35 925 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022

Nr. 99 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2021

In de motie van 15 november 2021 (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 89) verzoekt u de regering de doelstellingen op gebied van woningbouwaantallen (resp. 80.000 woningen opgeleverd moeten worden in 2022, 90.000 in 2023 en 100.000 in 2024) per nota van wijziging in de begrotingswet/memorie van toelichting op te nemen, uitgewerkt in doelstellingen over het aantal betaalbare huur- en koopwoningen.

Ik wil graag invulling geven aan deze motie. Het is echter niet mogelijk de voorgestelde wijzigingen per nota van wijziging in de begrotingswet te verwerken. Een nota van wijziging is alleen aan de orde, als een bij de Tweede Kamer ingediend wetsvoorstel gewijzigd wordt (bijvoorbeeld een wijziging van de begrotingsstaat). Daarvan is in de motie geen sprake, aangezien dit alleen betrekking heeft op de memorie van toelichting en niet op het wetsvoorstel zelf. Voor de deadline van 7 december 2021 voor de vaststelling van de begroting 2022 is er geen begrotingswijziging gepland waar deze motie in meegenomen kan worden.

Wel is het mogelijk om woningbouwproductie aantallen in een toelichting op een begrotingswet op te nemen indien er sprake is van een regulier begrotingsmoment of indien er een incidentele suppletoire begroting (ISB) met budgettaire wijziging op de begroting ingediend wordt. De verwachting is dat de uitwerking van de 10*€ 100mln. voor woningbouw in het voorjaar 2022 door middel van een ISB wordt verwerkt.

De woningbouwproductie aantallen zoals in de motie genoemd zijn niet door de regering genoemd in het debat over het belastingplan. Ik stel voor om de woningbouwproductie aantallen uit de nog te maken bestuurlijke afspraken met de VNG en het IPO te gebruiken. Ik heb in het BO WRO van 23 juni jl. bestuurlijk met VNG en IPO afgesproken hierover in het kader van het versterken van de regie afrekenbare afspraken te maken. Deze aantallen zijn afrekenbaar en hierdoor wordt er één en dezelfde set aan aantallen gebruikt. De verwachting is dat deze afspraken in het voorjaar 2022 worden gemaakt.

Wel wil ik benadrukken dat het Rijk zelf geen woning bouwt en dat op dit moment het grootste gedeelte van de woningen zonder rijkssubsidie tot stand komt. Verder is de hoogte van de woningbouwproductie sterk afhankelijk van externe omstandigheden en randvoorwaarden (corona, stikstof, pfas, geluid, economische omstandigheden, investeringsklimaat etc). Daarom wil ik voor de invulling van de motie de aantallen woningen uit de bestuurlijke afspraken gebruiken zodat ik samen met de medeoverheden kan sturen op de realisatie van nieuwbouwwoningen. Dit draagt bij aan realistische en haalbare woningbouwproductie doelstellingen.

Met het toevoegen van bestuurlijk afgesproken woningbouwproductie aantallen in de begrotingswet, verwacht ik het meest zinvol invulling te geven aan de motie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven