De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt het voorgestelde artikel 557 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «gedurende een periode van drie dagen na de inbeslagneming»,
wordt «in de drie dagen» vervangen door «gedurende een periode van drie dagen» en
wordt een zin toegevoegd, luidende: De officier van justitie kan dit bevel geven tot
uiterlijk drie dagen na de inbeslagneming.
2. In het tweede lid wordt na «kan, » ingevoegd «ook in het geval hij in de drie dagen
na de inbeslagneming van het geautomatiseerd werk nog geen bevel heeft gegeven,» en
wordt «de periode van drie dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd voor een
periode van ten hoogste drie maanden» vervangen door «een opsporingsambtenaar het
onderzoek, bedoeld in het eerste lid, doet naar gegevens die ten tijde van de inbeslagneming
waren opgeslagen of die gedurende een periode van ten hoogste drie maanden na de inbeslagneming
zijn opgeslagen op dat elders aanwezige geautomatiseerd werk».
Toelichting
In het voorgestelde artikel 557 wordt een regeling geïntroduceerd voor de netwerkzoeking
na inbeslagneming van een geautomatiseerd werk. De indiener begrijpt het voorstel
als volgt. De officier van justitie is, op grond van het eerste lid, zelfstandig bevoegd
om de eerste drie dagen na de inbeslagneming de netwerkzoeking te bevelen. Dit bevel
kan worden verlengd tot een periode van drie maanden. Verlengen veronderstelt echter
dat altijd eerst een bevel door de officier van justitie gegeven zou moeten worden.
Anders valt er immers niets te verlengen. De officier van justitie zou echter niet
verplicht moeten zijn om het bevel zoals bedoeld in het eerste lid al te geven in
die eerste drie dagen. Vooral omdat in veel gevallen niet duidelijk zal zijn of de
beveiliging van het inbeslaggenomen genomen geautomatiseerde werk ook ontsleuteld
is. Als geen toegang is verkregen tot het geautomatiseerde werk wordt de bevoegdheid
van artikel 557 ook niet ingezet. Eerst is toegang tot het geautomatiseerd werk nodig
om te kunnen constateren dat relevante gegevens elders zijn opgeslagen. Vervolgens
moet ook nog toegang zijn verkregen tot het netwerk. De officier van justitie kan
de eerste drie dagen na inbeslagname van een geautomatiseerd werk al een bevel laten
geven voor het inzetten van de bevoegdheid van artikel 557, terwijl vaak helemaal
niet duidelijk zal zijn of deze bevoegdheid al kan worden ingezet. Dit komt indiener
daarom niet zinnig over en zal tot onnodige bevelsinflatie leiden. Zodoende moet de
officier van justitie ook indien de eerste drie dagen het bevel niet is gegeven, het
bevel later kunnen geven. Daarvoor heeft hij echter wel een machtiging van de rechter-commissaris
nodig, omdat door de langere periode inmiddels meer gegevens beschikbaar zijn. Het
onderzoek kan, na een verkregen machtiging van de rechter-commissaris, gericht zijn
op gegevens die in een periode van drie maanden na inbeslagname zijn opgeslagen op
het geautomatiseerde werk.
De indiener wil met dit amendement verduidelijken dat er niet per se sprake hoeft
te zijn van een bevel in de eerste drie dag na het moment van inbeslagneming. Ook
op een later moment kan het een bevel worden gegeven. Met dit amendement wordt aldus
voorkomen dat de wet zo wordt gelezen dat in de gevallen waarin in de eerste drie
dagen geen bevel is gegeven er daarna geen bevel kan worden gegeven. Ook verduidelijkt
dit amendement dat indien op een later moment het bevel wordt gegeven, na machtiging
door de rechter-commissaris, op welke periode het kennisnemen van gegevens dan ziet:
namelijk de eerste drie maanden na inbeslagname. Hiermee wordt de reikwijdte en werkbaarheid
van de bevoegdheid verduidelijkt en voor de praktijk in belangrijke mate verbeterd.
De indiener doet met dit amendement ook recht aan diverse adviezen om de termijnen
van de bevoegdheden van de bestaande de artikelen 556 en 557 gelijk te houden. Voor
artikel 556 is dan ook een vergelij amendement voorgesteld.
Ellian