35 925 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2021

Zoals aangegeven in de brief van de Minister van Financiën over de budgettaire gevolgen van de aangenomen moties Algemene Politieke Beschouwingen (Kamerstuk 35 925, nr. 121) informeer ik uw Kamer nader over de wijze waarop het kabinet uitvoering zou willen geven aan het onderdeel van de motie Hermans waarin verzocht is de salarissen in het primair onderwijs te verbeteren en daarvoor € 500 miljoen beschikbaar te stellen (Kamerstuk 35 925, nr. 13).

Met een bijdrage van € 500 miljoen ontstaat de mogelijkheid al op korte termijn het salaris van het personeel in het primair onderwijs, ook in Caribisch Nederland, significant verder te verhogen, waarbij zoals door de Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen al is aangegeven een goed carrièreperspectief onder andere door het verlagen van de werkdruk, een betere begeleiding van starters en het bieden van loopbaanmogelijkheden belangrijke aangrijpingspunten zijn (Handelingen II 2021/22, nr. 3, debat over de Algemene Politiek Beschouwingen). Zo kan de extra loonruimte op een effectieve manier bijdragen aan het aanpakken van het lerarentekort en het verhogen van de onderwijskwaliteit. Het gaat om het regulier en speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Met de verhoging van het salaris wordt waardering uitgesproken voor het personeel binnen de hele sector en wordt beoogd de aantrekkelijkheid van het beroep, ten tijde van personele krapte, te verhogen. De leraar is immers van cruciaal belang voor de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs. Dit geldt ook voor het ondersteunend personeel en de schoolleiders.

Het kabinet stelt voor om voor de besteding van de € 500 miljoen de sociale partners te vragen in een nieuw af te sluiten cao voor het primair onderwijs nadere afspraken te maken over een salarisverhoging voor het gehele primair onderwijs, maar ook over gerichte beloningsmaatregelingen voor het voortgezet speciaal onderwijs, voor schoolleiders, en ook voor het bieden van gericht carrièreperspectief. Op deze wijze worden de beschikbare middelen naast een salarisverhoging voor alle functies, gericht ingezet waar het het meest nodig is, ook in relatie tot de krapte op de arbeidsmarkt en de kwaliteitsverhoging die we in het onderwijs voorstaan. Het sluit ook aan bij het «Manifest loonkloof»1 dat de sociale partners voor de Tweede Kamerverkiezingen gezamenlijk gepresenteerd hebben. Daarin wordt door de sociale partners niet alleen gepleit voor het dichten van de zogenaamde loonkloof, maar ook aangegeven gelijkwaardige beloning toe te willen kennen aan functies die wat betreft zwaarte van taken en verantwoordelijkheden gelijkwaardig zijn aan het voortgezet onderwijs. Dit sluit tevens aan bij de uitvoering van adviezen van het op mijn initiatief uitgebrachte rapport van mevrouw Van Vroonhoven. Met een investering in de beloning van vso-docenten sluiten we ook aan op de eerder door uw Kamer ingediende motie van het lid Westerveld c.s.2 en de motie van het lid Van den Hul c.s.3 die vroegen op de beloning van vso-docenten (verder) in lijn te brengen met die van docenten in het vo. Een gerichte inzet op schoolleiders is ook een gerichte inzet op een kwaliteitsimpuls. De Onderwijsraad heeft in haar advisering4 het belang van schoolleiders voor de onderwijskwaliteit onderstreept en gewezen op de noodzaak om deze rol steeds meer strategisch te kunnen invullen.

Met de vanaf 2022 beschikbaar komende € 500 miljoen (per jaar) kunnen op deze ambities nu op korte termijn grote vervolgstappen gezet worden.

Ik heb inmiddels overleg gehad met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de uitvoering van bovenstaande. DUO heeft aangegeven in januari een extra beschikking te kunnen versturen aan schoolbesturen, en in februari al over te kunnen gaan tot uitbetaling, mits er tijdig een cao-afspraak ligt en er een uitvoeringstoets heeft plaatsgevonden op de bekostigingsregeling. Daarmee zou in februari op de salarisstrook de effecten van deze maatregel al zichtbaar kunnen zijn. Ik zie het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid om dit mogelijk te maken. In een verkennend gesprek met sociale partners gaven zij aan dat het tijdsbestek krap is, maar dat zij zich maximaal willen inspannen om snel cao-afspraken te maken over de genoemde salarisverhoging en gerichte maatregelen.

Deze kabinetsperiode is er veel geïnvesteerd in de aanpak van het personeelstekort en de lerarensalarissen. De bijdrage van € 500 miljoen biedt de mogelijkheid de salarissen in het primair onderwijs significant verder te verhogen. Voor het verbeteren van de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs, is naast een brede salarisverhoging een gerichte aanpak van specifieke (belonings)knelpunten essentieel. Voor het spoedig kunnen realiseren van deze inzet is het van groot belang dat de sociale partners hiervoor op korte termijn afspraken vastleggen in de cao. Het kabinet rekent op uw steun voor de inzet op genoemde prioriteiten.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 31 293, nr. 560.

X Noot
3

Kamerstuk 31 497, nr. 263.

X Noot
4

Advies «Een krachtige rol voor schoolleiders»; Onderwijsraad, april 2018.

Naar boven