35 925 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2022

G VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 juni 2023

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 hadden kennisgenomen van de brief van de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 18 oktober 20222, waarin zij vragen beantwoordden over het Beleidsprogramma van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 2022. De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA bedankten de regering voor de beantwoording van de vragen. Naar aanleiding van de presentatie door het Planbureau voor de Leefomgeving van zijn rapport «Toegang voor iedereen? Een analyse van de (on)bereikbaarheid van voorzieningen en banen in Nederland» van 31 oktober 20223 hadden deze leden de regering gezamenlijk een aantal aanvullende vragen te stellen.

Naar aanleiding hiervan is op 1 december 2022 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De Staatssecretaris heeft op 23 januari 2023 een uitstelbericht gestuurd.

De Minister en de Staatssecretaris hebben op 28 juni 2023 inhoudelijk gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Den Haag, 1 december 2022

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 18 oktober 20224, waarin u vragen beantwoordt over het Beleidsprogramma van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 2022 (hierna: het Beleidsprogramma). De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA bedanken de regering voor de beantwoording van de vragen. Allereerst wensen deze leden graag hun waardering uit te spreken voor het feit dat de regering ruimhartig het belang van uitvoeringstoetsen voor de realisatie van het Beleidsprogramma erkent. Deze leden zullen de verdere uitwerking van het Beleidsprogramma voor de uitvoeringspraktijk dan ook met interesse volgen. Naar aanleiding van de presentatie door het Planbureau voor de Leefomgeving (hierna: het PBL) van zijn rapport «Toegang voor iedereen? Een analyse van de (on)bereikbaarheid van voorzieningen en banen in Nederland» van 31 oktober 20225 hebben de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA de regering gezamenlijk enkele aanvullende vragen te stellen.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA wijzen erop dat voormeld rapport van het PBL is verschenen na de presentatie van het Beleidsprogramma. De regering is dan ook niet in staat geweest om de bevindingen uit het rapport van het PBL bij het opmaken van het Beleidsprogramma te betrekken. Deze leden concluderen dat uit het rapport van het PBL blijkt dat het mobiliteitsbeleid van de afgelopen decennia bij burgers die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer en/of de fiets tot grote achterstanden in de mobiliteit heeft geleid. Dit treft met name de burgers met lage inkomens en burgers met een praktische scholing hard. De doorwerking van het gevoerde mobiliteitsbeleid heeft geresulteerd in de sociaaleconomische achterstelling van miljoenen Nederlanders die hard werken en aan de basis van onze samenleving staan. Indachtig het vorenstaande en voormeld rapport van het PBL stellen de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA de regering de volgende vragen:

  • 1. Welke conclusies trekt de regering uit de bevindingen in voormeld rapport van het PBL?

  • 2. Welke concrete gevolgen zullen de bevindingen uit het rapport van het PBL volgens de regering moeten hebben voor het Beleidsprogramma?

  • 3. Kan de regering aangeven op welke wijze zij rekening gaat houden met de positie en bereikbaarheid van burgers met lage inkomens en burgers die praktisch geschoold zijn bij de verdere beleidsontwikkeling op het gebied van mobiliteit? Op welke wijze gaat de regering ervoor zorg dragen dat er een afweging op basis van brede welvaart komt ten aanzien van (investerings)beslissingen op het gebied van infrastructuur, het beperken van dienstregelingen en het opstellen van fiscale regelingen voor de mobiliteit? Deze laatste zijn op dit moment immers erg ontoegankelijk voor burgers met een klein contract, een laag inkomen of een uitkering en dragen zo bij aan het vergroten van hun achterstand ten opzichte van andere burgers in Nederland. Deze leden vragen de regering bij de beantwoording van voormelde vragen onder meer aandacht te schenken aan zaken als de bereikbaarheid van verschillende doelgroepen en de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 januari 2023

Hierbij reageer ik op uw brief van 1 december 2022 over het beleidsprogramma van IenW6. Met die brief hebben de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA enkele vragen gesteld naar aanleiding van het PBL-rapport «Toegang voor iedereen? Een analyse van de (on)bereikbaarheid van voorzieningen en banen in Nederland» van 31 oktober jongstleden.

In het voorjaar van 2023 zal ik de Tweede Kamer een reactie sturen op dit PBL-rapport, zoals vermeld in de MIRT Kamerbrief van 14 november dit jaar7. Ik verwacht dat die reactie ook antwoord geeft op een deel van de vragen vanuit uw Kamer. Na het versturen van de brief aan de Tweede Kamer zal ik dan ook de nadere vragen van de fracties van GroenLinks en PvdA schriftelijk beantwoorden.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2023

Hierbij reageren wij op uw brief van 1 december 2022 over het beleidsprogramma van IenW8, waarin de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA enkele vragen hebben gesteld naar aanleiding van het PBL-rapport «Toegang voor iedereen? Een analyse van de (on)bereikbaarheid van voorzieningen en banen in Nederland» van 31 oktober 2022. Op 23 januari jl. heeft u hierover een uitstelbrief ontvangen.9

In de brief bij de Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie van 17 maart jl. aan de Tweede Kamer10 hebben wij een reactie gegeven op dit PBL-rapport. Hieronder gaan wij nader in op de vragen van de fracties van GroenLinks en PvdA.

1.

Welke conclusies trekt de regering uit de bevindingen in voormeld rapport van het PBL?

Antwoord:

Het rapport presenteert de resultaten van de eerste fase van het PBL-project Bereikbaarheid waarin het PBL bereikbaarheidsindicatoren heeft ontwikkeld om op buurtniveau inzicht te geven in de toegang tot banen, gezondheidszorg, onderwijs, winkels en groen met verschillende vervoerswijzen. Zowel het gebruik van deze indicatoren als de inzichten die het gebruik van deze indicatoren genereert, vormen waardevolle input voor beleid. Het concept bereikbaarheid vormt het fundament van het mobiliteitsbeleid. Een goede bereikbaarheid werkt als slagader van onze samenleving en economie. Bereikbaarheid is meer dan voorheen een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de departementen en medeoverheden.

De bereikbaarheidsanalyses van het PBL bieden inzicht in de consequenties van deze keuzes voor de bereikbaarheid van verschillende typen activiteiten, verschillende geografische gebieden en voor verschillende bevolkingsgroepen. De analyses en indicatoren zullen ook betrokken worden bij de nadere uitwerking van de integrale bereikbaarheidsdoelen, die in het kader van het volgtraject van de Mobiliteitsvisie momenteel wordt opgepakt.

2.

Welke concrete gevolgen zullen de bevindingen uit het rapport van het PBL volgens de regering moeten hebben voor het Beleidsprogramma?

Antwoord:

In het Beleidsprogramma staat dat we, om de toekomstbestendigheid van onze bereikbaarheidsaanpak te borgen, een Nationale Mobiliteitsvisie 2050 opstellen. In het kader hiervan is de Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie naar de Tweede Kamer gestuurd en vindt momenteel de uitwerking van integrale bereikbaarheidsdoelen plaats. Dat gaat ons helpen bij de toekomstige afwegingen die we moeten maken, gegeven de verwachte groei van de mobiliteit enerzijds en toenemende schaarste aan (milieu)ruimte, capaciteit en geld anderzijds.

Maar ook in het hier en nu hebben wij het belang van de bereikbaarheid van vitale voorzieningen geadresseerd. Zo hebben wij samen met de New Mobility Foundation op 6 maart jl. de conferentie «Bereikbaarheid voor iedereen» georganiseerd.11 Doel van deze conferentie was om het onderwerp vervoersongelijkheid te adresseren en agenderen, en kennis uit te wisselen tussen overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en kennisinstellingen. De conferentie inspireert ons hier met dezelfde partijen een vervolg aan te geven. Belangrijke onderwerpen daarbij zijn de verdere opbouw en uitwisseling van kennis en het verder verdiepen en oppakken van goede voorbeelden.

Het PBL werkt aan vervolgonderzoek. Het PBL gaat verder met het ontwikkelen en toepassen van de bereikbaarheidsindicatoren voor banen en voorzieningen. Hierbij wordt allereerst met historische datasets geanalyseerd hoe de bereikbaarheid de afgelopen jaren is veranderd voor verschillende groepen en gebieden. Ook wordt gekeken hoe de reiskosten in beeld kunnen worden gebracht en hoe deze kunnen worden ondergebracht in de bereikbaarheidsindicator.

3.

Kan de regering aangeven op welke wijze zij rekening gaat houden met de positie en bereikbaarheid van burgers met lage inkomens en burgers die praktisch geschoold zijn bij de verdere beleidsontwikkeling op het gebied van mobiliteit? Op welke wijze gaat de regering ervoor zorgdragen dat er een afweging op basis van brede welvaart komt ten aanzien van (investerings-)beslissingen op het gebied van infrastructuur, het beperken van dienstregelingen en het opstellen van fiscale regelingen voor de mobiliteit? Deze laatste zijn op dit moment immers erg ontoegankelijk voor burgers met een klein contract, een laag inkomen of een uitkering en dragen zo bij aan het vergroten van hun achterstand ten opzichte van andere burgers in Nederland. Deze leden vragen de regering bij de beantwoording van voormelde vragen onder meer aandacht te schenken aan zaken als de bereikbaarheid van verschillende doelgroepen en de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs.

Antwoord:

Een belangrijk accent in de Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie is dat iedereen in Nederland meetelt in onze ambitie om verbindingen te leggen. Bereikbaarheid is een voorwaarde voor een inclusieve samenleving.

Daarbij is oog voor de impact van beleid voor de verschillende doelgroepen en hun mobiliteitsbehoeften in de samenleving. Dat vraagt bijzondere aandacht voor toegankelijkheid en betaalbaarheid, maar ook voor alternatieve mogelijkheden om verbinding te kunnen leggen, zoals digitale verbondenheid. Niet iedere bereikbaarheidsvraag vraagt om een mobiliteitsoplossing.

Bij de invulling van de integrale bereikbaarheidsdoelen wordt een brede welvaartsbenadering gehanteerd. Dat wil zeggen dat de bereikbaarheidsdoelen in balans moeten zijn met andere aspecten van brede welvaart, zoals leefomgeving, veiligheid, bereikbaarheid en gezondheid nu, later en elders en voor verschillende groepen mensen. Hieronder vallen ook de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs.

Tot slot werken we aan de doorontwikkeling van de bereikbaarheidsindicator. Daarin zullen we ook kijken naar de bereikbaarheid van verschillende groepen, zodat verdelingseffecten ook kunnen worden meegenomen in de volgende Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA2025).

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Samenstelling vanaf 20 juni 2023:

Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen (BBB), Jaspers (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (Ja21), Janssen (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
2

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 XII, F.

X Noot
4

Kamerstukken I 2021/22, 35 925 XII, F.

X Noot
6

Met kenmerk 171332.05U.

X Noot
7

Kamerstuk 36 200-A, nr. 9.

X Noot
8

Met kenmerk 171332.05U.

X Noot
9

Met kenmerk IENW/BSK-2022/295884.

X Noot
10

Kamerstuk 31 305, nr. 388.

X Noot
11

Kamerstuk 31 305, nr. 397.

Naar boven