35 904 Wijziging van de Wet strategische diensten voor de uitvoering van de Verordening (EU) 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een EU-regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel, de technische bijstand en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (herschikking) (PbEU 2021, L 206) (Uitvoeringswet herziening Verordening producten voor tweeërlei gebruik)

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING1

Vastgesteld 2 mei 2022

Inleiding

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor Uitvoeringswet herziening Verordening producten voor tweeërlei gebruik. Zij hebben hierover een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van de PvdA sluiten zich graag bij deze vragen aan.

De leden van de Fractie-Nanninga hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor Uitvoeringswet herziening Verordening producten voor tweeërlei gebruik. Zij hebben hierover een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Uitvoeringswet herziening Verordening producten voor tweeërlei gebruik en hebben daarover de volgende vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks zijn positief gestemd over het voorliggende voorstel, waarbij cybersurveillancetechnologie onder exportcontrole is gebracht. De concrete toepassing van de bepaling over producten voor cybersurveillance in de verordening vraagt volgens deze leden nog om verdere uitwerking, zoals rondom afbakening en reikwijdte van het begrip cybersurveillancetechnologie. De potentiële mensenrechtenschendingen middels cybersurveillance kunnen diepgaand zijn. Kan de regering uiteenzetten hoe zij naar de afbakening en reikwijdte kijkt en voorbeelden noemen van mensenrechtenschendingen die zich voor kunnen doen?

De reikwijdte van het begrip cybersurveillancetechnologie moet nog nader worden uitgewerkt, maar er kan worden gedacht aan technologie speciaal ontworpen om binnendringing in informatie- en telecommunicatiesystemen mogelijk te maken om natuurlijke personen te schaduwen door gegevens, met inbegrip van biometrische gegevens, uit die systemen te verzamelen of te analyseren. De regering noemt onder andere het hacken van journalisten en mensenrechtenverdedigers.2 Welke inzet gaat Nederland tonen inzake de breedte en diepte van de reikwijdte? Valt hieronder bijvoorbeeld ook Nederlandse of Europese hardware of software die wordt gebruikt in gezichtsherkenningscamera’s in China waarmee Oeigoeren worden herkend aan uiterlijkheden? En hoe verhoudt deze wet enerzijds en de inzet van Nederland anderzijds zich toch exportproducten die niet direct (zoals biometriesoftware), maar eerder indirect bij kunnen dragen aan mensenrechtenschendingen (zoals de chips uit de machines van ASML)?

Unanimiteit is vereist inzake een vergunningsplicht voor specifieke transacties. Als deze er niet is, dan is de kans groot dat producten met exportverbod alsnog via andere landen bij regimes terechtkomen die de mensenrechten schenden. Hoe gaat Nederland zich inzetten bij het voorkomen van omleidingsroutes, zowel in technische als politieke zin?

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de herziene verordening een aantal belangrijke wijzigingen bevat die mede door de inzet van Nederland (werken op basis van een controlelijst; een vangnet van de ad-hoc vergunningplicht en een exportcontrole als maatschappelijk verantwoord ondernemen door de betrokken producenten en exporteurs) tot stand zijn gekomen. Deze leden complimenteren de regering met het bereikte resultaat. Op welke punten heeft Nederland niet het gewenste resultaat bereikt in de onderhandelingen met andere lidstaten? Kan de regering aangeven waar in haar optiek nog kwetsbaarheden of minder opportune onderdelen in het voorstel zitten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Fractie-Nanninga

De leden van de Fractie-Nanninga vragen de regering welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Nederlandse overheid met de voorliggende wet precies worden overgeheveld naar de EU. Wat zijn de gevolgen voor de functionarissen die deze werkzaamheden nu nationaal binnen de verschillende ministeries vervullen? Hoeveel mensen en functies betreft dit (uitgesplitst per ministerie) en met ingang van wanneer wil de regering deze bevoegdheden en werkzaamheden aan de EU overdragen? Wat gebeurt er met deze functionarissen?

De regering stelt dat dit zou leiden tot een gelijk mondiaal speelveld.3 Wordt hiermee niet eigenlijk bedoeld een gelijk speelveld tussen de lidstaten? Welk probleem zou hiermee worden opgelost en waarom is dit niet via de bestaande fora opgelost? Welke verschillende opties hebben voorgelegen en waarom is voor dit zware middel gekozen?

De leden van de Fractie-Nanninga constateren dat hiervoor een apart EU-handhaving-coördinatiemechanisme wordt opgezet. Waar wordt deze organisatie geplaatst, wat zijn hiervan de kosten (meerjarig) en welke nationale bezuinigingen staan hier tegenover? Is hier een kosten-baten analyse (business case) voor gemaakt, en zo ja, hoe ziet deze eruit? Heeft dit mechanisme straks een plaats in de plannen voor een Europees leger? Zo ja, waar en hoe, en zo nee, waarom niet?

Kan de regering aangeven hoeveel en welke bureaucratische en financiële lasten zullen ontstaan voor de Nederlandse bedrijven door bijvoorbeeld de rapportageverplichtingen aan het op te zetten mechanisme, maar mogelijk ook andere verplichtingen? Wat zijn de boetes en/of maatregelen bij het niet nakomen van de administratieve verplichtingen? Wie gaat dat gewenste gedrag afdwingen en hoe zal dit gebeuren? Worden hiervoor speciale bevoegdheden overgeheveld naar de EU, zo vragen de leden van de Fractie-Nanninga.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie constateren dat de herziening enerzijds aanscherpingen bevat, bijvoorbeeld door de toevoeging van cybersurveillancetechnologie aan de verordening, maar anderzijds ook versoepelingen behelst, met name met betrekking tot «transacties die weinig risico opleveren» (aldus de memorie van toelichting).4 Kan de regering aangeven hoe zij de balans ziet tussen aanscherping/ uitbreiding van de reikwijdte van de verordening enerzijds en versoepelingen anderzijds? Ten aanzien van de genoemde versoepeling, kan de regering aangeven hoe vastgesteld wordt dat er sprake is van «weinig risico»? Zou deze inschatting en daarmee de toepassing van deze bepaling in de praktijk van lidstaat tot lidstaat kunnen verschillen? Kan de regering vanuit het verleden voorbeelden geven van exportactiviteiten van in Nederland gevestigde bedrijven die door de herziening van de richtlijn niet meer mogelijk zijn? Kan zij ook voorbeelden geven van het omgekeerde, dat wil zeggen van activiteiten met een «laag risico» die nu minder snel beperkingen opgelegd (zullen) krijgen dan voorheen? Zijn er al casussen geweest sinds 9 september 2021 die onder de herziene verordening vallen en niet onder het eerdere regime vielen? Zo ja, kan de regering hierover informatie verstrekken?

In antwoord op een vraag vanuit de Tweede Kamer in hoeverre de herziene verordening voldoet aan haar visie stelt de regering blij te zijn met het bereikte resultaat.5 Moet dit antwoord zo gelezen worden dat de regering haar volledige inzet in de uiteindelijke tekst gerealiseerd ziet, of had de herziening er wat betreft de regering idealiter anders uit gezien – had zij bijvoorbeeld een nog verdergaande herziening, of juist een minder vergaande, wenselijk geacht – maar is zij desalniettemin blij met deze uitkomst maar dus niet per se 100% tevreden, zo vragen de leden van de SP-fractie. Indien het laatste het geval is, in welk opzicht verschilt de nu van kracht zijnde herziening dan van wat de regering het liefst had gezien? Kan de regering aangeven welke lidstaten een verdergaande herziening wilden en welke een minder vergaande, en wat was hierin de positie van Nederland?

Hoe kijkt de regering aan tegen de kritiek van verschillende Ngo's op het gebied van mensenrechten (waaronder Amnesty International en Human Rights Watch) dat de herziening niet ver genoeg gaat en een «gemiste kans» is?6 Is de regering het met deze organisaties eens dat de herziening verder had kunnen gaan, met name als het gaat om het voorkomen van mensenrechtenschendingen door export van goederen voor tweeërlei gebruik? Zo ja, waarom is dit dan volgens de regering niet gebeurd? Zo nee, kan de regering onderbouwen waarom de herziene verordening ook puur vanuit mensenrechtenperspectief al kennelijk optimaal is?

Deelt de regering de analyse van voornoemde maatschappelijke organisaties dat sommige lidstaten met betrekking tot de herziening van de verordening hun enge industriebelangen geprioriteerd hebben boven hun verplichtingen tot de bescherming van mensenrechten? Zo ja, zo vragen de leden van SP-fractie, kan de regering aangeven welke lidstaten dit waren? Klopt de bewering van voornoemde organisaties dat in de periode voorafgaande aan de herziening van de verordening een Nederlands bedrijf digitale surveillance systemen heeft verkocht «to key players of the Chinese mass surveillance apparatus»?7 Zo ja, kan de regering aangeven in hoeverre dit onder de herziene verordening niet meer mogelijk zou zijn? Voorts vragen de leden van de SP-fractie of het klopt dat niet alle surveillance technologie op de lijst van goederen staat waarvoor exportbeperkingen gelden, en dat om een bepaald item op de lijst te krijgen er unanimiteit vereist is.

Er is sprake van een toenemende geopolitiek en geo-economische rivaliteit met China, waarbij er vanuit de EU zowel zorgen zijn over China als «systeem rivaal» en de toenemende concurrentie van Chinese (staats)bedrijven, juist ook op technologisch gebied. In hoeverre heeft deze context – in plaats van enkel overwegingen met betrekking tot mensenrechten en verdragsrechtelijke verplichten – ook een rol gespeeld bij de overwegingen om te komen tot de herziening van de verordening? Is het volgens de regering denkbaar dat voor sommige lidstaten dit ook een motief kan zijn bij het opleggen van beperkingen aan de export van producten voor tweeërlei gebruik op basis van de herziene verordening? In hoeverre kan druk van buiten de EU, met name van de VS, hierbij ook een rol spelen?

De herziening van de Verordening is reeds sinds 9 september 2021 van kracht en de uitvoering ervan per AMvB geregeld. Indien het voorliggende wetsvoorstel niet door de Eerste Kamer wordt aangenomen, wordt de AMvB per direct ingetrokken. Kan de regering, zo vragen de leden van de SP-fractie, schetsen wat de (politieke en juridische) gevolgen hiervan zouden zijn gezien het feit dat verordeningen in het Europese recht rechtstreekse werking hebben? Wat zal het materiële verschil zijn voor de bedrijven met activiteiten die onder de gewijzigde verordening vallen?

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, E.B. van Apeldoorn

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, R.H. van Luijk


X Noot
1

Samenstelling:

Faber-Van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Atsma (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Koole (PvdA), Prast (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD) (1e ondervoorzitter), Beukering (Fractie-Nanninga), Bezaan (PVV), Dittrich (D66), Huizinga-Heringa (CU) (2e ondervoorzitter), Dessing (FVD), Karimi (GL), Kluit (GL), Moonen (D66), Otten (Fractie-Otten), Vos (PvdA), Van Wely (Fractie-Nanninga) en Raven (OSF).

X Noot
2

Kamerstukken II, 2021–2022, 35 904, nr. 6, Blz. 12.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2020–2021, 35 904, nr. 3, blz. 2.

X Noot
4

Idem, blz. 3.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2021–2022, 35 904, nr. 6, blz. 5.

X Noot
6

Amnesty International, «New EU Dual Use Regulation agreement «a missed opportunity» to stop exports of surveillance tools to repressive regimes» 25 maart 2021, www.amnesty.org.

X Noot
7

Ibidem.

Naar boven