35 925 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022

Nr. 131 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2022

Bij brief van 19 november 2021 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de door hem in gang gezette acties naar aanleiding van berichtgeving over de sociale veiligheid binnen het kantoor van de Landsadvocaat.1

In deze brief heeft mijn ambtsvoorganger benadrukt dat het voor de Staat als cliënt van belang is dat er op dit thema primair verantwoording plaatsvindt richting de deken die op grond van de Advocatenwet met het toezicht is belast. Om die reden heeft hij, zoals aan uw Kamer toegezegd, vanuit het belang als cliënt van het kantoor van de Landsadvocaat in een telefoongesprek met de deken aandacht gevraagd voor de berichtgeving over de sociale veiligheid, ten behoeve van het lopende toezichttraject.

Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer ook aangegeven dat hij het, in de hoedanigheid van cliënt, van belang vind om te weten in hoeverre het kantoor voorzieningen heeft ingericht om de sociale veiligheid te waarborgen. Hij heeft de Landsadvocaat daarom gevraagd om hem namens de Staat als cliënt, feitelijk te informeren over hoe concreet invulling wordt gegeven aan sociale veiligheid op de werkvloer en de bescherming van medewerkers via onder meer de vertrouwenspersoon, de klokkenluidersregeling en de gedragscode, welke concrete versteviging hij op dit punt voorziet en of, en hoe, over dit thema door zijn kantoor aan de deken wordt gerapporteerd.

Hierbij stuur ik uw Kamer de reactie van de Landsadvocaat toe2.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 35 925 VI, nr. 34.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven