Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35880 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35880 nr. 7 |
Ontvangen 28 december 2021
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de omschrijving van het begrip nationale veiligheid wordt aan het slot de punt vervangen door een puntkomma.
2. In de omschrijving van het begrip significante invloed wordt «artikel 4, eerste tot en met derde lid» vervangen door «artikel 4, eerste tot en met vierde lid».
3. In de omschrijving van het begrip verwerver:
a. wordt in onderdeel a «zeggenschap of significante invloed willen verwerven of vergroten» vervangen door «zeggenschap willen verkrijgen of significante invloed willen verkrijgen of vergroten».
b. komt onderdeel f te luiden:
f. de partij of partijen die door andere rechtshandelingen dan die als bedoeld onder a tot en met e, in de doelonderneming zeggenschap verkrijgen of significante invloed verkrijgen of vergroten.
4. In de alfabetische volgorde wordt ingevoegd:
verordening 806/2014: verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225);.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «het wijzigen van zeggenschap» vervangen door «het verkrijgen van zeggenschap».
2. In onderdeel d, onder 2°, wordt «wijziging van de zeggenschap» vervangen door «verkrijging van de zeggenschap».
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
1. Tenzij is voorzien in een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid, doet het verkrijgen of vergroten van significante invloed in een doelonderneming op het gebied van sensitieve technologie zich voor, indien:.
2. In het derde lid vervalt de tweede volzin.
3. Onder vernummering van het vierde tot het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Indien is voorzien in een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid, doet het verkrijgen of vergroten van significante invloed in een doelonderneming op het gebied van sensitieve technologie zich uitsluitend voor als is voldaan aan een of meer onderdelen als bedoeld in het eerste lid, die in de algemene maatregel van bestuur van toepassing is of zijn verklaard op een daarin aangewezen categorie van doelondernemingen waartoe de desbetreffende doelonderneming behoort.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw), wordt onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel d door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «; of» een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de verwerver een rechtspersoon is die statutair ten doel heeft het behartigen van de belangen van het financiële stelsel die gemoeid zijn met een ordentelijke en gecontroleerde wijze van afwikkeling van een entiteit als bedoeld in artikel 7, vijfde tot en met achtste lid, waarvan door De Nederlandsche Bank of, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van artikel 7 van verordening 806/2014, de afwikkelingsraad genoemd in artikel 42 van die verordening, is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor afwikkeling van die doelonderneming is voldaan.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Als verwerver als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, wordt in ieder geval beschouwd een overbruggingsstichting als bedoeld in artikel 7b van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, een overbruggingsonderneming als bedoeld in artikel 7c van dat besluit, en een entiteit voor activa- en passivabeheer als bedoeld in artikel 7d, van dat besluit.
E
Artikel 8, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. producten voor tweeërlei gebruik waarvan de uitvoer vergunningplichtig is op grond van artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2021, L 206); en.
F
In artikel 12, zesde lid, wordt «tussen de ontvangst van een melding tot het doen van een mededeling of een toetsingsbesluit vereist is» vervangen door «voor het doen van nader onderzoek als bedoeld in het derde lid».
G
In artikel 13, tweede lid, wordt na «schade aan de samenleving of delen daarvan» ingevoegd «of nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit».
H
In artikel 16, eerste lid, worden de woorden «deelt Onze Ministerop basis van» vervangen door «deelt Onze Minister op basis van».
I
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw), onderdeel d, wordt «strafbaar feit» telkens vervangen door «misdrijf» en wordt «bij ministeriële regeling vastgesteld» vervangen door «bij ministeriële regeling aangewezen».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
1. Met een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt gelijkgesteld een strafbaar feit naar buitenlands recht, dat naar het oordeel van Onze Minister gelijksoortig is aan een bij ministeriële regeling aangewezen misdrijf naar Nederlands recht.
J
Aan artikel 23, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. het verbinden van de toestemming van Onze Minister aan de beëindiging van de verhandeling van aandelen van een beursgenoteerde doelonderneming met gebruikmaking van een effectenafwikkelingssysteem, op enig moment na een voorgenomen investering en waarbij het verlenen van die toestemming afhankelijk wordt gesteld van een beoordeling overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 21.
K
In artikel 22 wordt «artikel 19, onderdeel d» vervangen door «artikel 19, eerste lid, onderdeel d».
L
Aan artikel 29, eerste lid, wordt toegevoegd «, alsmede gehouden om een eventuele opbrengst te verstrekken aan of ten bate te doen komen van de verwerver».
M
In artikel 34, vierde lid, onderdeel a, worden de woorden «de Wet strategische diensten en het Besluit strategische goederen» vervangen door «de Wet strategische diensten, het Besluit strategische goederen en verordening (EU) nr. 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2021, L 206)».
N
In artikel 38, derde lid, wordt «Een partij in de bewaarketenverleent» vervangen door «Een partij in de bewaarketen verleent».
O
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 43, vierde lid, tweede volzin, wordt toegevoegd «en een eventuele opbrengst wordt verstrekt aan of komt ten bate van de verwerver».
2. Na het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. Op de uitvoering van een opdracht als bedoeld in het tweede of derde lid, zijn de artikelen 26, derde en vierde lid, en 45, derde en vierde lid, van de Wet giraal effectenverkeer niet van toepassing.
P
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het achtste lid wordt toegevoegd «, en wordt een eventuele opbrengst verstrekt aan of komt een eventuele opbrengst ten bate van de verwerver».
2. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Op de uitvoering van een opdracht als bedoeld in het tweede lid, zijn de artikelen 26, derde en vierde lid en 45, derde en vierde lid, van de Wet giraal effectenverkeer niet van toepassing.
Deze nota van wijziging wordt mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid uitgebracht.
Artikelen
Onderdelen A en B
In deze onderdelen zijn enkele verbeteringen en verduidelijkingen aangebracht. In de omschrijving van het begrip nationale veiligheid is een kennelijke verschrijving hersteld. Verder is aan de omschrijving van het begrip significante invloed een verwijzing naar een artikellid toegevoegd dat in deze nota van wijziging in artikel 4 over significante invloed is ingevoegd (zie onderdeel C). Daarnaast strekte de omschrijving van het begrip verwerver in onderdeel a van die omschrijving zich strikt genomen ook uit tot de situatie dat een investeerder bestaande zeggenschap vergroot in een doelonderneming. Het wetsvoorstel beoogt echter niet toepasselijk te zijn op een vergroting van bestaande zeggenschap; er is sprake van zeggenschap of niet volgens de mededingingsrechtelijke betekenis van dit begrip. Om misverstanden over het toepassingsbereik van het wetsvoorstel hierover te voorkomen is de omschrijving van het begrip verwerver in de onderdelen a en f hierop aangepast. Er is verduidelijkt dat het bij zeggenschap, in tegenstelling tot bij significante invloed, uitsluitend om het verkrijgen van zeggenschap gaat. Ook is de formulering van onderdeel f in overeenstemming gebracht met artikel 2, onderdeel f, zodat zij beter op elkaar aansluiten. Eveneens verwarrend voor een heldere afbakening van het toepassingsbereik van het wetsvoorstel in relatie tot zeggenschap was dat het in artikel 2 in de onderdelen a en d bij investeringen en splitsing moest gaan om het wijzigen van zeggenschap. Ook dit is verduidelijkt door dit in onderdeel B expliciet te begrenzen tot het verkrijgen van zeggenschap.
Tot slot is een begripsomschrijving toegevoegd met een verkorte aanduiding van een EU-verordening die in de wijziging van artikel 5 aan bod komt. Deze wijziging wordt nader toegelicht bij onderdeel D.
Onderdeel C
In dit onderdeel is verduidelijkt dat het verkrijgen of vergroten van significante invloed in een doelonderneming op het gebied van sensitieve technologie wordt bepaald door artikel 4, eerste lid, tenzij is voorzien in een algemene maatregel van bestuur (amvb) als bedoeld in artikel 4, derde lid. De hoofdregel is dat voor iedere doelonderneming op het gebied van sensitieve technologie alle onderdelen van artikel 4, eerste lid, van toepassing zijn om vast te stellen of sprake is van het verkrijgen of vergroten van significante invloed. Indien er echter een amvb op grond van artikel 4, derde lid, komt, is die leidend is om te bepalen of en wanneer sprake is van significante invloed. Deze amvb bepaalt voor daarin specifiek aangewezen categorieën van doelondernemingen welke van de onderdelen, genoemd in artikel 4, eerste lid, op een aangewezen categorie van toepassing is of zijn. Daarmee is deze amvb specifieker in het bepalen van het verkrijgen of vergroten van significante invloed dan artikel 4, eerste lid, van het wetsvoorstel. Daarom is die amvb dan bepalend of sprake is van het verkrijgen of vergroten van significante invloed. Bij het opstellen van die amvb mag op grond van artikel 4, derde lid, niet buiten de kaders van artikel 4, eerste lid, worden getreden. Het betreft derhalve een inkadering bij amvb van de toepassing van artikel 4, eerste lid.
Deze beoogde systematiek om bij amvb de aanwezigheid van significante invloed in te kaderen is uit de memorie van toelichting af te leiden, maar kwam niet goed tot uitdrukking in artikel 4, eerste lid, aanhef en artikel 4, derde lid. Daarom is de aanhef van artikel 4, eerste lid, gewijzigd en is voorzien in een nieuw vierde lid dat uitdrukkelijk bepaalt wanneer op grond van die amvb krachtens het derde lid het verkrijgen of vergroten van significante invloed zich voordoet. Door het nieuwe vierde lid, kan voorts de tweede volzin van het derde lid vervallen. Die tweede volzin beoogde te verduidelijken dat bij doelondernemingen op het gebied van sensitieve technologie die buiten iedere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie vallen, zich geen significante invloed kan voordoen. Significante invloed in deze doelondernemingen leidt niet tot risico’s voor de nationale veiligheid. Dit volgt thans afdoende uit het nieuwe vierde lid.
Onderdeel D
Dit wetsvoorstel mag De Nederlandsche Bank (DNB), en overigens ook de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR), bij de uitoefening van hun resolutietaken niet belemmeren. Daarom wordt voorgesteld om aan artikel 5 een uitzondering toe te voegen voor deelnemingen in doelondernemingen die worden verkregen door entiteiten die zijn opgericht in het kader van de uitoefening van de resolutietaak van DNB (of de GAR). Zo kunnen ook in het kader van de toepassing van het instrument bail-in eigendomsinstrumenten in de instelling worden verworven door een door DNB met dit doel opgerichte stichting. Deze stichting houdt deze instrumenten in dat geval tijdelijk ten titel van beheer voor de ingebailde crediteuren. De zeggenschap over de instelling zal niet worden uitgeoefend door deze stichting, maar door een door DNB en/of een door haar te benoemen bijzondere bestuurder. Ten slotte wordt opgemerkt dat een dergelijke specifieke uitzondering nodig is aangezien een leidende gedachte achter het (banken)resolutieregime is dat de afwikkeling van financiële instellingen, zoals banken, niet langer wordt gefinancierd met overheidsgeld. Om deze reden is het ongewenst dat de Staat eigenaar wordt van entiteiten in afwikkeling (of een andere entiteit die voor het uitoefenen van de resolutietaak wordt opgericht). Het is tevens ongewenst dat DNB eigenaar zou zijn van dergelijke entiteiten, aangezien dit zou kunnen conflicteren met de toezichthoudende taak van DNB en het verbod op monetaire financiering door DNB als centrale bank.
Onderdeel E
Kort voor het aanbieden van dit wetsvoorstel werd de in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, aangehaalde EU-verordening vervangen door een EU-verordening met herschikking van artikelen, die op 20 mei 2021 is vastgesteld. Door de in dit onderdeel voorgestelde wijziging wordt naar de juiste, recent herziene, EU-verordening verwezen.
Onderdeel F
In dit onderdeel wordt artikel 12, zesde lid, aangepast dat gaat over de termijn waarmee het nemen van een toetsingsbesluit op aanvraag verlengd kan worden. Op grond van het gewijzigde zesde lid, is de maximale verlengingstermijn een redelijke termijn tot verlenging, doch maximaal zes maanden, verminderd met de termijn tot verlenging die eerder is gebruikt voor het doen van onderzoek dat voorafgaat aan de mededeling of een toetsingsbesluit vereist is. Artikel 12, zesde lid, is daarmee een anticumulatiebepaling. Zij voorkomt dat de verlengingstermijn tot het verrichten van onderzoek, die nodig is voor het doen van een mededeling cumuleert met de latere verlengingstermijn tot het nemen van een toetsingsbesluit op aanvraag. De termijn voor het doen van een mededeling dat een toetsingsbesluit vereist is, is op grond van artikel 12, eerste lid, acht weken na ontvangst van een melding. Er kan echter nader onderzoek nodig zijn en dan kan die termijn op grond van artikel 12, derde lid, verlengd worden met een redelijke termijn, doch uiterlijk met zes maanden. Voor de daarop volgende fase waarin een aanvraag voor een toetsingsbesluit wordt behandeld, geldt op grond van artikel 12, vijfde lid, een termijn van acht weken voor het nemen van een besluit, gerekend vanaf de ontvangst van de aanvraag. Ook deze termijn kan met een redelijke termijn worden verlengd, maar hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat er in de voorfase al een verlengingstermijn is gebruikt om onderzoek te doen met het oog op de mededeling of een toetsingsbesluit vereist is. Volgens het gewijzigde artikel 12, zesde lid, moet de eerder gebruikte verlengingstermijn dan afgetrokken worden van de maximale verlengingstermijn van zes maanden waarbinnen een toetsingsbesluit genomen moet worden. Er is sprake van een neerwaartse correctie om cumulatie van verlengingstermijnen te voorkomen. Ook het oorspronkelijke artikel 12, zesde lid, voorzag in een anticumulatiebepaling, maar die ging uit van de gehele gebruikte doorlooptijd vanaf de melding tot het doen van een mededeling. Dit kan bij nader inzien tot ongewenste uitkomsten leiden, omdat dan voorstelbaar is dat van de maximale verlengingstermijn van zes maanden in totaal acht maanden afgetrokken moet worden. Dat leidt tot een negatieve uitkomst. Dit is nooit beoogd en strookt niet met hetgeen hierover in de memorie van toelichting is opgemerkt (blz. 145). Deze wijziging voorziet in hetgeen de memorie beoogt.
Onderdeel G
Door toepassing van het bail-in instrument door DNB worden schulden van een entiteit in afwikkeling omgezet in eigendomsinstrumenten (e.g. aandelen). Het is mogelijk dat een investeerder zeggenschap verkrijgt in een doelonderneming na de toepassing van het bail-in instrument. Specifiek met het oog op bail-in is aan artikel 13 een lid toegevoegd op grond waarvan een meldingsplichtige (waaronder ook wordt verstaan de doelonderneming) de Minister kan verzoeken om een ontheffing te verlenen indien de verwervingsactiviteiten noodzakelijk zijn in het kader van een ordentelijke en gecontroleerde wijze van afwikkeling. Afgezien van de verwerver, kan dus ook de doelonderneming om een ontheffing verzoeken. Na dit verzoek kan de Minister ontheffing verlenen waar hij op grond van artikel 13, derde lid, beperkingen en voorwaarden aan kan verbinden. Over het algemeen mag er vanuit worden gegaan dat de Minister een ontheffing zal verlenen als het gaat om een omzetting in eigendomsinstrumenten door het gebruik van het bail in instrument, aangezien de verwerving deel uitmaakt van de geordende en gestructureerde afwikkeling van een entiteit in het belang van het financiële stelsel. Met het oog op resolutie is in het tweede lid van artikel 13 een toevoeging opgenomen dat een ontheffing kan worden verleend indien het algemeen belang in het geding is met een risico voor nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit.
Onderdeel H
Dit onderdeel verbetert een kennelijke verschrijving.
Onderdeel I
In de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel is in het antwoord op de vragen 73 tot en met 77 van de leden van de CDA-fractie onder meer ingegaan op het soort strafbare feiten dat in een ministeriële regeling wordt opgenomen en die op grond van artikel 19, onderdeel d, van het wetsvoorstel van invloed kunnen zijn op de beoordeling van een risico voor de nationale veiligheid. In die beantwoording is aangegeven dat deze strafbare feiten zich zullen beperken tot misdrijven, zodat door middel van dit onderdeel in de desbetreffende ministeriële regeling voortaan uitsluitend nog misdrijven aangewezen kunnen worden. Daarmee wordt de grondslag voor die ministeriële regeling in het belang van rechtszekerheid nader beperkt. Tevens werd ten onrechte geen rekening gehouden met de situatie waarin een strafbaar feit naar buitenlands recht is begaan, terwijl dat strafbare feit eveneens relevant kan zijn voor de beoordeling op een risico voor de nationale veiligheid. Op grond van de wijziging van artikel 19 mogen dat uitsluitend strafbare feiten zijn die naar mijn oordeel gelijksoortig zijn aan bij ministeriële regeling aangewezen misdrijven naar Nederlands recht. Hieraan dient een restrictieve uitleg te worden gegeven, zodat zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de bij ministeriële regeling vastgestelde misdrijven.
Onderdeel J
Deze wijziging biedt de mogelijkheid om bij het nemen van een toetsingsbesluit over een voorgenomen investering direct al rekening te houden met een eventuele toekomstig intredende situatie waarbij de beursnotering van de doelonderneming wordt beëindigd. Het is niet wenselijk dat een dergelijk ingrijpende verandering in het karakter van de doelonderneming volledig buiten de beoordeling op risico’s voor nationale veiligheid in het kader van zeggenschap blijft, maar het is evenmin proportioneel om dan de verwervingsactiviteit te verbieden met het oog op de kans dat die situatie in de toekomst kan intreden. Door voorafgaande toestemming van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK) aan deze zeer specifieke en ingrijpende verandering te verbinden kan hiermee alsnog op passende wijze rekening worden gehouden. De toestemming is afhankelijk gesteld van een beoordeling die met overeenkomstige toepassing van de artikelen 19 tot en met 21 dient plaats te vinden.
Onderdeel K
In dit onderdeel is een technische verwijzing aangepast doordat artikel 19 is voorzien van een nummering in een eerste en tweede lid.
Onderdeel L
In het wetsvoorstel was abusievelijk nog niet uitdrukkelijk bepaald dat bij het door de Minister van EZK vervreemden van aandelen of anderszins uitvoering geven aan de last, eventuele opbrengsten daaruit verstrekt moeten worden of ten bate moeten komen van de verwerver. Het is uiteraard niet de bedoeling dat die opbrengsten finaal voor de Staat bestemd zijn, zoals ook uit artikel 29, tweede lid, is af te leiden. Met deze wijziging van het wetsvoorstel is dit evenwel nog eens geëxpliciteerd.
Onderdeel M
Uit artikel 34, vierde lid, onderdeel a, volgt welke gegevens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Minister van EZK moet verstrekken voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van dit wetsvoorstel. In het vierde lid stond dat dit gegevens betrof die verwerkt worden in het kader van de Wet strategische diensten en het Besluit strategische goederen. Daarmee blijven evenwel ten onrechte gegevens buiten beschouwing die worden verwerkt in het kader van verordening (EU) nr. 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2021, L 206). Dit betreft gegevens waarover de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beschikt in het kader van exportcontrole op grond van die EU-verordening. Gelet op de samenhang tussen sensitieve technologie en deze EU-verordening die volgt uit artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het wetsvoorstel, is het gewenst de grondslag tot gegevensverstrekking zich ook hierover te laten uitstrekken.
Onderdeel N
Dit onderdeel verbetert een kennelijke verschrijving.
Onderdeel O
In het wetsvoorstel was abusievelijk nog niet uitdrukkelijk bepaald dat eventuele opbrengsten worden verstrekt aan of ten bate moeten komen van de verwerver, indien de houder van een depot het tegoed in het desbetreffende depot met een hoeveelheid vermindert waarvoor de verwerver met zijn aandelenbelang direct of indirect deelgenoot is in dat depot. Het is uiteraard niet de bedoeling dat die opbrengsten voor de houder van een depot bestemd blijven, zoals ook uit artikel 43, zesde lid, is af te leiden. Door wijziging van artikel 43, vierde lid, tweede volzin, wordt dit uitdrukkelijk bepaald en kan de Minister op grond van artikel 51, eerste lid, zo nodig bijvoorbeeld een bestuurlijke boete opleggen aan de depothouder opdat hieraan uitvoering wordt gegeven. Voorts is op grond van dit onderdeel een nieuw lid aan artikel 43 toegevoegd, waarin de verhouding tot de artikelen 26, derde en vierde lid, en 45, derde en vierde lid, van de Wet giraal effectenverkeer wordt bepaald. De desbetreffende artikelleden uit de Wet giraal effectenverkeer over «uitlevering» zijn niet van toepassing op de uitvoering van een opdracht tot vervreemden of terugbrengen van het aandelenbelang namens en voor rekening van de verwerver. Dit wetsvoorstel voorziet in een eigenstandig regime dat hierop betrekking heeft en waarmee het belang van de nationale veiligheid is gediend.
Onderdeel P
Voor de wijziging van artikel 44, achtste lid, zij verwezen naar de toelichting op onderdeel N. Voorts is een nieuw lid aan artikel 44 toegevoegd, dat de verhouding tot enkele artikelleden uit de Wet giraal effectenverkeer bepaalt. Zie hiervoor de toelichting op het vorige onderdeel.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35880-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.