Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2022
In het tweeminutendebat van 19 april jl. over de hoofdlijnen van de gecombineerde
aanpak en het bredere stikstofbeleid, is er door de Minister voor Stikstof en Natuur
toegezegd via een brief de (inmiddels gewijzigde) motie Bisschop (ter vervanging van
Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 130) te appreciëren. Middels deze brief voldoen wij aan deze toezegging. In deze brief
reageren wij eveneens op de motie Thijssen (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 121).
De motie Bisschop verzoekt de regering meer in te zetten op emissiereductie op het
boerenerf met handelingsperspectief voor boeren, en provincies de ruimte te geven
om middelen naar eigen inzicht te besteden afhankelijk van de gebiedsprocessen ten
behoeve van het halen van de (stikstof)doelen.
Belangrijk uitgangspunt van de aanpak is dat de (stikstof)doelen gebiedsgericht worden
vastgesteld en onontkoombaar behaald dienen te worden. Vervolgens is het aan provincies
om in samenwerking met het Rijk en samen met betrokkenen te kijken wat de mogelijkheden
in de gebieden zijn en hoe ze de gebiedsopgaven willen vormgeven. Daarbij bestaan
verschillende richtingen voor de landbouw, waaronder extensivering, omschakeling,
innovatie en management, verplaatsing en beëindiging, naast verduurzaming in het algemeen.
Op basis van de omvang van de gebiedsgerichte opgaven en het plan van de provincie(s)
wordt bepaald hoe het budget verdeeld wordt over deze verschillende sporen. Dit zal
dus ook per gebied anders kunnen uitpakken. De bijlage in het coalitieakkoord geeft
een indicatieve financiële verdeling van de wijze waarop de doelen van de aanpak kunnen
worden gehaald. Dit is geen voorgeschreven verdeling: de gebiedsplannen en de doelmatigheid
daarvan zijn leidend.
We merken op dat het dictum van de motie overweegt dat bij de beleidsinzet opkoop
op de eerste rang lijkt te staan en emissiereductie op het boerenerf met handelingsperspectief
voor blijvende boeren op de tweede rang. Dat veronderstelt dat wij aan de voorkant
voorschrijven op welke sporen geprioriteerd moet worden. Dit is niet het geval: zoals
ook in deze brief toegelicht, wordt er gewerkt met doelen waarbinnen aan gebieden
alle ruimte is voor de invulling zolang de doelen onontkoombaar worden gehaald. In
de gebiedsplannen die worden opgesteld neemt het handelingsperspectief voor ondernemers
dan ook een belangrijke rol in.
Wij zien de motie als een extra aansporing om het innovatie- en managementspoor zo
goed mogelijk uit te werken en te faciliteren als optie binnen het pakket aan mogelijke
maatregelen. Momenteel ondersteunen wij de ontwikkeling van technische voer- en managementmaatregelen
reeds via onder andere de Subsidieregeling brongerichte verduurzaming (Sbv), via de
stimulering van managementmaatregelen op gebied van weidegang, melkveevoerrantsoen
en mestverdunning, en het Omschakelprogramma.
Doordat de motie naar ons inzien bij de uitgangspunten van de gebiedsgerichte aanpak
aansluit, is onze appreciatie daarmee «Oordeel Kamer.»
De motie Thijssen verzoekt de regering om concrete doelstellingen te formuleren voor
de reductie van industriële NOx-uitstoot om ervoor te zorgen dat de industrie eerlijk bijdraagt aan het oplossen
van de stikstofproblematiek.
Zoals aangegeven in de hoofdlijnenbrief zet het kabinet in op evenredigheid tussen
sectoren bij het terugdringen van de stikstofbelasting op de Nederlandse natuur –
en daarmee het realiseren van de doelen uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering.
Dit is ook van toepassing op de sector industrie, die voor ca. 2% bijdraagt aan de
stikstofdepositie op stikstofgevoelige natuur in Nederland. De maatregelen en middelen
vanuit staand, maar ook verder te ontwikkelen nationaal stikstof- en klimaatbeleid
(o.a. volgend uit het Klimaatakkoord) spelen hierin een belangrijk rol. Daarbij hoort
ook duidelijkheid aan betrokkenen, zowel medeoverheden als bedrijven en ondernemers,
over wat er onder deze bijdrage wordt verwacht.
De Minister voor Natuur en Stikstof heeft in aanloop naar de stemmingen over de motie
overleg kunnen voeren met de betrokken Ministers. Als de motie zo kan worden uitgelegd
dat dit een oproep is om de bijdrage die de industrie moet leveren aan het terugdringen
van de stikstofbelasting op de natuur verder uit te werken – bijvoorbeeld in de vorm
van een reductiedoel – dan is de appreciatie «Oordeel Kamer.» De reeds ingezette samenwerking
met de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en voor Klimaat en Energie op dit
punt kan worden voortgezet.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer