35 925 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2022

Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2021

Hierbij bied ik u de Decemberbrief 2021 aan. Via deze brief wordt u geïnformeerd over majeure beleidsmatige kas- en verplichtingenmutaties ten opzichte van de tweede suppletoire begroting 2021 van hoofdstuk V (Buitenlandse Zaken) van de begroting van het Rijk.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

Hieronder volgt een overzicht van de voornaamste budgettaire mutaties (verplichtingen, uitgaven en ontvangsten) ten opzichte van de tweede suppletoire begroting 2021 van Buitenlandse Zaken. De genoemde mutaties zullen worden verwerkt in de Slotwet.

Begrotingsartikel 1: Versterkte internationale rechtsorde

Uitgaven

Bij de tweede suppletoire begroting 2021 is het budget voor het onderhoud gebouwen Vredespaleis (artikel 1.3, Gastlandbeleid internationale organisaties) verlaagd, waarbij dit budget is aangemeld voor de Eindejaarsmarge. Aan het einde van het huidige kalenderjaar ontstond een hogere liquiditeitsbehoefte voor het Vredespaleis waardoor de uitgaven in 2021 stijgen met EUR 1,33 miljoen. Hierdoor zal de aangevraagde Eindejaarsmarge dalen met een zelfde bedrag.

Verplichtingen

Het verplichtingenbudget van het Vredespaleis stijgt dientengevolge ook met EUR 1,33 miljoen.

Begrotingsartikel 2: Veiligheid en Stabiliteit

Uitgaven

Artikel 2.1: Omdat de contributie van de NAVO vanaf 2022 wordt verhoogd, is het geraamde voorschot als onderdeel van de tweede call omhoog bijgesteld. Het bedrag voor de tweede call bedraagt daarom EUR 1,57 miljoen. Dit betreft een overschrijding van het begrote budget, omdat er een voorschot op het hoogst ingezette bedrag is afgeroepen. Over de exacte verhoging van de contributie wordt nog onderhandeld, zodra dit bedrag bekend is vindt een verrekening plaats.

Begrotingsartikel 3: Effectieve Europese samenwerking

Met de Eerste Suppletoire begroting 2020 is voor de invoerrechten (art. 3.1) EUR 34,7 miljoen aan vertragingsrente opgenomen voor 2020. Deze hoort bij de hoofdsom die reeds in 2019 aan de Europese Commissie is betaald, naar aanleiding van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie als gevolg van onterecht afgegeven oorsprongscertificaten door de autoriteiten van Curaçao en Aruba voor de invoer van melkpoeder en rijst, gries en griesmeel. Doordat de discussie met de Commissie over deze vertragingsrente nog loopt en deze daarom nog niet is voldaan, had het bedrag in de begroting 2020 doorgeschoven moeten worden naar een later jaar. Dit is per abuis niet gebeurd. In het jaarverslag van 2020 is een hogere realisatie van EUR 8 miljoen aan invoerrechten gemeld ten opzichte van de raming in de Tweede Suppletoire begroting. Deze tegenvaller had niet EUR 8 miljoen maar EUR 43 miljoen moeten zijn. De gerealiseerde tegenvaller van EUR 43 miljoen van de invoerrechten over 2020 is gedempt met de budgetruimte voor de vertragingsrente. Indien het Hof van Justitie oordeelt dat Nederland (een deel van de) de vertragingsrente verschuldigd is, dan dient de rekening (waarschijnlijk in 2022) alsnog te worden voldaan.

Op artikel 3.5 zullen de uitgaven voor de Europese Vredesfaciliteit gedeeltelijk over de jaargrens heen schuiven. Daarom zullen deze middelen worden aangemeld voor de eindejaarsmarge, om de uitgaven in latere jaren te kunnen doen.

Beleidsartikel 4: Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

Ontvangsten

Aan het begin van de Corona-crisis is EUR 6,6 miljoen beschikbaar gesteld uit de algemene middelen voor de repatriëring van Nederlanders in het buitenland, de zogenaamde Bijzondere Bijstand Buitenland (BBB). Hiervoor is samen met de verzekeraars en de reisbranche een convenant afgesloten waar een dienstverleningsovereenkomst met Stichting Calamiteitenfonds Reizen deel van uitmaakt. Eén van de doelen van de stichting is een efficiënte inning van de eigen financiële bijdrage van reizigers die een beroep hebben gedaan op de Bijzondere Bijstand Buitenland (BBB). Inmiddels is een eerste betaling van EUR 2 miljoen overgemaakt vanuit de stichting naar Buitenlandse Zaken. Een tweede betaling van EUR 1,4 miljoen is onderweg en zal naar verwachting dit jaar nog worden ontvangen.

Hiernaast is een subsidie van de Europese Commissie van EUR 1,5 miljoen ontvangen als bijdrage voor de repatriëring van EU-burgers.

Deze bedragen vloeien terug naar de algemene middelen.

Beleidsartikel 7: Apparaat

Koersverschillen

Buitenlandse Zaken werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de corporate rate). Deze koers wordt samen met de presentatie van de begroting vastgesteld. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar echter een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat er een saldo. Voor de koersontwikkeling bestaat op het moment van schrijven een tegenvaller. Deze wordt verantwoord op beleidsartikel 7: Apparaat.

Naar boven