35 925 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2021

Tijdens het debat over de gang van zaken rondom de uitlevering van Julio Poch aan Argentinië van 14 september 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 105, item 24) hebben de leden Sjoerdsma (D66), Van Nispen (SP) en Kuiken (PvdA) een motie ingediend waarin de regering verzocht wordt een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de vermeende beïnvloeding van het Koninklijk Huis in de strafzaak Poch.1 Deze motie is op 16 september 2021 aangenomen (Handelingen II 2020/21, nr. 107, item 12).

In reactie op deze motie meld ik uw Kamer dat bij Besluit van 12 november 2021 een Commissie rol Koninklijk Huis in de zaak J.A. Poch (hierna: de Commissie) is ingesteld. Bij datzelfde besluit is de heer prof. dr. A.H.G Rinnooy Kan benoemd tot lid van de Commissie.

Zoals ook blijkt uit het instellingsbesluit van de Commissie, heeft de Commissie tot taak te onderzoeken of er beïnvloeding heeft plaatsgevonden vanwege het Koninklijk Huis of vanuit kringen rondom het Koninklijk Huis in de zaak tegen de heer J.A. Poch, waarbij de Commissie wordt gevraagd de volgende aspecten in het onderzoek mee te nemen:

  • de vraag hoe het onderzoek naar de heer J.A. Poch in de voorzomer van 2007 buiten het openbaar ministerie en de Nationale Recherche bekend kon zijn, aangezien slechts een gering aantal personen op dat moment op de hoogte was;

  • de betekenis van de door de toenmalige vicepresident van Eurojust gedane uitlatingen in zijn gesprek met de Commissie Dossier J.A. Poch.

De Commissie is bevoegd gedurende het onderzoek aanvullende vragen te formuleren en deze te onderzoeken en beantwoorden, indien zij dat dienstig acht aan haar opdracht.

De Commissie heeft mij laten weten een brief te hebben ontvangen van het Kabinet van de Koning. Op verzoek van de Commissie stuur ik uw Kamer deze brief in de bijlage2.

In artikel 13 van het Instellingsbesluit is bepaald dat de Commissie vóór 1 juni 2022 haar rapport aan mij uitbrengt. Na oplevering van het rapport door de Commissie zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 35 570 VI, nr. 127.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven