd op de hoogte gehouden wordt en ook toestemming geeft voor de uitvraag van gegevens.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat het voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ondoenlijk is bij achteraf opgevoerde uren waarvoor niet eerder de S&O-verklaring is aangevraagd opnieuw te toetsen: dat past niet bij de systematiek van speur- en ontwikkelingswerk (S&O)-afdrachtvermindering. Wel vragen deze leden of er enigszins sprake is van een bandbreedte op basis van redelijkheid. De S&O-verklaring is gebaseerd op een inschatting die aan het einde van het jaar iets lager of hoger kan uitpakken. Kan de regering toelichten of enige ruimte bestaat of moeten ondernemers echt scherp zijn op de kosten en uren en desnoods een aanvullende aanvraag doen?
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat de CFC-maatregel een tariefmaatregel is. Deze leden vragen voorts of het klopt dat de verrekening onbeperkt in de tijd kan worden voortgewenteld, en waarom?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de verplichte volgorde er precies uit komt te zien. Waarop is dit gebaseerd? Waren er ook alternatieven mogelijk?
De leden van de D66-fractie vinden deze aanpassing een positieve ontwikkeling. Deze leden zijn wel benieuwd wat de aanleiding is voor deze aanpassing.
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat de voorgestelde wijziging op dit punt voorkomt dat het afschrijvingspercentage wordt overschat waardoor er mogelijk te weinig belasting wordt betaald. Deze leden vragen tevens of er kosten zijn verbonden aan het opstellen van een taxatierapport en door wie deze worden gedragen. Deze leden vragen voorts of dit tot een uitvoeringsbesparing leidt, zeker gezien de observatie van de Raad voor de rechtspraak.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre de regering verwacht dat het aantal juridische geschillen vermindert als bij gebruik van een taxatierapport de voorwaarde geldt dat het voertuig van de weg gebruik kan maken. Het voertuig kan dan alsnog schade hebben. Kunnen dan niet alsnog arbitraire aannames gedaan worden voor de waarde van de auto na herstel? Een auto kan bijvoorbeeld enkele beschadigde panelen hebben en daardoor voor een lagere waarde worden aangegeven op basis van een taxatierapport, terwijl de auto wel gewoon op de weg kan rijden. Graag ontvangen deze leden hierop een nadere toelichting van de regering.
De leden van de D66-fractie vragen waarom er een vrijstelling bestaat voor aardgas dat niet wordt gebruikt als brandstof of als additief of als vulstof wordt gebruikt. Deze leden vragen tevens waarom er een raffinaderijvrijstelling bestaat. Deze leden vragen voorts wat de budgettaire opbrengsten zijn wanneer deze zouden worden afgeschaft. Tevens vragen deze leden hoeveel belastingplichtigen gebruik maken van deze vrijstellingen.
Een belangrijke rode draad voor de leden van de CDA-fractie is het streven naar een fiscaal stelsel op basis van meer transparantie en eenvoud dat in de uitvoering niet tot onnodige kosten leidt.
In het geval van de aanpassing van de eigenwoningregeling zien deze leden echter dat de complexiteit dermate toeneemt dat inschakelen van een expert voor burgers waarschijnlijk onoverkomelijk is. Daarmee moeten burgers kosten gaan maken omdat de regering regelgeving op een manier aanpast die complexiteit verhogend is. Dit vinden de leden van de CDA-fractie ongewenst. Deze leden vragen de regering daarom of vereenvoudiging mogelijk is.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de regering integraal kan ingaan op de brieven met reacties (voor zover die er zijn) van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen en het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (VNO-NCW), midden- en kleinbedrijf (MKB)-Nederland, de NOB en het Register Belastingadviseurs (RB).
OVERIG
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering naar aanleiding van de nota van wijziging met betrekking tot de «Uitbreiding begrip vaste inrichting in de Wet bronbelasting 2021» een aantal voorbeelden kan voorzien waarop deze wijziging betrekking heeft.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35928-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.