Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2021
Tijdens de Regeling van werkzaamheden op 26 oktober heeft uw Kamer verzocht om voor
de begrotingsbehandeling SZW middels een brief in te gaan op berichten over stijgende
prijzen voor boodschappen en de gevolgen daarvan voor de koopkracht van huishoudens
(Handelingen II 2021/22, nr. 13, Regeling van Werkzaamheden). In deze brief kom ik
tegemoet aan dit verzoek.
Het CBS heeft op 4 november de meeste recente inflatieraming uitgebracht met daarin
voorlopige cijfers voor de inflatie in oktober 2021. De inflatie stijgt met 3,4% ten
opzichte van oktober 2020. De belangrijkste oorzaken achter deze stijging zijn de
gestegen prijzen voor energie en brandstoffen. Dit blijkt uit de prijsstijgingen van
energie (32,1%) en het gebruik van privévoertuigen (17,1%).
Een relativering bij deze cijfers is dat de prijzen voor de meeste boodschappen nauwelijks
zijn gestegen (0,3%).
Om tot één inflatiecijfer te komen weegt het CBS alle kostenposten op basis van de
totale uitgaven van huishoudens aan een bepaalde component. Het daadwerkelijke uitgavenpatroon
kan voor ieder huishouden verschillen. Ik begrijp daarom goed dat de uiteindelijke
gevolgen van stijgende prijzen voor het huishoudboekje kunnen afwijken van de CBS-berekeningen.
Huishoudens die een groot deel van het inkomen besteden aan boodschappen zullen minder
van de prijsstijgingen merken dan huishoudens die veel besteden aan benzine en energie.
Het kabinet heeft in augustus besloten over het koopkrachtbeeld voor 2022 op basis
van de MEV-raming van het CPB (Bijlage bij Kamerstuk 35 925, nr. 2). In deze raming neemt het CPB mee dat de inflatie door tijdelijke vraagschokken
stijgt. Daar staat tegenover dat de inflatie wordt gedrukt door bijvoorbeeld bevroren
huren. Het CPB heeft in de MEV geraamd dat de inflatie stijgt met 1,9 procent in 2021
en 1,8 procent in 2022. Deze raming is gebaseerd op realisaties tot en met juli 2021.
In de maanden daarna zijn de energieprijzen fors gestegen, waardoor de inflatie in
2021 en 2022 waarschijnlijk hoger uitvalt. Volgend jaar maart bij het CEP publiceert
het CPB een nieuwe raming.
De prijsstijgingen voor energie na juli 2021 kunnen worden verklaard door een naar
verwachting tijdelijke krapte op de gasmarkt. Dit heeft geleid tot zorgen bij mensen
of zij hun energierekening wel kunnen betalen. Vanwege de uitzonderlijke situatie
heeft het kabinet besloten om de energiebelasting te verlagen, bovenop de reguliere
koopkrachtbesluitvorming in augustus.1
Daarnaast ben ik, op verzoek van uw Kamer, in gesprek met VNG en gemeenten over de
vraag of en hoe huishoudens met een laag inkomen een extra tegemoetkoming kunnen ontvangen
voor de stijgende energieprijzen.2 Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren hoe hieraan invulling gegeven kan
worden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma