35 851 Wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2022

Hierbij bied ik u de nota naar aanleiding van het nader verslag aan (Kamerstuk 35 851, nr. 17) betreffende het voorstel tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Kamerstuk 35 851). De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 24 oktober jl. het nader verslag vastgesteld. U heeft mij verzocht om hier uiterlijk op 31 oktober op te reageren. Hoewel dit een zeer krappe termijn is, kom ik graag aan dit verzoek tegemoet.

Een spoedige voortzetting van de behandeling en vervolgens inwerkingtreding van dit wetsvoorstel blijft immers van groot belang, onder meer gelet op de infractieprocedure waarover ik u eerder heb geïnformeerd. Maar ook in verband met het grote belang van een goede bescherming van klokkenluiders, zoals ook diverse leden van uw Kamer onderstrepen. Dit wetsvoorstel ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn leidt immers tot een aanmerkelijke verbetering van de positie van klokkenluiders, onder meer door de verschuiving van de bewijslast bij benadeling van een melder naar de werkgever.

Veel leden hebben hun waardering getoond voor de verbeteringen in het wetsvoorstel door de tweede nota van wijziging (Kamerstuk 35 851, nr. 12) en daarvoor ben ik hen erkentelijk. Ik ben het met hen eens dat het wetsvoorstel aanmerkelijk verbeterd is door de eerste twee nota’s van wijziging (Kamerstuk 35 851, nrs. 7 en 12).

Ten behoeve van een verdere verbetering van het wetsvoorstel bied ik u hierbij tevens een derde nota van wijziging aan (Kamerstuk 35 851, nr. 18). Daarin stel ik nog enkele aanvullende wijzigingen voor, mede naar aanleiding van de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State aan uw Kamer van 12 oktober jl. en de inbreng van de leden van uw Kamer in het nader verslag (Kamerstuk 35 851, nr. 15).

Uw uitnodiging voor een spoedige plenaire behandeling van dit wetsvoorstel zie ik graag tegemoet. Met een zo snel mogelijke inwerkingtreding van de wet ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn verbetert de bescherming van klokkenluiders aanzienlijk, worden de (vooral financiële) gevolgen van de te verwachten infractieprocedure beperkt en kan zo snel mogelijk een reële aanvang worden gemaakt met de benodigde werkzaamheden voor de zowel door uw Kamer als door mij gewenste verdere verbetering van de positie en ondersteuning van klokkenluiders.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Naar boven