Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2021
Hierbij bied ik u aan het ontwerp van de Regeling houdende vaststelling van regels
voor het verstrekken van specifieke uitkeringen ten behoeve van lokale en regionale
MIRT-projecten en MIRT-projectpakketten (Regeling specifieke uitkeringen lokale en
regionale MIRT-projecten en MIRT-projectpakketten)1. Voor de inhoud van de ontwerp-Regeling verwijs ik u naar de ontwerp-toelichting2.
Zoals aangekondigd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Mobiliteitsfonds
(Kamerstuk 35 426, nr. 3), vervalt het Besluit Infrastructuurfonds per 1 januari 2022. De ontwerp-Regeling
zet inhoudelijk het Besluit Infrastructuurfonds (BIF) voort voor zover het lokale
en regionale MIRT-projecten betreft.
Ten opzichte van het BIF worden de mogelijkheden voor een Rijksbijdrage voor lokale
of regionale projecten verruimd. Naast uitkeringen voor afzonderlijke projecten, worden
ook uitkeringen mogelijk gemaakt voor samenhangende projectpakketten. Projectpakketten
bestaan uit infrastructuurprojecten die kunnen worden aangevuld met niet-infrastructurele
maatregelen. De wijzigingen corresponderen met de omvorming van het Infrastructuurfonds
tot het Mobiliteitsfonds.
De beoogde inwerkingtreding van de ontwerp-Regeling is 1 april 2022. Hiermee is tijdig
een regeling beschikbaar op grond waarvan eventuele nieuwe lokale of regionale projecten
of projectpakketten opgestart kunnen worden. Het huidige kabinet is demissionair.
Besluitvorming over eventuele uitkeringen aan medeoverheden voor lokale en regionale
projecten en projectpakketten in het kader van deze regeling is aan een volgend kabinet.
Ook de besluitvorming over de geactualiseerde MIRT-spelregels wordt aan een volgend
kabinet overgelaten.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
van artikel 7, vierde en vijfde lid, van de Wet Mobiliteitsfonds en biedt uw Kamer
de mogelijkheid zich uit te spreken over de ontwerp-Regeling voordat zij zal worden
vastgesteld.
Een concept van deze regeling is ter consultatie voorgelegd aan IPO, VNG, de vervoerregio
Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. In de bijlagen treft u hun reacties
aan3. Zij pleiten voor een verdere versoepeling van de voorwaarden, in het bijzonder de
drempelbedragen in de ontwerp-Regeling. Naar aanleiding van de bestuurlijke consultatie
is een aantal wijzigingen aangebracht in de ontwerp-Regeling en in de toelichting
van de ontwerp-Regeling. De drempelbedragen in de ontwerp-Regeling zijn niet aangepast
naar aanleiding van de consultatie, omdat deze belangrijke voordelen bieden. De drempelbedragen
zijn ontstaan bij een decentralisatie van verkeersbudgetten die in 2004 is afgerond.
Er werd besloten tot een decentralisatie, omdat de toenmalige systematiek leidde tot
ongewenste Rijksbemoeienis bij (kleine) decentrale projecten en omvangrijke administratieve
lasten bij zowel Rijk als de medeoverheden. De ervaring leert dat de decentralisatie
inderdaad heeft geleid tot minder administratieve lasten voor Rijk en medeoverheden
en tot minder Rijksbemoeienis. De reactie van IenW aan IPO, VNG, de vervoerregio Amsterdam
en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag is toegevoegd in de bijlage4. Deze reactie van IenW aan de medeoverheden gaat uitgebreid in op hun opmerkingen
en op welke wijze deze zijn geadresseerd. Tevens is in paragraaf 8 van de toelichting
op de ontwerp-Regeling op de consultatiereacties ingegaan.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Visser