35 897 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2022)

E VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 2 december 2021

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel voor de Verzamelwet SZW 2022 en hebben hierover de volgende vragen aan de regering.

De leden van de fractie van de SGP hebben kennisgenomen van de Verzamelwet, en hebben nog enkele vragen.

Vragen van de leden van de 50PLUS-fractie:

De leden van de 50PLUS-fractie citeren de stemverklaring van het Tweede Kamerlid Omtzigt bij de stemmingen overige moties Verzamelwet SZW 2022.2

«Voorzitter. Ik ben een beetje een spijtoptant, want ik had niet begrepen dat het wetsvoorstel Verzamelwet gebruikt zou worden om een pensioendiscussie te voeren. Die pensioendiscussie voer ik bijzonder graag, zoals u mij kent. Er ligt een motie voor van het lid Van Dijk om te indexeren. Het is zeker sympathiek om te gaan indexeren, want er is al jarenlang geen indexatie. Echter, de wijze waarop die motie wordt uitgelegd, betekent dat we vooruit gaan lopen op de invoering van het nieuwe pensioenstelsel. Het nieuwe pensioenstelsel is buitengewoon ingrijpend voor de gepensioneerden en we moeten heel goed weten wat we daar doen. Dat dient niet overgelaten te worden aan de sociale partners. Dit zijn de grootste eigendomsrechten die Nederlanders hebben: meer dan 1.500 miljard euro. Voor de meeste mensen is dat hun allergrootste bezit. Als dat in één keer juridisch in iets heel anders om wordt gezet wat heel volatiel is, kun je daar beter eerst zelf een besluit over nemen dan er op deze manier mee instemmen. Daarom zal ik hier niet mee instemmen.

Ik zal ook niet instemmen met de motie-De Jong, maar ik vind het wel tijd dat hier een keer snel een discussie gevoerd wordt over hoe we verdergaan met het pensioenstelsel en de indexatie.»

De aan het woord zijnde leden constateren dat de regering niet heeft kunnen reageren op deze stemverklaring van het Lid Omtzigt en derhalve vragen de leden van de 50PLUS-fractie om een reactie op deze verklaring met de volgende vragen:

  • 1. Is de regering het ermee eens dat er sprake is van vooruitlopen op de invoering van het nieuwe pensioenstelsel? Loopt de Tweede Kamermotie-Gijs van Dijk c.s.3 niet teveel vooruit op de aangekondigde algemene maatregel van bestuur (AMVB)? Loopt de aangekondigde AMVB niet teveel vooruit op het transitie-FTK? Loopt dat transitie-FTK niet teveel vooruit op de voor te stellen pensioenwet? Zo nee, waarom niet?

  • 2. Is de regering het ermee eens dat het nieuwe pensioenstelsel buitengewoon ingrijpend is voor de gepensioneerden en (gewezen) deelnemers? Zo nee, waarom niet?

  • 3. Is de regering het ermee eens dat de sociale partners niet behoren te gaan over wat er gebeurt met de pensioenrechten bij de overdracht naar het nieuwe stelsel van de grootste eigendomsrechten die Nederlanders hebben van meer dan € 1.500 miljard?

  • 4. Is de regering het ermee eens dat de deelnemers en gepensioneerden maar beter eerst zelf een besluit nemen over omzetting van de rechten in één keer in juridisch iets geheel anders dat heel volatiel is alvorens er op de voorgestelde manier mee in te stemmen? Zo nee, waarom niet?

  • 5. Kan de regering nog eens uitleggen wat de strekking van de motie is? En wat is precies het verschil met het amendement?4 Klopt het dat de motie – anders dan het amendement – een duidelijke koppeling legt met de noodzaak dat een pensioenfonds het voornemen moet hebben over te gaan naar het nieuwe stelsel? Als voornemen niet de goede formulering is, wat is dan wel de opvatting die een fonds moet hebben?

  • 6. Hoe kunnen fondsen in het voorjaar 2022 een besluit nemen of standpunt hebben over of zij het voornemen of anderszins hebben over te gaan, als het wetsvoorstel nog in behandeling is in de Tweede Kamer en zij vooruit zouden moeten lopen op aanvaarding van het wetsvoorstel en de precieze voorwaarden die gelden voor de AMVB, het transitie-FTK en de noodzakelijk zeer gedetailleerde – en veelal juridische – regels voor het invaren volgens de nieuwe Wet toekomst pensioenen?

Naar aanleiding van de tijdens de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel gevoerde pensioendiscussie in de Tweede Kamer, hebben de leden van de 50PLUS-fractie de volgende vragen:

  • 7. Erkent de regering dat het opnemen van de beleidsdekkingsgraad in voornoemde motie-Gijs van Dijk c.s. betekent dat slechts een minderheid van de deelnemers en gepensioneerden indexatie in 2022 zullen ontvangen als ze gebruik maken van de te verwachten AMVB? Wat is de precieze positie van de slapers? Kan een overzicht worden gegeven van het aantal deelnemers en gepensioneerden die in 2002 indexatie zullen ontvangen en wat is ter vergelijking het totale aantal deelnemers en gepensioneerden?

  • 8. Erkent de regering dat de beleidsdekkingsgraad destijds is ingevoerd om kortingen te voorkomen toen was gebleken dat de peildatum van 31 december en later de peildatum van het 4e kwartaal toch te willekeurige momenten waren om kortingen te voorkomen? Immers, het ging om de willekeurige marktrente op die momenten. Zo nee, waarom niet?

  • 9. Is het voor het bepalen van de financiële ruimte voor het al of niet indexeren niet logischer uit te gaan van de actuele dekkingsgraad, die geeft immers de actuele stand van de financiële positie van het fonds weer? Zeker als daarbij een extra buffer van 5% wordt ingebouwd. (Bij het ABP zou dat een extra buffer van € 25 miljard zijn). Zo nee, waarom niet?

  • 10. Is de regering bereid de beleidsdekkingsgraad te vervangen door de actuele dekkingsgraad in de te ontwerpen AMVB? Zo nee, waarom niet?

  • 11. Erkent de regering dat in het oude FTK de actuele dekkingsgraad van 105% als norm was opgenomen voor indexatie? Zo ja, waarom wordt die dan niet als een rechtvaardige en voorzichtige norm genomen?

  • 12. Erkent de regering dat de norm van actuele dekkingsgraad van 105% bij een rekenrente van 0% betekent dat een fonds financieel kerngezond is. Gewezen wordt op het feit dat voor de bepaling van de pensioenpremies gerekend mag worden met het verwachte rendement dat aanvankelijk 4% was en nu rondom 2% dat is als prudent vastgesteld door de Commissie Parameters. Erkent de regering dat bij een voorzichtige rekenrente van 2% de actuele dekkingsgraad 30% tot 35% hoger is dan nu en derhalve 130% tot 135%, waardoor volledige indexatie mogelijk is en ook inhaalindexatie?

  • 13. Erkent de regering dat dit meten met twee maten tot gevolg heeft dat de dekkingsgraad hierdoor steeds verder is gedaald ten detrimente van gepensioneerden, voor wie juist kortingen dichterbij kwamen? Gegeven het feit dat gerealiseerde rendementen gemiddeld 7% waren over de laatste 30 jaar en in de laatste jaren zelfs nog hoger zijn, het rekenen met gemiddeld 0,5% niet meer te verdedigen is?

  • 14. Heeft de regering kennis genomen van berichten in Pensioen Pro d.d. 17 november 2021, getiteld: «Slechts beperkt aantal fondsen zal lagere indexatiegrens benutten»?5 Daarin wordt gepleit zeer voorzichtig te zijn met meer indexeren als gevolg van de motie-Gijs van Dijk en de daarop aangekondigde AMVB? Erkent de regering dat toegestane indexatie die door een dergelijk beleid toch niet wordt verleend, niet meer kan worden ingehaald wegens de afspraken in het Pensioenakkoord? Erkent de regering dat dit een extra argument is om indexatie aan iedereen te geven bij fondsen die de 105% actuele dekkingsgraad halen? Erkent de regering dat dit een vorm van sparen is om het invaren betaalbaar te maken? Zo nee waarom niet?

  • 15. Klopt het dat voor inhaalindexatie de eis van 110% blijft gelden van het NFTK?

  • 16. Is er overwogen om bij de pensioenhervorming het bestaande stelsel te handhaven voor de bestaande aanspraken en rechten en alleen nieuwe rechten onder te brengen in het nieuwe stelsel?

    Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen? Een benadering die wereldwijd is en wordt gevolgd bij dergelijke omzettingen. Waarom is Nederland het enige land dat gaat proberen in één klap het systeem van rechtenopbouw te vervangen door een systeem van kapitaalopbouw? Met de onduidelijke en onoverzichtelijke invaarproblematiek tot gevolg. Waarom is er niet gekozen voor de methode die in alle andere landen behalve Nederland wordt gehanteerd? Gaarne een uitvoerig en onderbouwd antwoord om aanvullende vragen zo veel mogelijk te beperken.

    Zo nee, kan dit alsnog in studie worden genomen?

    Het argument is gebruikt dat twee stelsels naast elkaar ingewikkeld zou zijn voor de pensioenfondsen. Kan aangetoond worden waaruit de ingewikkeldheid zou bestaan? Het zou juist eenvoudiger zijn omdat er voor de 3.3 miljoen gepensioneerden niets verandert en een massa aan rechtszaken wordt voorkomen over de vraag of invaren aantasting van het eigendomsrecht is met alle juridische risico’s van dien? Gewezen wordt op Shell dat destijds het bestaande pensioenfonds heeft gesloten en een nieuw pensioenfonds heeft opgericht voor nieuwe werknemers. Unilever ging nog een stap verder: alle nieuwe rechten komen in een nieuw fonds. Klopt het dat bij pensioenhervormingen in andere landen in Europa consequent is gekozen voor twee stelsels naast elkaar?

  • 17. Bij de overname van een klein pensioenfonds door een groter pensioenfonds krijgen de deelnemers en de gepensioneerden van het kleine fonds een extra indexatie als de dekkingsgraad van het kleine fonds aanzienlijk boven dat van het grote fonds ligt. Vindt de regering het evenwichtig en rechtvaardig dat voor een dergelijke extra indexatie, die als een inhaalindexatie kan worden gezien, de overname door een veel zwakker fonds noodzakelijk is?

  • 18. Bij het invaren met de standaardprocedure wordt het vermogen verdeeld door gebruik te maken van de dan geldende RTS. Vervolgens mag met een projectierendement worden gewerkt waarbij in de individuele pot buffers verschijnen die voordien onzichtbaar waren. Vindt de regering het evenwichtig en rechtvaardig dat deze buffers onzichtbaar worden gehouden vóór het invaren?

  • 19. Met behoud van het huidige stelsel is het mogelijk de zekerheid te verlagen van 97,5% naar 0%. Volgens artikel 13 van IORP-II mag dan worden gewerkt met een prudent rentepercentage waarbij rekening gehouden wordt met het rendement van de overeenkomstige activa die door het pensioenfonds worden beheerd en met de verwachte beleggingsopbrengsten. Waarom kiest de regering niet voor deze eenvoudige weg die onmiddellijk tot indexatie leidt?

  • 20. In welke mate wordt bij het invaren van de bestaande rechten rekening gehouden met het omzetten van de huidige RTS naar het prudente projectierendement? Anders gezegd, is het zo dat bij het omzetten van rechten de bestaande pensioenuitkering wordt omgezet in kapitaal tegen de huidige RTS of wordt dan al rekening gehouden met het projectierendement? In het laatste geval wordt bij het omzetten de bestaande pensioenverplichting de facto verlaagd, waardoor de pensioenreserves oplopen. Reserves die dan kunnen worden ingezet voor het financieren van de compensatie van de doorsneepremie en de opbouw van de solidariteitsreserve. De gepensioneerden worden dan tweemaal gekort. Eerst door de afgelopen jaren indexatie te onthouden en vervolgens door (impliciet) hun startkapitaal te verlagen. Dit probleem zal niet door technische commissies worden opgelost. Je kunt geen kapitaal vrijmaken voor het oplossen van compensatieproblemen en solidariteitsbuffers, zonder dat daarvoor wordt betaald. In de huidige plannen ligt de rekening bij de gepensioneerden. Gaarne een uitvoerig en onderbouwd antwoord om zo veel mogelijk aanvullende vragen te voorkomen.

  • 21. Als de dekkingsgraad nu ruim genoeg is, waarom wordt dan geen volledige indexatie toegelaten in afwachting van de AMVB? De gepensioneerden hebben het geld nu nodig, aldus de leden van de 50PLUS-fractie.

Vragen van de leden van de SGP-fractie:

Het is gebruikelijk dat in een Verzamelwet enkel klein beleid of nadere verduidelijking of reparaties aan bestaande wetgeving worden doorgevoerd. Met de voorgestelde wijzigingen zouden geen substantiële beleidswijzigingen worden beoogd. De leden van de SGP-fractie constateren dat via diverse nota’s van wijziging er toch een aantal substantiële wijzigingen in dit wetsvoorstel zijn opgenomen, waardoor de Raad van State hierover geen advies heeft uitgebracht. In navolging van het amendement-Stoffer6 vragen de leden van de SGP-fractie zich af of het niet tot een zuiverder wetsproces zal leiden als de beleidsrijke elementen rondom de WGA-overschotten en de beperking van de termijn voor het claimen van ziekengeld bij een no-riskstatus als aparte wetsvoorstellen worden ingediend en dus niet meegenomen worden in deze Verzamelwet. Is de regering het met de SGP-fractie eens dat dergelijke controversiële wijzigingen niet voldoen aan de voorwaarden voor een verzamelwet, gegeven de daarvoor gestelde criteria die zijn vastgelegd in de brief van de regering d.d. 20 juli 2011?7

Is het correct dat het UWV volgens de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) de taak heeft om de WIA keuringen uit toe voeren bij het einde van de wachttijd? En dat het UWV volgens de SUWI dus in gebreke blijft als zij hiertoe niet (tijdig) in staat is? En dat het onrechtmatig is dat het UWV de gevolgen daarvan wil doorberekenen aan de eigenrisicodragende werkgever?

Als het afwentelen van de WGA-overschotten op de eigenrisicodragende werkgever inderdaad «staand beleid» is, hoe kan het dan zijn dat de rechter bij toetsing van dit beleid geen enkele wettelijke grondslag kan vinden?8 Is daarmee het beleid niet in strijd met de wet, en is hier daarom niet sprake van een controversiële aanscherping in plaats van een tekstuele aanpassing of technische verbetering terwijl deze zaak nog onder de rechter is?

Hoe verhoudt het voorstel van de regering om de termijn voor het claimen van ziektegeld binnen de no-risk Ziektewetuitkering te beperken tot drie jaar na de eerste ziektedag zich tot het recht op privacy van medische gegevens? Immers, de invoering van de termijn van drie jaar kan voor werkgevers een perverse prikkel zijn om te verifiëren voor welke werknemers de no-riskpolis geldt. Komt zodoende niet het doel van de no-risk Ziektewetuitkering – het wegnemen van ziekterisico’s bij werkgevers en het daarmee verhogen van de arbeidsparticipatie van mensen met een handicap of ziekte – onder druk te staan?

De leden van de commissie zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 3 december 2021.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Vos

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Essers (CDA), Ester (CU), Vos (PvdA), (voorzitter), Van Strien (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD), (ondervoorzitter), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (FVD), Geerdink (VVD), Van Gurp (GL), Moonen (D66), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), De Vries (Fractie-Otten), Van der Burg (VVD), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Prast (PvdD) en Soeharno (CDA).

X Noot
2

Handelingen II 2021/2022, nr. 24, stemverklaring

X Noot
3

Kamerstukken II 2021/2022, 35 897, nr. 17.

X Noot
4

Kamerstukken II 2021/2022, 35 897, nr. 13.

X Noot
6

Kamerstukken II 2021/2022, 35 897, nr. 26.

X Noot
7

Kamerstukken I 2010/2011, 32 500 VI, M.

Naar boven