35 851 Wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen

36 079 Initiatiefnota van het lid Omtzigt over voorstellen ter aanmoediging van het melden van misstanden en ter verbetering van de bescherming van klokkenluiders

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2022

In uw brief van 20 mei 2022 verzoekt u mij om de door mij aangekondigde nota van wijziging van het voorstel tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders (Kamerstuk 35 851) samen met mijn reactie op de initiatiefnota van het lid Omtzigt over voorstellen ter aanmoediging van het melden van misstanden en ter verbetering van de bescherming van klokkenluiders (Kamerstuk 36 079) en mijn antwoorden op de nog openstaande vragen uiterlijk 8 juni 2022 naar de Kamer te sturen. Daarbij geeft u aan dat uw commissie na ontvangst van deze stukken graag een technische briefing door ambtenaren van mijn ministerie wil ontvangen. U vraagt of ik daarmee kan instemmen.

Ik ben verheugd over de voortvarendheid waarmee uw Kamer aan dit dossier werkt. Die voortvarendheid deel ik. Tegelijkertijd wil ik ook tot een zorgvuldige en goede uitwerking komen. Om die reden heb ik in het debat met uw commissie op 21 april jongstleden (Kamerstuk 33 258, nr. 53) toegezegd dat u van mij vóór de zomer van 2022 een Tweede nota van wijziging tezamen met een brief met een reactie op bovengenoemde initiatiefnota, een stand van zaken over de pilots juridische en psychosociale ondersteuning en een schets van het vervolgproces ontvangt. Ik houd daarbij rekening met uw wens om voor het zomerreces een technische briefing te organiseren en stem er graag mee in dat uw Kamer een technische briefing van mijn ambtenaren ontvangt.

Tevens vraagt u of ik kan aangeven of de regering een versneld advies van de Afdeling advisering van de Raad van State heeft gevraagd, en laat u weten dat indien dat niet het geval is uw kamer voornemens is om een voorlichtingsverzoek te doen bij de Afdeling advisering. De aard van de wijzigingen in de tweede nota van wijziging zijn zodanig dat het mijns inziens niet nodig is hierover advies te vragen. Ik kan u derhalve berichten dat de regering geen versneld advies van de Afdeling advisering van de Raad van State heeft gevraagd. Uiteraard staat het uw Kamer vrij om de Afdeling advisering over de nota van wijziging te raadplegen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Naar boven