Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2022
Het Kroondomein ontvangt natuurbeheersubsidie van het Ministerie van LNV voor het
in stand houden van de natuur op het landgoed. Recent heb ik de Tweede Kamer de nieuwe
beschikking voor deze subsidie voor de periode 2022–2027 toegezonden (Kamerstuk 35 925 I, nr. 14).
In 2020 is bezwaar aangetekend door stichting De Faunabescherming tegen het verlenen
van de vorige subsidie, voor de periode 2016–2021. De voormalige Minister van LNV
heeft, in reactie op schriftelijke vragen, toegezegd om de Tweede Kamer op de hoogte
te houden van dit bezwaar (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3419). Daar geef ik invulling aan met deze brief.
Bij besluit van 14 september 2020 is in eerste instantie het bezwaar niet-ontvankelijk
verklaard. Tegen deze beslissing heeft De Faunabescherming beroep ingesteld bij het
College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College).
Op 17 mei 2022 heeft het College de beslissing op bezwaar van 14 september 2020 vernietigd.
Het College heeft mij opgedragen om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak
is overwogen, opnieuw op het bezwaar te beslissen.
Het besluit van 30 mei 2016 om tot subsidieverlening aan het Kroondomein voor (agrarisch)
natuurbeheer over te gaan heb ik daarom opnieuw getoetst aan het wettelijk kader.
Als gevolg van deze nieuwe toets ben ik van mening dat het bezwaar van De Faunabescherming
ongegrond is. Dit betekent dat ik het besluit van 30 mei 2016 handhaaf. Op heden 30 juni
2022 heb ik De Faunabescherming van mijn beslissing op de hoogte gesteld. De stichting
heeft zes weken de tijd om hier tegen in beroep te gaan.
Het belangrijkste bezwaar van De Faunabescherming, dat de Staatssecretaris van Economische
Zaken (mijn ambtsvoorganger) in 2016 niet had mogen afwijken van de provinciale eisen
omtrent openstelling, is in eerdere correspondentie met de Tweede Kamer reeds besproken.
Ik ben van mening dat de Kaderwet EZ-subsidies, de basis waarop de subsidie is verstrekt,
voldoende basis verleent om tot de subsidievoorwaarden te besluiten zoals deze van
toepassing zijn verklaard voor de subsidie in de periode 2016–2021. Een tweede punt
van bezwaar, dat er onterecht geen sprake is van een schriftelijke aanvraag, is onjuist.
De aanvraag is in het verleden ook met de Tweede Kamer gedeeld, nadat hier vragen
over zijn gesteld. Een derde punt van bezwaar, dat het recht om het terrein af te
sluiten voor het publiek niet in verhouding staat tot de hoogte van de verleende subsidie,
deel ik ook niet. Openstelling gedurende 8 maanden per jaar is een ruime periode en
werd in een eerdere regeling als norm gehanteerd. Daarnaast geldt dat er financiële
gevolgen verbonden zijn aan het langer afsluiten van de natuurterreinen. Het Kroondomein
heeft niet evenveel subsidie ontvangen als andere subsidieaanvragers die hun terreinen
358 dagen per jaar openstellen.
Ik ben gelet op het voorgaande van mening dat het besluit niet onrechtmatig is. Desondanks
is in de nieuwe subsidiebeschikking, voor de periode 2022–2027, wel aandacht geweest
voor deze punten. Zo is er een aanvraagformulier ontwikkeld en zijn de openstellingseisen
volledig conform de Gelderse regeling gesteld. Voor de gebieden die tijdelijk gesloten
blijven, is door het Kroondomein geen subsidie aangevraagd. Voor de gebieden die wel
subsidie ontvangen geldt nu wel de verplichting om het terrein ten minste 358 dagen
per jaar open te stellen.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink