35 808 Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van aanvullende maatregelen voor het internationaal personenverkeer in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 april 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 58nc wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. personen die korter dan een bij ministeriële regeling te bepalen aantal uren in een krachtens artikel 58nb, eerste lid, aangewezen gebied hebben verbleven of ingeval van een overschrijding van dat aantal uren uitsluitend op doorreis waren en in dat verband noodzakelijke tussenstops hebben gemaakt waarbij het vervoermiddel slechts kort is verlaten of een overstap hebben gemaakt waarbij de overstapplaats niet is verlaten;

2. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. personen komend vanuit een krachtens artikel 58nb, eerste lid, aangewezen gebied die voorafgaand aan de inreis ten minste een bij ministeriële regeling te bepalen aantal dagen aaneengesloten in een niet krachtens artikel 58nb, eerste lid, aangewezen gebied hebben verbleven;

3. Het tweede lid komt te luiden:

2. Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van personen worden aangewezen op wie de verplichting, bedoeld in artikel 58nb, eerste lid, eveneens niet van toepassing is.

B

In het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 58ng wordt in het eerste lid, onderdelen c en e, «op verzoek» telkens vervangen door «op diens verzoek».

C

Het in artikel I, onderdeel F voorgestelde artikel 58v, tweede lid, komt te luiden:

2. De op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt € 339.

D

Het in onderdeel H voorgestelde artikel 68kb wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De op grond van artikel 58v, eerste lid, op te leggen bestuurlijke boete bedraagt USD 218.

E

Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

In artikel VIII, eerste lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 wordt «en 68ka» vervangen door «, 68ka en 68kb».

Toelichting

Onderdeel A

In artikel 58nc is geregeld welke categorieën van personen zijn uitgezonderd van de quarantaineplicht. Onderdeel b van het eerste lid ziet op personen die slechts voor korte duur in het aangewezen zeer hoogrisicogebied verblijven. Het voornemen is om daarbij uit te gaan van een tijdsduur van 12 uur. Het is evenwel niet uitgesloten dat voor personen op doorreis die tijdsduur niet altijd gehaald kan worden, bijvoorbeeld omdat de transfertijd tussen twee vluchten langer dan 12 uur duurt. Onderdeel b wordt aldus aangepast dat ingeval van een doorreis ook bij een overschrijding van het aantal uren nog steeds een uitzondering op de quarantaineplicht geldt. Daarbij is wel vereist dat de persoon op doorreis uitsluitend noodzakelijke tussenstops heeft gemaakt waarbij het vervoermiddel slechts kort is verlaten (bijvoorbeeld om te tanken of voor toiletbezoek) of een overstap heeft gemaakt waarbij de overstapplaats niet is verlaten. Een vliegtuigpassagier die de luchthaven verlaat en een nacht in een hotel in de stad gaat verblijven, valt dus niet onder de uitzondering van onderdeel b. Vanwege deze beperkingen zal het aantal extra uren dat een reiziger op doorreis in het aangewezen zeer hoogrisicogebied verblijft, gelimiteerd worden door de tijdspanne die nodig is om de doorreis te voltooien. Om die reden is geen aanleiding gezien om ten aanzien van de overschrijding nog een nadere beperking in tijd op te nemen.

De aanpassing van onderdeel c van het eerste lid is meer technisch van aard. Duidelijker tot uitdrukking is gebracht dat dit onderdeel ziet op reizigers die uit een aangewezen zeer hoogrisicogebied komen, maar voor inreis in Nederland dermate lang in een niet-aangewezen zeer hoogrisicogebied hebben verbleven dat voor hen geen quarantaineplicht meer geldt. Ter illustratie: als Polen als zeer hoogrisicogebied geldt, dan is de reiziger die vanuit Polen naar Nederland reist in principe quarantaineplichtig. Als Duitsland echter niet als zeer hoogrisicogebied geldt en de reiziger voor inreis in Nederland eerst het minimaal bepaalde aantal dagen in Duitsland heeft verbleven, is de reiziger op grond van onderdeel c uitgezonderd van de quarantaineplicht.

Tot slot wordt het tweede lid hergeformuleerd. Bij nader inzien was de tekst van de delegatiegrondslag te beperkt geformuleerd, waardoor bijvoorbeeld gevaccineerde personen niet zouden kunnen worden aangewezen als uitzonderingscategorie.

Onderdeel B

Dit onderdeel behelst louter twee technische aanpassingen in artikel 58ng.

Onderdelen C en D

Zoals in paragraaf 7.1 van de memorie van toelichting is vermeld, heeft de expertwerkgroep geadviseerd om de hoogte van de bestuurlijke boete op een bedrag van niet meer dan € 340 te bepalen. Een boete van € 340 of minder geldt namelijk als een «lichte» boete waarvoor op grond van artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook een lichte procedure geldt. De burgemeester en de bevoegde toezichthouder kunnen van de overtreding een boeterapport opmaken op grond van artikel 5:48 van de Awb en de betrokkene horen op grond van artikel 4:8 van de Awb, maar zijn hiertoe niet verplicht. Hierdoor kan het instrument van de bestuurlijke boete snel worden ingezet bij een geconstateerde overtreding van de quarantaineplicht en dit verhoogt de effectiviteit van de handhaving. In de reactie op het advies van de expertwerkgroep is aangegeven dat in de handreiking voor gemeenten zal worden aangesloten bij de voorgestelde hoogte van het boetebedrag op te leggen in concrete gevallen. Daarbij is abusievelijk echter niet onderkend dat om de voorbereiding van de boetebesluiten buiten de reikwijdte van artikel 5:53 van de Awb te houden, in het voorgestelde artikel 58v in algemene zin het boetebedrag niet hoger dan € 340 mag zijn. Op dit punt had dus niet moeten worden aangesloten bij de Aanwijzingen voor de regelgeving, die het uitgangspunt voorschrijven dat bij het vaststellen van de maximale bestuurlijke boetehoogte wordt verwezen naar een van de boetecategorieën uit het Wetboek van Strafrecht (Ar 5.43). Deze omissie wordt hierbij hersteld door in artikel 58v, tweede lid, alsnog – conform het advies van de expertwerkgroep – het boetebedrag op € 339 te bepalen. In het licht van het doel van de quarantaineplicht wordt dit als een evenredig, doch effectief bedrag beschouwd.

Voor Caribisch Nederland wordt het boetebedrag vastgesteld op USD 218. Hierbij is de volgende berekening gehanteerd: het hiervoor genoemde boetebedrag van € 339 betreft 77,93% van het bedrag van € 435, zijnde het bedrag van de eerste boetecategorie op grond van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Voor Caribisch Nederland bedraagt het bedrag van de eerste boetecategorie op grond van artikel 27, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht BES USD 280. Een percentage van 77,93% van dat bedrag levert afgerond USD 218 op.

Onderdeel E

In artikel VIII, eerste lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 is het tijdelijke karakter van die wet bevestigd. Met dit onderdeel wordt alsnog geregeld dat ook artikel 68kb vervalt, indien hoofdstuk Va en de elders in de Wet publieke gezondheid opgenomen bepalingen komen te vervallen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven