35 925 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022

Nr. 186 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2022

Zoals toegezegd aan uw Kamer tijdens het debat over de Staat van het Onderwijs op 27 juni jl. stuur ik u hierbij informatie over de voortgang van de motie van het lid Van der Woude c.s.1 Deze motie verzoekt de regering om te onderzoeken of zelfcensuur en beperking van diversiteit van perspectieven een rol spelen in het hoger onderwijs en onderzoek. Mijn ambtsvoorganger heeft daarbij aangegeven eerst een aantal lopende trajecten af te willen wachten, omdat daarna pas bepaald kan worden of er nader onderzoek nodig is en, zo ja, welke onderzoeksvragen nodig zijn. In deze brief schets ik de stand van zaken van die verschillende trajecten die hiermee samenhangen, en de bijbehorende tijdpaden.

KNAW-advies over de preventie van wangedrag

Eind 2020 is de KNAW gestart met een adviestraject over de preventie van wangedrag in de wetenschap.2 Dit betreft een gevraagd advies door mijn ambtsvoorganger als onderdeel van het nationale actieplan voor meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek. De aanleiding voor dit advies was dat de omvang van het probleem steeds zichtbaarder werd en de focus op dat moment vooral lag op meldings- en hulpstructuren. Daarmee was een advies met de focus op cultuurverandering en het voorkomen van wangedrag een aanvulling op bestaande initiatieven. De commissie, onder leiding van prof. dr. Naomi Ellemers, heeft besloten dat een traditioneel advies niet voldoet, omdat het hier gaat om een cultuurverandering. Uit voorbereidende gesprekken heb ik begrepen dat het advies wordt opgeleverd in de vorm van een gids. Het doel is om instellingen op een concrete manier te helpen in hun proces richting meer sociale veiligheid. Het advies wordt op 14 juli aan mij aangeboden en ik zal het diezelfde dag met uw Kamer delen.

De cultuurverandering die nodig is voor een sociaal veilige werkomgeving hangt nauw samen met wat er nodig is voor een werkomgeving waarin iedereen zich vrij durft te uiten en waar alle perspectieven naast elkaar mogen bestaan. Daarom zal ik het KNAW-advies grondig bestuderen en op basis daarvan een besluit nemen of aanvullend onderzoek benodigd is. Hierover zal ik ook in gesprek gaan met de universiteiten. Ik kom daar in het najaar terug als onderdeel van de integrale aanpak sociale veiligheid die ik in de beleidsbrief hoger onderwijs en onderzoek heb aangekondigd.3 Ik zal dan ook mijn inhoudelijke reactie geven op het KNAW-advies.

Onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs

De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft in juli 2021 in een notitie over persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef een eerste beeld gegeven over de mate waarin studenten zich vrij voelen om hun mening te uiten binnen de opleiding of instelling. Van de ondervraagden gaf 86% aan die vrijheid te voelen, en 5% gaf aan zich niet vrij te voelen. 9% stond neutraal ten opzichte van de stelling.

De inspectie heeft in de Staat van het Onderwijs 2022 (Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 161) dit beeld aangescherpt: 70% van de ondervraagden voelen zich vrij om hun mening te geven, ook al is die afwijkend, en 7% ervaart die vrijheid niet. Waarbij 11% neutraal staat ten opzichte van de stelling, en 12% aangeeft het niet te weten. Deze laatste reactie zou samen kunnen hangen met het feit dat er minder interactie was tussen docenten en studenten tijdens de coronaperiode, aldus de inspectie.

In de Staat van het Onderwijs 2022 gaf de inspectie daarnaast een beeld over de mate waarin docenten – volgens studenten – actuele maatschappelijke onderwerpen bespreekbaar maken als die zorgen voor spanningen in het onderwijs. Ongeveer de helft van de studenten die hiernaar gevraagd zijn, geeft aan dat docenten actuele maatschappelijke onderwerpen bespreekbaar maken wanneer deze zorgen voor spanningen in het onderwijs. Zo’n 12% van de studenten vindt dat dit niet het geval is. Circa 18% van de studenten staat hier neutraal in, en 21% zegt het niet te weten. Voor de goede orde: deze cijfers gaan niet over de vrijheid van meningsuiting door studenten, maar kunnen wel indicatief zijn voor de mate waarin docenten zich vrij voelen om lastige onderwerpen aan te snijden.

Ik vind het op dit moment, op basis van de gegevens die we nu hebben, lastig om deze cijfers te duiden. Daarentegen staat wat mij betreft niet ter discussie dat die duidelijkheid er wel moet komen. Ik ben blij dat de inspectie nader onderzoek zal doen om in beeld te krijgen welke factoren een rol spelen bij de mate waarin studenten zich wel of niet vrij voelen om hun mening te uiten – waarover zij in de Staat van het Onderwijs 2023 zal rapporteren. Ik wil die rapportage echter niet afwachten en zal in gesprek treden met de Universiteiten van Nederland (UNL) en de Vereniging Hogescholen (VH) over hoe zij aankijken tegen deze bevindingen. Ik kom daar in het najaar op terug.

Academische vrijheid is een groot goed. Ik vind het belangrijk dat iedereen zich vrij en veilig voelt, en dat universiteiten een plaats zijn en blijven waar een constructief kritisch debat gevoerd kan worden over alle standpunten. Dit is een basisvoorwaarde voor goede wetenschap. Ik zal mij hier de komende jaren voor blijven inzetten en ik houd uw Kamer op de hoogte bij nieuwe ontwikkelingen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven