35 925 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022

35 925 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2021

In 2019 is het evaluatierapport van Nederland in de vijfde evaluatieronde van GRECO gepubliceerd. Onderwerp van de evaluatie was de preventie van corruptie en versterking van integriteit bij de hoogste uitvoerende functies van de centrale overheid en bij de rechtshandhavingsinstanties. In de Nederlandse situatie gaat het om Ministers en Staatssecretarissen (onderdeel A van de evaluatie), Nationale Politie en de Koninklijke Marechaussee (KMar) (onderdeel B van de evaluatie). In totaal heeft Nederland 16 aanbevelingen gekregen, waarvan 8 betrekking hebben op het integriteitsbeleid van bewindspersonen.

Bij brief van 6 juli 2021 bent u geïnformeerd over het eerste nalevingsverslag1 van Nederland in de vijfde evaluatieronde. In het nalevingsverslag constateert GRECO dat de regering werkt aan de uitwerking van voorstellen, maar dat er in dit stadium nog geen sprake is van tastbare resultaten. Tijdens de afgelopen Algemene Politieke Beschouwingen heeft de Minister-President toegezegd uw Kamer per brief te informeren over de stand van zaken van de uitvoering van de 8 aanbevelingen van GRECO die betrekking hebben op het integriteitsbeleid van bewindspersonen.

Aanbevelingen integriteit bewindspersonen

De aanbevelingen van GRECO uit de vijfde evaluatieronde ter versterking van het integriteitsbeleid voor bewindspersonen hebben betrekking op:

  • i. ontwikkeling van een gecoördineerde strategie op basis van risico-analyse;

  • ii. ontwikkeling van een integrale gedragscode met richtsnoeren voor belangenverstrengeling en integriteitsgerelateerde kwesties;

  • iii. vertrouwelijke begeleiding en vergroting van bewustwording, onder meer via periodieke trainingen;

  • iv. stellen van regels en richtsnoeren over de omgang met derden en lobbyisten en vergroting van de transparantie over de contacten en de onderwerpen;

  • v. invoering van een verplichting om ad hoc melding te doen van een ontstane situatie waarin sprake is van belangenverstrengeling;

  • vi. stellen van algemene regels over beperkingen bij de aanvaarding van vervolgfuncties;

  • vii. een verplichting om periodiek in het openbaar opgave te doen van financiële belangen;

  • viii. actualisering van de wetgeving omtrent onderzoek en vervolging.

Maatregelen vóór en na het ambt

Vóór het ambt

In de brief die de toenmalige Minister-President op 20 december 20022 naar uw Kamer heeft gestuurd, is uiteengezet welke procedure de formateur ten aanzien van de beoordeling van kandidaat-Ministers en -Staatssecretarissen hanteert. Tijdens de kabinetsformatie wordt in het gesprek van de formateur met de kandidaat-bewindspersoon nagegaan of er enig beletsel is in het heden of verleden van de kandidaat om de functie van bewindspersoon te aanvaarden. Ter afsluiting van het gesprek stelt de formateur expliciet nog de vraag of er feiten zijn uit heden of verleden van de kandidaat die hij moet kennen, omdat ze op enig moment van negatieve invloed zouden kunnen worden op het functioneren van de kandidaat als bewindspersoon, dan wel het kabinet in een moeilijke situatie zouden kunnen brengen. In de brief van 30 april 20213 bent u geïnformeerd over het recent geïntroduceerde self-assessment risicoanalyse integriteit, als hulpmiddel om eventuele risico’s en kwetsbaarheden te vinden om deze kernvraag van de formateur te beantwoorden. Het betreft een aanvulling op de procedure voor de beoordeling en benoeming van kandidaat-bewindspersonen.

De introductie van het self-assessment liep parallel aan de vaststelling van het nalevingverslag door GRECO en kon hier niet meer in worden meegenomen. De GRECO zal hierover bij de volgende gelegenheid4 worden geïnformeerd.

Na het ambt

Voorts beraadt het kabinet zich op maatregelen die betrekking hebben op beperkingen na uitdiensttreding voor gewezen bewindspersonen die een nieuwe betrekking zoeken en/of op het punt staan een dergelijke betrekking te aanvaarden. Hierover zult u nader worden geïnformeerd.

Maatregelen tijdens het ambt

De hiervoor genoemde maatregelen hebben betrekking op het integriteitsbeleid voor kandidaat-bewindspersonen en gewezen bewindspersonen. In de brief over het nalevingsverslag5 bent u geïnformeerd over de strategische uitgangspunten en voornemens voor verdere versterking van het integriteitsbeleid voor bewindspersonen tijdens de ambtsuitoefening. In deze brief en in de antwoorden van 13 juli jl. op de Kamervragen van de leden Van Baarle en Sneller6 is aangegeven dat het kabinet voornemens is de huidige gedragsregels voor bewindspersonen overeenkomstig de aanbevelingen van GRECO op te nemen in een aparte gedragscode voor bewindspersonen (aanbeveling ii). Hiermee voorziet het kabinet in de aanbeveling van GRECO tot een totaaloverzicht van regels en afspraken omtrent integriteitsbeleid van bewindspersonen. De ontwikkeling van een gedragscode voor bewindspersonen biedt tevens de mogelijkheid tot actualisering en uitbreiding aan de hand van de overige aanbevelingen.

Eén uitbreiding betreft de regels omtrent de omgang met lobbyisten. Zoals is aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen van de leden Van Baarle en Sneller, is het kabinet voornemens de omgang met lobbyisten voor bewindspersonen te vatten in gedragsregels (aanbeveling iv). Ook zal de mogelijkheid tot onafhankelijke begeleiding en advies nader worden uiteengezet in de gedragscode (aanbeveling iii).

De invoering van het eerder genoemde self-assessment sluit niet uit dat tijdens de functie uitoefening toch een relevante wijziging in de private belangen zich voordoet die aanleiding kan geven tot belangenverstrengeling. Zoals is aangegeven in de brief over het nalevingsverslag7 dient een bewindspersoon deze situatie te melden aan de Minister-President. Indien het nodig blijkt hierop beheersmaatregelen te treffen, stelt de Minister-President uw Kamer hiervan in kennis. Voorop staat dat het de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon zelf is om initiatief te nemen. Het kabinet is voornemens deze lijn tot het melden van een nieuwe situatie waarop beheersmaatregelen dienen te worden genomen (aanbeveling vii) eveneens op te nemen in de gedragscode.

Vanwege de demissionaire status van het kabinet is, zoals vermeld in de kabinetsreactie op het nalevingsverslag GRECO, de concrete uitwerking van de bovengenoemde maatregelen aan het volgende kabinet. De totstandkoming hiervan vraagt om een zorgvuldig en gedragen proces. Dit draagt tevens bij aan het gevoel van eigenaarschap en de integriteitscultuur. In Nederland is een sterke integriteitscultuur het uitgangspunt van het integriteitsbeleid voor de centrale overheid. Bewustwording is hierbij een belangrijke pijler in het integriteitssysteem voor bewindspersonen. Het gaat om bewustwording over mogelijke risico’s en dilemma’s die zich (kunnen) voordoen en wat onder integer gedrag moet worden verstaan. Naar de mening van het kabinet dient niet enkel te worden ingezet op de totstandkoming van de voorgestelde regels en afspraken, maar ook te worden bevorderd dat dit onderdeel wordt van de gezamenlijke integriteitscultuur. Het is van belang dat men met elkaar open in gesprek blijft over integriteit en dilemma’s die zich op dit gebied kunnen voordoen.

De laatste aanbeveling van de GRECO heeft betrekking op de procedure voor ambtsdelicten zoals vervat in artikel 119 van de Grondwet en de Wet ministeriële verantwoordelijkheid en ambtsdelicten leden Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen. De Commissie herziening wetgeving ambtsdelicten Kamerleden en bewindspersonen (Commissie Fokkens) heeft hieromtrent geadviseerd, het rapport is deze zomer aan uw Kamer aangeboden8. Op de Ministeries van Justitie en Veiligheid alsook van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden voorbereidingen getroffen om het nieuwe kabinet snel beslissingen over de opvolging van het advies te laten nemen. Uw Kamer zal hierover vanzelfsprekend nader worden geïnformeerd.

Op verschillende onderdelen beveelt GRECO een systeem van externe toezichts- en sanctiemechanismen aan. Een dergelijke externe handhavingsbenadering is echter naar het oordeel van het kabinet in strijd met het constitutionele bestel in Nederland. Daarin leggen bewindspersonen verantwoording af aan de Staten-Generaal op grond van de ministeriële verantwoordelijkheid en is het aan de Staten-Generaal om daar consequenties aan te verbinden. Op dit punt staat het kabinet geen nadere maatregelen voor.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 35 570 VII, nr.107

X Noot
2

Kamerstuk 28 754, nr. 1

X Noot
3

Kamerstuk 28 844, nr. 227

X Noot
4

GRECO heeft verzocht om uiterlijk 30 september 2022 opnieuw te rapporteren over de voortgang m.b.t. de openstaande aanbevelingen.

X Noot
5

Kamerstuk 25 570 VII, nr.107

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 3559

X Noot
7

Kamerstuk 35 570 VII, nr.107

X Noot
8

Kamerstuk 34 340, nr. 19

Naar boven