Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2022
Tijdens de behandeling van de novelle bij de wet digitale overheid op 1 juni jl. kwam
de verdeling van de te regelen materie over wet, algemene maatregelen van bestuur
en ministeriële regelingen aan de orde.
Na de behandeling heeft het lid Leijten een amendement ingediend (Kamerstuk 35 868, nr. 13) dat als doel heeft de subdelegatie naar ministeriële regeling in de Wet digitale
overheid die ziet op deze erkenningsprocedure, terug te draaien. Daarnaast bevat het
amendement een bijzondere procedure van gecontroleerde delegatie.
Ik ontraad dit amendement en ik verzoek u spoedig het wetsvoorstel in stemming te
brengen. Dit met het oog op de onwenselijkheid de waarborgen die de wet biedt voor
burgers en voor een goed functionerende digitale overheid nog langer uit te stellen.
De redenen waarom ik dit amendement ontraad, zijn als volgt. In de bij u op dit moment
voorgehangen AMvB’s op basis van de grondslagen die het lid Leijten wenst aan te passen,
worden functionaliteiten geregeld die rechtstreeks sturen op de waarborgen die de
wet stelt. Voorbeelden van in deze AMvB’s geregelde materie zijn:
-
– verplichting om gegevens van burgers gescheiden op te slaan;
-
– vestigingseisen in EU-land (voor aanspreekbaarheid van bedrijven die inlogmiddelen
aanbieden);
-
– inzagerechten voor burgers;
-
– het borgen van de veiligheid van de beschikbare open source oplossingen, bijvoorbeeld
door de aanwezigheid van ondersteuning door een actieve community, en continuïteit
van inlogmiddelen bij het gebruik daarvan.
In de onderliggende ministeriële regeling worden meer praktisch/technische zaken geregeld
die snel (moeten) kunnen wijzigen, zoals:
-
– openingstijden van de helpdesk;
-
– onderhoudstijden (wanneer en hoe laat updates uitgevoerd mogen worden);
-
– de vormvereisten voor een aanvraag (d.w.z. wat een bedrijf allemaal aan informatie/stukken
moet indienen om het middel te laten erkennen);
-
– aanwijzen van functies waarvoor open source software moet worden ingezet, bijvoorbeeld
het aanvraagproces voor de gebruiker en de inlogfunctie.
De zaken die in de ministeriële regeling worden geregeld lenen zich vanwege hun praktische
en vaak gedetailleerde aard minder goed voor regeling op het niveau van algemene maatregel
van bestuur1.
Ik gaf in het debat reeds aan deze ministeriële regeling voor het zomerreces te zullen
delen met uw Kamer. Dat geeft uw Kamer de gelegenheid de algemene maatregel van bestuur
waarop het amendement ziet en de onderliggende regeling ruim voor inwerkingtreding
van de wet nog te bestuderen en mij van uw eventuele wensen voor aanpassing te voorzien.
Ik ben zeer bereid met u hierover van gedachten te wisselen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen