35 927 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022)

E VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 2 december 2021

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord en zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. Ter voorbereiding van de plenaire behandeling hebben zij nog enkele nadere vragen.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen.

1. Inkomensbeleid

De leden van de 50PLUS-fractie vragen wanneer de AOW-uitkering in 2022 het vroegst wordt verhoogd (met 2%) om veel grotere koopkrachtdaling voor AOW’ers in 2021 en 2022 ten dele te compenseren. Is het mogelijk dat de AOW-uitkering al op 1 april 2022 wordt verhoogd, en kan dat met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022? Zo nee, kan de AOW dan per 1 juli 2022 worden verhoogd, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022? Deze leden vernemen ook graag wanneer een eenmalige extra verhoging (van € 300) van de AOW-uitkering plaats kan vinden in 2022.

De leden van de 50PLUS-fractie willen graag weten hoe hoog de totale AOW-uitkering, inclusief vakantie-uitkering en AOW-tegemoetkoming, in 2021 is. En hoe hoog zal deze totale AOW-uitkering in 2022 worden, gelet op de bekende indexatie van 2% op 1 januari 2022 en de verhoging op 1 juli 2022 op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) van september 20212? Overigens is deze MEV, volgens de leden van de 50PLUS-fractie, inmiddels zwaar achterhaald. Wat is de totale uitkering in 2022 als de verhoging op 1 juli 2022 2% hoger uitvalt dan die op basis van de MEV van september 2021? Is het gelet op de sterk stijgende inflatie mogelijk om per 1 april 2022 extra belastingverlagingen in te voeren met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022 om de koopkrachtdaling deels te compenseren? Kan het anders per 1 juli 2022 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022? Welke andere mogelijkheden zijn er om zo vroeg mogelijk in 2022 de veel grotere koopkrachtdaling deels te compenseren? Deze leden vragen of de ouderenkorting, desnoods tijdelijk, kan worden verhoogd. Is de regering bereid vroegere belastingverlagingen of andere lastenverlichtingen in overweging te nemen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen of het Centraal Economisch Plan van maart 2022 naar voren kan worden gehaald. Of kan er, zo vragen deze leden, in elk geval een actualisatie van de MEV per 1 januari 2022 plaatsvinden met een actuele raming van de meest relevante aspecten, zoals raming van lonen, inflatie en koopkracht?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen of AOW’ers met alleen AOW of met een aanvullend pensioen van € 500 het deel van de algemene heffingskorting dat zij niet kunnen verzilveren uitbetaald kunnen krijgen; desnoods eenmalig over het belastingjaar 2021 in 2022.

Deze leden herhalen met klem de vraag om het gevraagde overzicht te geven van het belastingvoordeel van het onbelast loon dat ontstaan is door de Wet Uniformering Loonbegrip, waarbij de zorgpremie die de werkgever betaalt niet langer belast werd. Het gegeven antwoord vinden de leden van de 50PLUS-fractie ontwijkend en heeft deze leden allerminst overtuigd, integendeel. Deze leden wijzen er nogmaals op dat in het verleden, op verzoek van de leden van de 50PLUS-fractie, er wel een overzicht van het belastingvoordeel is verschaft bij de schriftelijke voorbereiding van het Belastingplan. Het is deze leden bekend dat ter gedeeltelijke compensatie van dit voordeel het tarief van de eerste schijf met 4% is verhoogd. Maar is het de regering bekend dat dit toen ook voor de AOW’ers is verhoogd, zonder, zo stellen deze leden, een goede onderbouwing?

2. Gerichte vrijstelling thuiswerkkosten

De regering geeft in de memorie van antwoord aan dat de uitvoeringskosten van de Belastingdienst van de introductie van een gerichte vrijstelling (€ 2,96 miljoen structureel en € 2,48 miljoen incidenteel) hoger zijn dan het verhogen van de vrije ruimte. De leden van de VVD-fractie vernemen graag wat het budgettaire beslag zou zijn van een generieke verhoging van de vrije ruimte. En wat zouden de uitvoeringskosten zijn bij het generiek verhogen van de vrije ruimte? Ook geeft de regering aan dat het loslaten van de antisamenloopbepaling een groot budgettair beslag van de gerichte vrijstelling tot gevolg heeft. Het is niet wenselijk en niet logisch, volgens de memorie van toelichting, om voor een en dezelfde dag zowel een gerichte vrijgestelde thuiswerkvergoeding als een gericht vrijgestelde reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer te kunnen ontvangen. Deze leden vragen hoe groot het budgettaire beslag is bij het loslaten van de antisamenloopbepaling. En welk effect heeft dit op de omvang van de uitvoeringskosten?

3. Verhoging tarief van de vennootschapsbelasting

De, ter compensatie van de intrekking van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK), verlaagde AWf-premie in 2021 roept bij de leden van de CDA-fractie de vraag op of dit ook impliceert dat de regering het mogelijk tekort in het AWf-fonds (dat al een negatief vermogen heeft) als gevolg van deze premieverlaging eveneens zal compenseren. Mocht het antwoord op deze vraag negatief zijn, dan dringt zich de vraag op of in dat geval de verlaging van de AWf-premie een «sigaar uit eigen doos» is aangezien de verminderde premieontvangsten dan weer gaan leiden tot extra premieverhogingen.

4. Temporele beperking verrekening voorheffingen met de vennootschapsbelasting

In de memorie van antwoord stelt de regering op vragen van de leden van de VVD-fractie dat de implementatiedatum voor wetgeving bepaald wordt door de ICT-capaciteit van de Belastingdienst, in plaats van de beleidskeuze door de regering. Dat is op zijn minst zorgelijk te noemen. Kan de regering reflecteren op de gemaakte beleidskeuzes bij de wetsvoorstellen die behoren tot het pakket Belastingplan 2022, waarvoor geldt dat additionele ICT-capaciteit benodigd is? Is er overwogen om een minder belastende optie te implementeren, en zo ja, waarom is deze keuze toch niet gemaakt? Welke weging is in de keuzes die gemaakt zijn, toegekend aan de budgettaire gevolgen van de maatregelen?

Specifiek ten aanzien van de maatregel temporele beperking verrekening voorheffingen met de vennootschapsbelasting is er een afweging gemaakt die leidt tot een complexere variant die ook nog eens algemene werking heeft en derhalve mogelijk andere belastingplichtigen benadeelt. De leden van de VVD-fractie vernemen graag in welke mate het budgettaire effect een rol heeft gespeeld bij deze afweging? Hoe groot is het budgettaire effect ten aanzien van deze maatregel?

In de memorie van antwoord is op de vraag van de leden van de VVD-fractie naar de adviezen van de Belastingdienst ten aanzien van de mogelijkheden tot reduceren van complexiteitgevolgen van de Sofina-maatregel in algemene zin geantwoord met verwijzing naar een voorbeeld. Deze leden vragen of de regering zou willen overwegen om, gelijk aan de doenvermogentoets, voortaan een paragraaf op te nemen in de memorie van toelichting bij fiscale wetsvoorstellen waarin de regering uiteenzet welke afstemming over de uitvoering of vormgeving heeft plaatsgevonden met de Belastingdienst.

5. Overige vragen

Doenvermogen belastingplichtigen

In de memorie van antwoord stelt de regering dat maatregelen alleen aan een doenvermogentoets worden onderworpen als het gaat om het doenvermogen van belastingplichtigen/natuurlijke personen. Als er sprake is van doenvermogen van grote ondernemingen en er geen acties van mensen worden gevraagd of als het gaat om technische aanpassingen van wet- en regelgeving zal er geen doenvermogentoets plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer er in dit kader sprake is van een grote onderneming. Hangt het al dan niet betrekken van een doenvermogentoets niet meer samen met de rechtsvorm waarin de onderneming gedreven wordt? Wie beoordeelt of technische aanpassingen, die er in allerlei soorten en maten zijn, wellicht niet ook leiden tot verminderd doenvermogen van belastingplichtigen? Deze leden vragen of het mogelijk is om de doenvermogentoets door de Belastingdienst te laten uitvoeren en op te nemen in de uitvoeringstoetsen.

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering de nota naar aanleiding van het verslag uiterlijk vrijdag 3 december 2021 aan de Eerste Kamer toe te zenden. Onder voorbehoud van tijdige beantwoording achten zij het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling: Essers (CDA), (voorzitter), Prast (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), Van Ballekom (VVD), Berkhout (Fractie-Nanninga), Crone (PvdA), Frentrop (FVD), Geerdink (VVD), Karimi (GL), (ondervoorzitter), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), Raven (OSF) en Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstuk 35 925, nr. 2, bijlage: Macro Economische Verkenning 2022

Naar boven