35 925 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022

Nr. 121 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN WESTERVELD EN DE HOOP TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 28

Ontvangen 3 december 2021

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

De departementale begrotingsstaat wordt volgt gewijzigd:

I

In artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 5.000 (x € 1.000).

II

In artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 5.000 (x € 1.000).

III

In artikel 3 Voortgezet onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 5.000 (x € 1.000).

IV

In artikel 3 Voortgezet onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 5.000 (x € 1.000).

Toelichting

Reiskosten mogen wat indieners betreft nooit een belemmering zijn voor het volgen van onderwijs. Vanuit het onderwijsveld en leerling- en studentorganisaties zijn signalen ontvangen dat reiskosten voor bepaalde groepen op dit moment wel een belemmering vormen. Sommige leerlingen uit het praktijkonderwijs (pro) kiezen voor een entreeopleiding aan een mbo-instelling omdat ze dan recht hebben op het studentenreisproduct. Een entreeopleiding binnen het praktijkonderwijs past soms beter bij de capaciteiten van sommige leerlingen, maar dit geeft geen recht op het studentenreisproduct. Uit onderzoek is bekend dat de route via het praktijkonderwijs een zeer positief effect heeft op sommige leerlingen voor het halen van een entree-diploma, maar een nog groter effect heeft op het halen van een startkwalificatie. Het is daarom belangrijk dat leerlingen voor wie deze route passend zou zijn, niet worden tegengehouden door reiskosten.

Ook binnen het volwassenonderwijs (vavo) kunnen reiskosten een belemmering zijn om te studeren, blijkt onder meer uit een enquête van scholierenorganisatie LAKS. Het aantal vavo-instellingen in Nederland is beperkt en daarom moet meer dan de helft van de studenten reizen. Studenten moeten daardoor extra uren betaald werken in een bijbaan of gaan lessen uitstellen om reiskosten te vermijden. Dit terwijl het vavo een belangrijk perspectief geeft op een diploma, vervolgopleiding of baan.

Op verzoek van de Kamer is er een verkenning gedaan naar de mogelijkheden van een studentenreisproduct voor leerlingen in het praktijkonderwijs (pro) en voor vavo-studenten. Uit de verkenning zijn verschillende beleidsopties gekomen. Omdat het indieners specifiek gaat om de leerlingen die financiële ondersteuning nodig hebben, kiezen zij voor de beleidsoptie waarbij een budget wordt toegekend aan onderwijsinstellingen in het praktijkonderwijs en het mbo (ten behoeve van vavo-studenten). Op deze manier kan de instelling specifiek bepalen welke leerling welke tegemoetkoming in de reiskosten zal ontvangen. De specifieke vorm kan de instelling ook zelf bepalen, hierbij valt te denken aan een vast bedrag, een trajectkaart of het declareren van reiskosten bij de instelling. Het gaat hierbij om een budget voor praktijkonderwijsscholen, een budget voor leerlingen die via de Rutte-regeling deelnemen aan het vavo en een budget voor de Rijksbekostigde vavo-studenten. Het is noodzakelijk om een regeling op te stellen om budget aan de scholen beschikbaar te kunnen stellen. Dit duurt gemiddeld een half jaar tot een jaar. De kosten voor deze optie zijn berekend op maximaal € 10 miljoen per jaar. Indieners merken op dat de maatschappelijke opbrengsten groter zijn dan de kosten, omdat deze regeling studiesucces bij een kwetsbare groep bevordert.

De dekking voor dit amendement wordt gevonden in de lumpsum vo en mbo.

Westerveld De Hoop

Naar boven