35 925 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 188 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2022

Hierbij bieden wij uw Kamer de sectorplannen COVID-19 voor het onderwijs en de kinderopvang aan. Met deze plannen hebben wij de overtuiging dat scholen, kinderopvangorganisaties en gastouders goed voorbereid het nieuwe schooljaar in kunnen gaan en de voorspelbaarheid van het beleid voor scholen en kinderopvang substantieel zal verbeteren.1 Dit is van uitermate groot belang voor alle kinderen, jongeren, personeel en ouders, voor wie corona een grote impact gehad heeft. Daar waar in deze brief gesproken wordt over leerlingen verstaan we ook de kinderen die gebruik maken van de kinderopvang.

De afgelopen twee jaar heeft het coronavirus en de daarmee samenhangende maatregelen een stempel gedrukt op het onderwijs en de kinderopvang. Het aanpassingsvermogen, de organisatiekracht en flexibiliteit van deze sectoren is groot gebleken. Zij verdienen een groot compliment voor de manier waarop ze kwalitatief zo goed mogelijk onderwijs en opvang zijn blijven bieden. Daarnaast heeft de onderwijssector tijdens de crisis ook stappen gezet op het gebied van afstandsonderwijs en is er meer aandacht gekomen voor de ontwikkeling van individuele leerlingen en studenten. Tegelijkertijd zien we dat het virus en de maatregelen onmiskenbaar een grote impact hebben gehad op leerlingen, studenten, onderwijs- en kinderopvangpersoneel en andere betrokkenen: de continuïteit van het onderwijs stond onder druk, het gebrek aan fysieke ontmoetingen leidde tot mentale klachten bij kinderen en jongeren en de (veelal ad hoc vastgestelde) maatregelen brachten spanningen met zich mee voor wat betreft de invoering en naleving ervan.

De coronapandemie bevindt zich inmiddels in een nieuwe fase van betrekkelijke rust en de samenleving is dankzij vaccinaties en een relatief milde ziektevariant op dit moment weer open. We weten echter niet hoe het virus zich gaat ontwikkelen en hebben de afgelopen periode daarom benut om het onderwijs en de kinderopvang beter voor te bereiden op het mogelijke verloop van het virus op de middellange termijn. Het is belangrijk om de leer- en studievertragingen die zijn ontstaan weg te werken en om deze in de toekomst te voorkomen. Zowel voor de betreffende studenten als voor de arbeidsmarkt die de instroom van afgestudeerden hard nodig heeft. Net zo belangrijk is de aandacht voor het mentale welbevinden van onze jeugd. Met veel van hen gaat het goed, maar ook een aanzienlijk deel heeft te maken met somberheid en geeft aan dat het niet goed gaat met hun mentale gezondheid. Wij blijven hierover, in nauwe samenwerking met onder andere het Ministerie van VWS, intensief in gesprek met partijen uit het onderwijsveld, waaronder onderwijskoepels, studenten en vakbonden.

De sectorplannen van het onderwijs en de kinderopvang zijn onderdeel van de langetermijnstrategie corona, zoals gepresenteerd in de Kamerbrief van 13 juni jl.2. De inzichten en input van sectoren zijn onderdeel van de langetermijnstrategie. Daarom heeft het kabinet aan sectoren gevraagd plannen op te stellen op basis van de verschillende scenario’s van het coronavirus, zoals onderscheiden door de WRR/KNAW. Hierbij vraagt het kabinet aan sectoren om aandacht te hebben voor preventieve maatregelen, werkbare interventiemaatregelen die contacten veiliger maken bij een opleving van het virus en preferenties ten aanzien van contactbeperkende maatregelen indien deze nodig zijn. Concreet worden er maatregelenladders opgesteld met een volgordelijkheid van lichte preventiemaatregelen naar zwaardere interventiemaatregelen. De uitkomsten van het gehele traject, waar de sectorplannen van onderwijs en kinderopvang onderdeel van uitmaken, worden aan uw Kamer gepresenteerd in een Kamerbrief in september.

De hoofdlijnen van de sectorplannen onderwijs zijn op 14 april 2022 (Kamerstuk ken 35 925 VIII en 25 295, nr. 163) reeds met uw Kamer gedeeld en blijven onveranderd belangrijk. De nu voorliggende sectorplannen onderwijs zijn een uitwerking van de hoofdlijnenaanpak en dienen als leidraad voor de onderwijsbestuurders, scholen en instellingen. De scholen en instellingen zorgen ervoor dat ze zich voor het nieuwe school- en studiejaar voorbereiden op een mogelijke opleving van het virus en maken een vertaalslag van de nationale plannen, waarin de voorbereiding verder wordt geconcretiseerd.

Het sectorplan kinderopvang is met de brancheorganisaties uit de kinderopvang volgens dezelfde aanpak uitgewerkt. Aan de hand van dit sectorplan kunnen kinderopvangorganisaties en gastouders zich voorbereiden op een mogelijke opleving van het virus, waarbij ze de maatregelen uit dit plan uitwerken binnen hun eigen context. Nauwe afstemming met organisaties rondom de kinderopvanglocatie is hierbij van belang, met name voor locaties voor buitenschoolse opvang en basisscholen, zeker bij het worst case scenario.

In de gastouderopvang kunnen voorzorgs- of contactbeperkende maatregelen anders uitwerken dan in de centrumopvang. Waar nodig kan hier flexibel mee worden omgegaan.

Waar sectoren elkaar raken, zoals bij BSO en basisschool, of een vo-school en vervolgopleiding in hetzelfde gebouw is nauwe afstemming tussen deze organisaties cruciaal. Het is belangrijk dat zij al bij het opstellen van het draaiboek met elkaar in gesprek gaan over hoe zij zorgen voor een goede aansluiting van de plannen en de communicatie daarover.

Doel van de sectorplannen: voorspelbaarheid

Voorspelbaarheid van de mogelijk te gelden coronamaatregelen in de toekomst is zeer gewenst met het oog op rust in de sector en daarmee het kunnen verzorgen van kwalitatief goed onderwijs. Door middel van de sectorplannen wordt meer voorspelbaarheid geboden bij mogelijk volgende oplevingen van het virus.

In deze sectorplannen zijn maatregelenpakketten opgenomen voor de kinderopvang, het funderend onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. Aan de hand hiervan kunnen kinderopvangorganisaties, onderwijsbestuurders, scholen en instellingen zich voorbereiden op mogelijke oplevingen van het virus. We vragen kinderopvangorganisaties, scholen en instellingen om hier de komende maanden werk van te maken; deze plannen zijn nadrukkelijk bedoeld om hen hierbij te helpen. Het is van belang dat alle betrokkenen de overgang naar een andere fase van het virus goed kunnen regelen en organiseren. Kinderopvangorganisaties, schoolbesturen en scholen en instellingen kunnen ervan uitgaan dat – binnen de juridisch mogelijke kaders en met een epidemiologische toets – de plannen leidend zijn bij eventuele besluitvorming over coronamaatregelen voor de kinderopvang en het onderwijs.

Uitgangspunten

Het vertrekpunt zijn de maatregelen die in het verleden geldig waren. Hierbij is het wiel niet opnieuw uitgevonden, maar zijn wel lessen getrokken uit de opgedane ervaringen. Het vorige kabinet heeft meermaals besloten tot een sluiting van kinderopvang en onderwijs. Een belangrijke verandering in uitgangspunt van dit kabinet is dat wij een sluiting van deze sectoren te allen tijde willen voorkomen; dit maakt dan ook geen onderdeel uit van de voorgestelde plannen. In het meest negatieve scenario is er enkel sprake van dat niet alle leerlingen en studenten alle dagen tegelijk naar school gaan, maar ook dit scenario wordt zo lang mogelijk vermeden.

Het RIVM duidt wekelijks de epidemiologische situatie op basis van het totaalbeeld van dat moment, wat het kabinet aanleiding kan geven om meer maatregelen te treffen. In de (middel)lange termijn aanpak draait het om heldere kaders vanuit de rijksoverheid, maar daarnaast in toenemende mate om maatwerk. Er gelden brede kaders, maar er moet ook ruimte zijn voor invulling per regio of per locatie om te komen tot passende maatregelen voor de eigen (onderwijs)situatie. Daarbij is het van belang om de te nemen maatregelen goed af te stemmen met alle betrokken organisaties.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Met deze brief geven we ook uitvoering aan de motie Paternotte en Van Meenen, gericht op maatregelen die helpen virusverspreiding tegen te gaan binnen het kader van fysiek onderwijs. Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 47.

X Noot
2

Kamerstuk 25 295, nr. 1883.

Naar boven