35 850 XIV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 23 juni 2021

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 10 juni 2021 voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bij brief van 21 juni 2021 zijn ze door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

De griffier van de commissie, Jansma

1

Bestaat er een verplichting voor een minimale gewasrotatie met aardappelen, bijvoorbeeld 1-op-3, en zo ja, hoe is dat wettelijk vastgelegd en zijn er bepaalde beperkingen, bijvoorbeeld het niet mogen roteren met een bepaald gewas?

Antwoord

Elk jaar op het hetzelfde perceel aardappelen telen komt in de regel niet voor; aardappelen worden veelal geteeld met een 1 op 3 rotatie. Alleen op de noordoostelijke zand- en dalgronden geldt deze verplichting niet voor consumptie en zetmeel aardappelen. Dit is vastgelegd in artikel 38 van de regeling Plantgezondheid.

Op de website van de NVWA is dit nader toegelicht:

https://www.nvwa.nl/onderwerpen/teeltvoorschriften-akkerbouw-en-tuinbouw/teeltvoorschrift-aardappelmoeheid

2

Wat is het wettelijk maximale afromingspercentage voor fosfaatrechten? Wat is dat percentage voor varkens- en pluimveerechten?

Antwoord

Artikel 32a, eerste lid, van de Meststoffenwet stelt het afromingspercentage bij overdracht van fosfaatrechten op 20%. Artikel 32a, tweede lid, sluit afroming uit bij erfopvolging, bloedverwantschap in de eerste, tweede of derde graad of overgang naar een bedrijf waarvan dit fosfaatrecht, uitgedrukt in hetzelfde aantal kilogrammen fosfaat, eerder gedurende het kalenderjaar is ontvangen.

Op dit moment vindt bij de overdracht van varkens- of pluimveerechten geen afroming plaats. Artikel 32 van de Meststoffenwet bepaalt dat bij AMvB een afromingsplicht (maximaal 25%) kan worden ingesteld bij een dreigende overschrijding van een sectorplafond voor varkens of pluimvee.

3

Kunnen boeren die geen voedsel produceren (zoals siertelers) ook aanspraak maken op de Europese landbouwsubsidies uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)? Zal dat in het nieuwe GLB ook zo zijn?

Antwoord

Siertelers kunnen inderdaad ook in aanmerking komen voor EU-landbouwsubsidies uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Voor de directe inkomenssteun uit de eerste pijler van het GLB geldt dat boeren voor de hectarevergoeding in aanmerking kunnen komen, mits het gaat om siergewassen in de volle grond. Op dit moment wordt geen aanleiding gezien om dit in het nieuwe GLB te veranderen.

Vanuit het gemeenschappelijk markt- en ordeningsbeleid (GMO), dat eveneens deel uit maakt van de eerste pijler van het GLB, kunnen lidstaten onder het nieuwe GLB besluiten om in het Nationaal Strategisch Plan (NSP) te voorzien in steun voor operationele programma’s van producentenorganisaties in andere sectoren dan de groenten- en fruitsector. Het moet in dat geval om EU-erkende producentenorganisaties gaan, waarbij het budget afkomstig is uit de eerste pijlermiddelen van de lidstaat. Het NSP van Nederland ligt nog niet vast, maar het ligt niet voor de hand om te voorzien in deze vorm van EU-steun voor de sierteeltsector. Dit gelet op het beperkte budget en het feit dat de sierteeltsector de markt uitstekend weet te vinden.

Voor het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) uit de tweede pijler van het GLB zijn er voor siertelers diverse mogelijkheden om aanspraak te maken op subsidie. Het gaat dan om de POP-maatregelen Kennisoverdracht en voorlichting, Investeringen en Samenwerkingsprojecten. Dit zal in het nieuwe GLB naar verwachting ook het geval zijn.

4

Welke landen (of regio's) hebben momenteel een derogatie op de Nitraatrichtlijn, en tot welke jaren zijn die verleend?

Antwoord

Aan Ierland is derogatie van de Nitraatrichtlijn verleend voor de periode 2018 tot en met 2021. Aan België is voor Vlaanderen een derogatie verleend voor de periode 2019 tot en met 2022. Aan Denemarken is een derogatie verleend voor de periode 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2024. Aan het Verenigd Koninkrijk is in 2019 een derogatie verleend voor Noord-Ierland voor de periode 2019 tot en met 2022.

De derogatie van Nederland loopt tot en met 2021. Zoals aangegeven in mijn brief van 13 april jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 393) is een derogatie vanaf 2022 geen gegeven.

5

U heeft uiteengezet waarom er een kasschuif plaatsvindt voor de regeling Sanering Varkenshouderij van 2020 naar 2021, maar waarom schuift een deel van de uitgaven ook door van 2021 naar 2022?

Antwoord

Om ondernemers meer tijd te geven heb ik in voorkomende gevallen de termijn van acht weken, op verzoek van ondernemers en veelal ondersteund door de betreffende gemeente, verlengd. Ondernemers hebben uiteindelijk tot 1 april 2021 de tijd gekregen om een getekende overeenkomst in te dienen, waarmee de termijn van acht weken in de praktijk, afhankelijk van de datum waarop de individuele subsidiebeschikking was verstrekt, zes tot acht maanden bedroeg.

Daarnaast kwam vanuit de sector het signaal dat er een tekort aan capaciteit bij sloopbedrijven dreigde te ontstaan, waardoor de voor sloop gestelde termijn van 14 maanden na de datum van subsidiebeschikking voor een deel van de ondernemers niet haalbaar was. Ik heb daarop de termijn voor sloop verlengd naar 24 maanden1.

Op basis van deze informatie is een nieuwe raming van de uitgaven gemaakt.

6

Kunt u aangeven waar de € 4,8 miljoen voor de PAS-melders exact aan uitgegeven zal worden?

Antwoord

De initiatiefnemers van meldingen zijn gevraagd om de gegevens aan te leveren waarmee het bevoegd gezag een verificatie van de melding kan uitvoeren. Dat is nodig om de vergunningen juridisch zo stevig als mogelijk te maken. De initiatiefnemers moeten kosten maken voor het verzamelen en aanleveren van de gegevens, veelal via adviesbureaus. Aangezien de initiatiefnemers een deel van deze kosten ook al hebben gemaakt bij het doen van de oorspronkelijke melding, is er sprake van dubbele kosten. Met het opgenomen bedrag verzorgt het Rijk een tegemoetkoming voor deze dubbele kosten.

7

Wanneer zullen de subsidieregelingen voor investeringen in kunstmestvervanging en mestverwerking en de Regeling waterbassins opengaan? Waarom heeft dit vertraging opgelopen?

Antwoord

Voor beide regelingen geldt dat ze meer tijd kosten dan verwacht. Dat heeft onder andere te maken met de complexiteit van het onderwerp en de meer beperkte afstemmingsmogelijkheden in coronatijd.

Voor de regeling kunstmestvervanging zijn momenteel informerende vragen aan de Europese Commissie gesteld met betrekking tot staatsteun. Het antwoord op deze vragen is van belang voor de uitwerking en de doorlooptijd van het opstellen van de regeling. Openstelling van de regeling staat gepland voor de tweede helft van 2021.

Momenteel wordt verkend in hoeverre de subsidieregeling voor waterbassins onderdeel kan uitmaken van het Europees Herstelfonds, welke gekoppeld is aan de POP3+-regelingen. Hierbij zouden uitvoeringsvoorwaarden kunnen worden gehanteerd, die bijdragen aan een doelmatigere besteding van de middelen. Openstelling hiervan is voorzien in januari 2022.

Naar boven