35 772 Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met de invoering van een centrale voorziening ter ondersteuning van de colleges van burgemeester en wethouders bij het onderzoek of een persoon als ingezetene in de basisregistratie personen op een adres in de gemeente dient te worden ingeschreven alsmede naar de juistheid van de gegevens betreffende het adres van een ingezetene in de basisregistratie personen

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 oktober 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Boven de tekst wordt de aanduiding «A» geplaatst.

2. Voor onderdeel A (nieuw) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

aA

In artikel 1.7, tweede lid, onder b, van de Wet basisregistratie personen wordt na «artikel 2.34, eerste lid,» ingevoegd «of 2.37b, eerste lid».

3. Onderdeel A (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt «Paragraaf 4a.» vervangen door «§ 4a.» en «basisregistratie personen» telkens door «basisregistratie».

b. In het voorgestelde artikel 2.37a, eerste lid, wordt «basisregistratie personen» telkens vervangen door «basisregistratie».

B

In artikel II wordt «paragraaf 4a» vervangen door «hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 4a van de Wet basisregistratie personen».

Toelichting

Deze nota van wijziging voorziet in twee wijzigingen in het voorstel van wet.1

Ten eerste wordt in onderdeel A, wijzingen 1 en 2, een verwijzing in artikel 1.7, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) opgenomen naar de nieuwe paragraaf 4a uit het wetsvoorstel. Op grond van artikel 1.7, tweede lid, van de Wet BRP is een bestuursorgaan niet verplicht om gegevens uit de basisregistratie personen (BRP) te gebruiken indien het ten aanzien van die gegevens een melding van gerede twijfel over de juistheid van betreffende gegevens (terugmelding) heeft gedaan aan het college van burgemeester en wethouders.2 Deze bepaling vormt een van de uitzonderingen op het verplicht gebruik van BRP-gegevens (artikel 1.7, eerste lid, Wet BRP). Met deze verwijzing wordt geregeld dat een bestuursorgaan ook geen authentieke gegevens hoeft te gebruiken waarover zij een terugmelding heeft gedaan aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).3 Wanneer een dergelijke terugmelding is gedaan bestaat er namelijk eveneens gerede twijfel over de juistheid van het authentieke gegeven in de BRP. Gelet daarop is het logisch dat een bestuursorgaan, ook na een terugmelding aan de Minister, dit gegeven niet langer hoeft te gebruiken. Met deze verwijzing komt aldus, als het gaat om de uitzondering op het verplicht gebruik van BRP-gegevens, voor de terugmelding aan de Minister van BZK hetzelfde te gelden als voor de terugmelding aan een college van burgemeester en wethouders.

Ten tweede worden in onderdeel A, wijziging 3, en onderdeel B redactionele omissies hersteld. Het opschrift van de nieuwe paragraaf 4a, dat het wetsvoorstel introduceert in de Wet BRP, wordt met het gebruik van het paragraafteken in lijn gebracht met de rest van de Wet BRP. Verder wordt niet meer het begrip «basisregistratie personen» gebruikt maar simpelweg «basisregistratie», gelet op de begripsbepaling uit artikel 1.1, onderdeel b, van de Wet BRP. Tot slot wordt de verwijzing in artikel II van het wetsvoorstel verbeterd waarin het overgangsrecht is geregeld.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Kamerstukken 35 772.

X Noot
2

De melding, bedoeld in artikel 2.34 van de Wet basisregistratie personen.

X Noot
3

De melding, bedoeld in artikel 2.37b van het wetsvoorstel.

Naar boven