Aan de Europese Commissie t.a.v. mevrouw M. Vestager
Den Haag, 22 juli 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene
Zaken en Huis van de Koning heeft, naar aanleiding van het Voorstel voor een verordening
inzake Europese digitale identiteit COM(2021)281, haar leden gelegenheid gegeven tot
het stellen van vragen. De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA hebben van de geboden mogelijkheid gebruikgemaakt. De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich aan bij de door de leden van de PvdA-fractie gestelde vragen.
Ter verduidelijking van hun vragen merken deze leden op dat bij de Eerste Kamer der
Staten-Generaal momenteel tevens een wetsvoorstel in behandeling is Wet digitale overheid
(34 972) en een wijzigingsvoorstel bij deze wet, Novelle Wet digitale overheid (35 868), in de maak is. Deze leden stellen derhalve vragen over het voorliggende verordeningsvoorstel
COM(2021)281 tegen de achtergrond van beide nationale wetsvoorstellen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zien de digitale identiteit die nu Europees wordt vormgegeven als het ware
als een oprit naar de digitale snelweg, in dit geval de infrastructuur. In de optiek
van de leden is het kwetsbaar als iedere oprit en snelweg van verschillende design
is en er een andere controleur aanwezig is. Hoe beoordeelt de de Europese Commissie
deze zorg van deze leden?
In de Nordic-landen worden de digitale identiteiten louter door banken ontwikkeld.
In Nederland is gekozen voor het openstellen van private aanbieders, naast de overheid,
in het aanbieden van identiteiten. In sommige landen is gekozen om dit volledig in
overheidshanden te houden. Hoe apprecieert de Europese Commissie de verschillende
keuzes van de lidstaten in deze en welke kwetsbaarheden brengt dit mee?
Graag vernemen de aan het woord zijnde leden waarom de Europese Commissie ervoor gekozen
heeft om veel ruimte te laten aan lidstaten voor de ontwikkeling en benutting van
de digitale identiteiten? Is de Europese Commissie het eens met de leden van de GroenLinks-fractie
dat als alle lidstaten een andere infrastructuur kiezen, deze niet of nauwelijks met
elkaar zullen functioneren c.q. communiceren op de hoogste beveiligingsniveaus? Is
de Europese Commissie het met deze leden eens dat commerciële benutting van de digitale
identiteiten inzake gebruikersgedrag niet mag? Anders gezegd, dat meta-informatie
over het gebruik dus nooit commercieel benut mag worden? Kan de Europese Commissie
aangeven wat wordt verstaan onder commerciële activiteiten? Kan de Europese Commissie
ook verzekeren dat er op geen enkele wijze iets met de persoonlijke inlogdata gedaan
kan worden?
Als laatste zouden de leden van de GroenLinks-fractie graag een appreciatie ontvangen
van de Europese Commissie over de keuze van Duitsland inzake de digitale identiteit.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Aan de Europese Commissie zouden de leden van de PvdA-fractie in dit stadium de volgende
vragen willen stellen over de relatie tussen het Europese verordeningsvoorstel en
de nationale wetgeving die momenteel in Nederland in voorbereiding is. In de nationale
wetsvoorstellen over een digitale overheid, de Wet digitale overheid, die momenteel
in behandeling zijn in het Nederlandse parlement zullen de volgende principes wettelijk
worden verankerd: privacy by design, het verhandelverbod van gegevens en open source.
Kunnen deze principes in Nederland blijven gelden wanneer het raamwerk voor een Europese
identiteit, het Europese verordeningsvoorstel, van kracht zou worden? Staat het Europese
voorstel toe dat de Nederlandse (digitale) overheid uitsluitend gebruikmaakt van decentrale
opslag van gegevens? Wanneer het Europese voorstel zou gelden, staat het dan private
aanbieders toe dezelfde inlogmiddelen, die erkend zijn door de Nederlandse overheid
om te gebruiken bij die overheid, ook aan burgers aan te bieden voor inloggen in het
private domein?
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene
Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt
deze graag voor 10 september 2021 zodat de reactie kan worden meegenomen in een eventueel
subsidiariteitsbezwaar.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van
Staat / Algemene Zaken en Huis der Koning, B.O. Dittrich