35 807 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van testbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet testbewijzen covid-19)

Nr. 17 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER STAAIJ

Ontvangen 29 april 2021

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel C, wordt in het voorgestelde artikel 58ra na het zesde lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Het is eenieder verboden voor andere activiteiten of voorzieningen dan waarvoor op grond van het eerste lid of voor een andere onderwijsinstelling dan waarvoor op grond van het tweede lid regels zijn gesteld om door voorwaarden of maatregelen eisen te stellen met betrekking tot het beschikken over een testuitslag voor deelname aan of toegang tot de activiteit of voorziening.

II

In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 64a wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. De ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van artikel 58ra, zevende lid, verstrekken elkaar uit eigen beweging en desgevraagd de gegevens, waaronder persoonsgegevens over de gezondheid als bedoeld in artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming, die van belang zijn voor de uitoefening van hun toezichthoudende taak.

2. In het tweede lid wordt «eerste lid» vervangen door «eerste lid en lid 1a».

III

In artikel I, onderdeel D, wordt na onderdeel 2 een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 2a. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2a. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met artikel 58ra, zevende lid.

Toelichting

De regering geeft in de toelichting aan dat de mogelijkheid van onverplicht toegangsbeleid niet wordt verboden omdat dit de vrijheid van ondernemingen en instellingen onnodig zou inperken. De indiener vindt burgers altijd vrij toegang moeten houden tot essentiële activiteiten en voorzieningen, zoals bijvoorbeeld het openbaar vervoer, overheidsgebouwen, autogarages of buurthuizen. Hij vindt het onwenselijk dat de mogelijkheid wordt opengelaten dat ondernemingen en instellingen een onverplicht toegangsbeleid kunnen voeren. Hij stelt daarom voor om alsnog een expliciet verbod in de wet op te nemen voor het voeren van een toegangsbeleid met testbewijzen voor alle denkbare activiteiten en voorzieningen behalve voor die activiteiten en voorzieningen die genoemd worden in artikel 58ra. Toezicht op de naleving van dit verbod wordt op eenzelfde manier geregeld als het toezicht op en de handhaving van de antimisbruikbepaling die in de wet is opgenomen voor de notificatieapplicatie CoronaMelder.

Van der Staaij

Naar boven