35 927 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022)

Q BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN – FISCALITEIT EN BELASTINGDIENST

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2022

Hierbij bied ik u het evaluatierapport aan dat bureau SEO (Stichting Economisch Onderzoek) heeft uitgevoerd naar de regelingen voor de fiscale beleggingsinstelling (fbi) en de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) in de vennootschapsbelasting. Deze regelingen leiden ertoe dat er, onder voorwaarden, een vrijstelling voor vennootschapsbelasting (Vpb) geldt. Beide regelingen waren nog niet eerder geëvalueerd. Het rapport is opgesteld in het kader van de Strategische Evaluatieagenda.

Het onderzoek laat zien dat de wetgever bij de implementatie van het fbi-regime in de jaren zestig diverse doelen nastreefde. Het wilde een gelijke fiscale behandeling van open beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen, fiscale belemmeringen voor collectieve beleggingsvormen wegnemen, geen economisch dubbele belasting van beleggingsinkomsten, en geen uitstel van belasting. Daarnaast was het een doel om een gelijk speelveld met vergelijkbare buitenlandse fondsen te creëren. Beleggingen in buitenlandse fondsen mochten in de Nederlandse inkomstenbelasting en Vpb geen gunstigere fiscale behandeling hebben dan beleggingen in Nederlandse fondsen. Bij de introductie van het vbi-regime in 2007 werd één doel benoemd: de concurrentiepositie van Nederlandse beleggingsinstellingen verbeteren door belastingconcurrentie aan te gaan met andere jurisdicties.

Op basis van deze doelstellingen is door SEO gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de beide regelingen. Bij het fbi-regime maakt het evaluatierapport onderscheid tussen de effecten-fbi, en de vastgoed-fbi.

Effecten-fbi

Het rapport laat zien dat er doelrealisatie is op de doelen van evenwichtige behandeling en neutraliteit. In binnenlandse verhoudingen is er een evenwichtige behandeling tussen fondsen en neutraliteit qua belastingheffing. Voor de Nederlandse markt is de fbi dan ook een concurrerend regime. Voor de buitenlandse markt is de fiscaliteit echter niet noodzakelijk doorslaggevend. In die zin is de fbi niet internationaal concurrerend, volgens SEO.

Omdat er beperkte uitvoeringskosten voor de Belastingdienst zijn en relatief beperkte administratieve lasten voor de belastingplichtigen, ziet SEO de effecten-fbi vanuit het perspectief van de uitvoerbaarheid als een doelmatige regeling.

Vastgoed-fbi

In het rapport geeft SEO aan dat, net zoals bij de effecten-fbi, het regime bij een vastgoed-fbi in binnenlandse verhoudingen tot een evenwichtige heffing leidt. Een belangrijke kanttekening hierbij is wel dat bij buitenlandse beleggers er sprake kan zijn van een heffingslek. Als een buitenlandse instelling de fbi-status kan krijgen, dan kan deze onder verdragen een beroep doel op verlaagd tarief voor deelnemingsdividenden, waardoor er per saldo geen of een lage heffing is over de opbrengsten van vastgoed.

Ook voor de vastgoed-fbi wordt het regime als doelmatig beschouwd. Er zijn beperkte uitvoeringskosten voor Belastingdienst en beperkte administratieve lasten. Wel zijn er in sommige gevallen extra administratieve lasten door beperkte flexibiliteit in aanpalende activiteiten die in het regime ontplooid mogen worden. Het rapport geeft als aandachtspunt met betrekking tot de doelmatigheid dat het heffingslek kan zorgen voor verlies van belastinginkomsten en onzekerheid door juridische procedures.

Vbi

Het rapport geeft aan dat het vbi-regime een zeer beperkte bijdrage levert aan de Nederlandse concurrentiepositie. Het beoogde gebruik is laag. Er is geen doelrealisatie op het verbeteren van de concurrentiepositie van Nederlandse beleggingsinstellingen. Het rapport geeft aan dat dit komt omdat fiscaliteit niet per se altijd de doorslaggevende factor is voor de keuze waar een beleggingsinstelling wordt gevestigd. Bovendien waren op het moment van introductie van het vbi-regime al veel beleggingsinstellingen naar Luxemburg vertrokken. Er zijn nauwelijks beleggingsinstellingen teruggekomen naar Nederland of überhaupt aangetrokken. Wel draagt het regime eraan bij dat verdere uitstroom van beleggingsinstellingen wordt voorkomen.

Daarnaast geeft het rapport aan dat het regime overwegend gebruikt wordt door niet-beoogde gebruikers: vermogende personen en families. Het regime biedt voor deze groep gebruikers de mogelijkheid van «boxarbitrage» tussen box 2 en box 3 in de inkomstenbelasting. Dit is een neveneffect van de vormgeving van de regeling. Dit doet volgens SEO afbreuk aan de doelmatigheid van het regime. Het regime is vanuit uitvoeringsperspectief wel doelmatig in de zin van lage uitvoeringskosten en administratieve lasten. Dit komt door de afwezigheid van aangifteplicht.

Knelpunten en oplossingsrichtingen

Het onderzoeksbureau beschrijft in haar rapport diverse knelpunten in de praktijk van de fbi en de vbi. Daarnaast geeft SEO ook oplossingsrichtingen aan. De komende periode zal ik gebruiken om de verschillende oplossingsrichtingen nader te bestuderen en zal ik u na de zomer mijn inhoudelijke reactie en beleidsvoornemens kenbaar maken.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, M.L.A. van Rij

Naar boven