Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2021
Op 28 september jl. heb ik u geïnformeerd over de voorgenomen evaluatie van de regeling
Aftrek Specifieke Zorgkosten1. Ik gaf daarbij aan dat ik u nog voor de begrotingsbehandeling van VWS nader zou
informeren over de onderzoeksvragen die daarbij worden meegenomen. Aan die toezegging
kom ik met deze brief tegemoet.
Het uitwerken van de onderzoeksopdracht en bijbehorende vragen is op dit moment nog
gaande. Ik verwacht dat dit nog deze maand zal worden afgerond. Vervolgens wordt het
inkoopproces gestart. Oplevering vóór het zomerreces van 2022 – zoals in mijn eerdere
brief vermeld – past binnen deze planning.
Het eerste deel van de onderzoeksvragen die in de onderzoeksopdracht worden opgenomen
richten zich hoofdzakelijk op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de aftrek specifieke
zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten. Hierbij wordt onder andere
gekeken naar niet-gebruik of onbedoeld gebruik, de vormgeving van de regelingen, de
complexiteit, de begrijpelijkheid en doenbaarheid. Verdere aandachtspunten zijn onder
andere de afbakening van de doelgroep en het begrip «meerkosten».
Daarnaast zal de aftrek specifieke zorgkosten worden bezien in relatie tot de voorliggende
voorzieningen. Tevens zal worden onderzocht welke maatregelen denkbaar zijn binnen
de huidige regelingen om de regelingen doeltreffender respectievelijk doelmatiger
te maken. Ook wordt gekeken welke alternatieven denkbaar zijn om chronisch zieken
en gehandicapten tegemoet te komen in de meerkosten van zorg.
Deze onderzoeksopzet is conform de eisen van de Regeling periodiek evaluatieonderzoek,
het Toetsingskader fiscale regelingen en de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer2. Ook wordt hiermee inhoudelijk invulling gegeven aan de motie van de Kamerleden Van
den Berg en Paulusma3. Ik hoop door het onderzoek meer zicht te krijgen op hoe goed de regelingen daadwerkelijk
aansluiten bij de specifieke zorgkosten die chronisch zieken en gehandicapten maken
en wat de effecten zijn van eventuele aanpassingen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge