Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 maart 2021
Conform uw verzoek van 26 maart 2021 doen wij verslag van de opdracht tot een verkenning
die wij op 18 maart hebben aanvaard en op 25 maart hebben afgebroken (Kamerstuk 35 788, nr. 3). Wij hebben op vrijdag 19 maart een gesprek gevoerd met de voorzitter van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal. Op maandag en dinsdag 22 en 23 maart ontvingen wij de 17
lijsttrekkers die in de nieuwe Tweede Kamer zijn gekozen. De 17 gesprekken kenden
dezelfde opbouw. Wij vroegen de lijsttrekkers om een duiding van de verkiezingsuitslag,
om (inhoudelijke) thema’s die zij van belang achten voor het Tweede Kamerdebat over
de verkiezingsuitslag en voor de coalitievorming, om coalitie-mogelijkheden en -onmogelijkheden
inclusief de positie van de betrokken partij daarin. Veertien van onze gesprekspartners
hebben de input namens hun fracties in een brief aan de verkenners verwoord. In de
bijlage treft u die stukken aan1. De overige lijsttrekkers hebben geen brief gestuurd of notitie achtergelaten.
Op donderdag 25 maart stonden vervolggesprekken gepland. Met de voorbereiding daarvan
waren wij ‘s ochtends begonnen toen mevrouw Ollongren bericht kreeg over haar positieve
corona testuitslag. De voorbereiding is toen afgebroken.
In dit verkenningsproces hebben wij een aantal fouten gemaakt.
In het voorbereidingsmemo met aandachtspunten voor de gesprekken, wordt onder meer
de naam van de heer Omtzigt genoemd in combinatie met de woorden «functie elders».
Wij willen hier heel duidelijk over zijn: dit had niet mogen gebeuren. Dit had niet
mogen gebeuren omdat de heer Omtzigt een gekozen volksvertegenwoordiger is. Dit had
niet mogen gebeuren omdat het vanzelfsprekend niet aan verkenners is zich te bemoeien
met mogelijke personele aangelegenheden. Dit is al met al zeer ongepast.
In de tweede plaats heeft mevrouw Ollongren het memo (dat dus niet deze notie had
mogen bevatten) onbedoeld getoond bij het verlaten van het Binnenhof. Deze openbaarmaking
ervan berokkende schade aan het formatieproces en tevens aan (leden van) het CDA.
Wij betreuren dat zeer. Wij bieden voor deze fouten uw Kamer onze diepgevoelde excuses
aan.
Over de totstandkoming van het memo het volgende. Geen van de fractievoorzitters heeft
met ons gesproken over de heer Omtzigt. Geen van de fractievoorzitters heeft met ons
gesproken over de onderhandelingsstijl van de heer Hoekstra. Geen van de fractievoorzitters
is verantwoordelijk voor het aandragen van welke gesprekspunten dan ook. Evenmin zijn
de media indirect verantwoordelijk voor de woorden «functie elders» over de heer Omtzigt
– deze eerder onbedoeld gewekte suggestie nemen wij graag weg.
Er zijn slechts twee mensen verantwoordelijk voor het bestaan en de inhoud van het
memo en dat zijn wij, ondertekenaars van deze brief.
Vanwege het afbreken van de verkenning kunnen we aan uw Kamer geen eindverslag uitbrengen.
Tot het verschaffen van nadere inlichtingen in een debat met uw Kamer zijn wij – in
alle deemoed – vanzelfsprekend bereid.
K. Ollongren A. Jorritsma-Lebbink